Christen Gemeenten van God

[256]

 

 

De Wet en het Vierde Gebod [256]

(Uitgave 1.1 19981007-20000118)

 

 

 

Het Vierde Gebod behandelt de Sabbat of de rust. Dit omvat de wekelijkse Zevende Dag, de Nieuwemaansdagen, de Heilige Dagen, het Sabbatsjaar voor het land en het Jubeljaar systeem. Alle zijn verbonden met de lunaire astronomische kalender en zij moeten gehouden worden voor het welzijn van de hele mensheid (Markus 2:27). Zij staan met elkaar of zij vallen met elkaar (Kolossenzen 2:16-17)

 

 

Christian Churches of God

P.O. Box 369, WODEN ACT 2606, AUSTRALIA

E-mail: secretary@ccg.org

(Copyright ã 1998, 1999, 2000 James Dailley)

Dit artikel mag kosteloos gekopieerd en verspreid worden, mits het in zijn geheel weergegeven wordt, zonder veranderingen of weglatingen. De naam van de uitgever en het kopijrecht moeten vermeld zijn. Geen betaling mag verlangd worden van hen die de kopieën ontvangen. Korte aanhalingen zijn toegestaan in recensies en overzichten zonder het kopijrecht te schenden.

Dit artikel is te verkrijgen van het Wereld Wijde Web pagina:

http://www.logon.org and http://www.ccg.org

 

De Wet en het Vierde Gebod [256]

De wetgevende beschrijving

Er zijn wekelijkse of Zevende dag, maandelijkse of Nieuwemaansdagen, jaarlijkse of Heilige Dagen, Sabbatsjaren voor het land en Jubeljaar teruggave Sabbatten. Zij zijn alle verordineerd en zij moeten alle gehouden worden.

Deuteronomium 5:12-15 12 Onderhoud de sabbatdag, dat gij die heiligt, zoals de Here, uw God, u geboden heeft. 13 Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen, 14 maar de zevende dag is de sabbat van de Here, uw God; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw rund, noch uw ezel, noch uw overige vee, noch de vreemdeling die in uw steden woont, opdat uw dienstknecht en uw dienstmaagd rusten zoals gij; 15 want gij zult gedenken, dat gij dienstknechten in het land Egypte geweest zijt, en dat de Here, uw God, u vandaar heeft uitgeleid met een sterke hand en met een uitgestrekte arm; daarom heeft u de Here, uw God, geboden de sabbatdag te houden. (NBG)

Exodus 20:8-11 8 Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt; 9 zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; 10 maar de zevende dag is de sabbat van de Here, uw God; dan zult gij geen werk doen, gij noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch de vreemdeling die in uw steden woont. 11 Want in zes dagen heeft de Here de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag; daarom zegende de Here de sabbatdag en heiligde die. (NBG)

Het woord ‘Sabbat’

sabbat (SHD 7676) is een woord in de betekenis ophouden of rusten. Deze is een dag van eredienst (Leviticus 23:3) en een dag van rust en adem scheppen (Exodus 23:12). Deze is een teken van Gods heerschappij over de schepping en was de eerste zegening die opgetekend is en geheiligd werd of apart gezet vanaf de Adamitische schepping (Genesis 2:2-3). De Sabbat was gemaakt voor de mens (Markus 2:27) en de inachtneming ervan is verbonden met het geloof. De Sabbat werd in acht genomen door Abraham (Genesis 26:5) aan wie de waarheid gegeven was (Genesis 24:27) en die anderen de weg gewezen heeft (Genesis 24:48). Door de inachtneming bekende Israël dat zij Zijn verloste volk waren, onderworpen aan Zijn wet.

Door deze rust tonen wij ons vertrouwen in God. Het houden van de Sabbat wordt verkondigd als een zegen (Jesaja 56:2-4; 58:13; 66:23, Ezechiël 44:24; 45:17; 46:1, 3-4, 12). Israël werd berispt voor het veronachtzamen van de sabbat (Jesaja 1:13; Jeremia 17:21-27; Ezechiël 20:12-24; Amos 8:5). De lengte van Juda’s Babylonische ballingschap werd bepaald door het misbruik van het sabbatsjaar of de rust voor het land (2Kronieken 36:21).

Sabbatten als teken en zegel

De Sabbatdag is het vierde gebod en wordt gevonden in zowel Exodus 20:8-11 als Deuteronomium 5:12-15. De Sabbatdag is heilig voor de Here God (Jahovah Elohim), overeenkomstig het vierde gebod. In Exodus 20:8 lezen wij:

Exodus 20:8-11 8 Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt; 9 zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; 10 maar de zevende dag is de sabbat van de Here, uw God; dan zult gij geen werk doen, gij noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch de vreemdeling die in uw steden woont. 11 Want in zes dagen heeft de Here de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag; daarom zegende de Here de sabbatdag en heiligde die. (NBG51)

Dus het is zo, dat iedereen, zelfs het vee, kan rusten (Deuteronomium 5:14).

Want zes dagen moeten wij werken (Deuteronomium 5:13) voor het gereedmaken en behoeden en bewaren van de schepping (Genesis 2:15) en wij mogen niet werkeloos zijn (2Tessalonicenzen 3:6-11). Wat onze handen kunnen vinden om te doen, moeten we doen naar ons vermogen (Prediker 9:10). Want hetgeen u zaait, zult u ook oogsten (Galaten 6:7).

De zevende dag is de Sabbat. Deze wordt berekend als de zaterdag vanaf de Adamitische schepping. Deze wordt door alle naties gezien als een Sabbat, die valt op de zaterdag van de huidige kalender. De zevende dag is een doorgaande cyclus en kan niet aan een andere dag toegekend worden, ongeacht of het valt in een cyclus van een zonnejaar of een maanjaar.

De nieuwe wereldkalender en haar varianten, die heden ten dage voorgesteld worden, treffen de kern van de wet. De Wereld Kalender is een vaste kalender van twaalf maanden met gelijke kwartalen. De kalender is vast, omdat deze voor elk jaar dezelfde blijft.

Onze huidige kalender is niet een vaste, maar een jaarkalender. Deze is elk jaar anders. Dat komt omdat de typische 365 dagen cyclus niet geheel deelbaar is door het aantal dagen in de week. En ook duurt de astronomische maanmaand 29,5 dag.

Het gevolg van de rest van een dag is dat het jaar begint en eindigt op dezelfde weekdag. Dus het volgende jaar begint op de volgende weekdag. Daarom is er ieder jaar een nieuwe kalender nodig

Technisch gezien is onze Gregoriaanse kalender een op verschillende manieren geordende cyclus van 14 kalenders. De kalender voor het jaar, dat begint op zondag, verschilt die van waarin het jaar begint met maandag, en zo voort voor alle zeven weekdagen. Door het voorkomen van het schrikkeljaar kan elk van deze zeven kalenders weer veranderd worden, hetgeen het totaal brengt op veertien.

Wanneer wij die ene dag uit de kalender zouden verwijderen, dan zou het nieuwe jaar precies op dezelfde dag in de week beginnen als het voorgaande jaar. Wij zouden dan een vaste kalender hebben.

Wij kunnen een dag uit de kalender verwijderen zonder van het zonnejaar van ongeveer 365,24 dagen af te wijken door de dag gewoon als een wachtperiode van vierentwintig uur te beschouwen voordat wij weer de kalender zouden hervatten. Deze buiten de kalender vallende dagen, ook bekend als "blanke dagen" of "toegevoegde dagen" zouden geen weekdagen zijn. Het lijkt redelijk om deze als vakantiedagen te beschouwen, en dat is een deel van de beweegreden achter de Wereld Kalender. Deze en andere voorstellen veranderen alle de volgorde van de zevendaagse week vanaf de Adamitische schepping. Deze zevendaagse cyclus past niet in de maanmaand noch in het jaarlijkse zonnejaar.

Leviticus 23:32 laat duidelijk zien dat de dagen juist beginnen en eindigen met de avond, en niet om middernacht of in de morgen.

Leviticus 23:32 32 Het zal u een volkomen sabbat zijn en gij zult u verootmoedigen. Op de negende van de maand, des avonds, van avond tot avond, zult gij uw sabbat vieren. (NBG)

De zevende dag begint aan het einde van de zesde dag van de week, onze vrijdag bij de civiele avondschemering (zie het artikel Begin van de dag)

Dit wordt bevestigd door Paulus in Handelingen 27:27-34 en de Misjna, een tweede-eeuwse verzameling van geschriften, die teruggaat tot de tweede eeuw BCE. Zie de tweede afdeling, Moed, Sabbat 1:3; 15:3.

Er mag op de Sabbat geen inkoop of verkoop zijn, of werk waar beloning tegenover staat. Dit betekent niet dat er geen activiteit is. Nehemia is het voorbeeld van werk op de Sabbat.

Nehemia 10:28-31 28 En het overige volk, de priesters, de Levieten, de poortwachters, de zangers, de tempelhorigen en al wie zich van de volken der landen had afgescheiden om de wet Gods te onderhouden, hun vrouwen, hun zonen en hun dochters, al wie tot de jaren des onderscheids gekomen was, 29 sloten zich aan bij hun broeders, hun voornaamsten, en verplichtten zich onder zelfvervloeking en onder ede, om te wandelen naar de wet van God, die door de dienst van Mozes, de knecht Gods, gegeven was, en om naarstig te onderhouden al de geboden, verordeningen en inzettingen van de Here, onze Here. 30 Verder verplichtten wij ons, dat wij onze dochters niet zouden geven aan de volken des lands en hun dochters niet tot vrouw zouden nemen voor onze zonen. 31 Ook dat wij, wanneer de volken des lands koopwaar en allerlei koren op de sabbatdag ten verkoop zouden brengen, van hen op de sabbat of op een heilige dag niet zouden kopen, en dat wij in het zevende jaar het land braak zouden laten liggen en geen enkele schuld zouden invorderen (NBG).

De Sabbatsordening moet gezien worden als representatief voor een ordening, die in het bijzonder geldt voor Gods volk.

Ongezuurde Broden is een teken van de wet des Heren (Deuteronomium 6:8) en van Zijn verlossing van Israël (Deuteronomium 6:10), dat door het offer van Christus zich uitstrekt tot allen die in Christus zijn (Romeinen 9:6; 11:25-26). Deze tekenen bewaren Israël voor afgoderij (Deuteronomium 11:16) omdat deze het teken en zegel zijn van de uitverkorenen des Heren (Openbaring 7:3).

Een teken, SHD 226, owth of ot is een kenmerk of herinneringsteken van iemands plicht. De Sabbatten zijn opgetekend als een teken van Gods volk. Het is een teken tussen ons en De God die ons heiligt.

Exodus 31:12-14 12 De Here zeide tot Mozes: 13 Gij dan, spreek tot de Israëlieten: maar mijn sabbatten moet gij onderhouden, want dat is een teken tussen Mij en u, van geslacht tot geslacht, zodat gij weet, dat Ik de Here ben, die u heilig. 14 Gij zult de sabbat onderhouden, want deze is iets heiligs voor u; wie hem ontheiligt, zal zeker ter dood gebracht worden, want ieder die daarop werk verricht, zal uitgeroeid worden uit het midden van zijn volksgenoten. (NBG)

Het wordt vaak en onjuist aangenomen dat de Sabbatten, die hier vermeld worden slechts het meervoud zijn van de wekelijkse Sabbat. Dat is onjuist. De Sabbatten strekken zich hier uit over het hele bereik van verering over de Nieuwemaansdagen, Heilige Dagen en de volledige Jubeljaarordening met de economische betekenis. Ter dood gebracht worden is ook geestelijk en beschermt voortdurend het verbondsvolk tegen afgoderij.

De Sabbat is niet uitsluitend een teken voor de Gemeente van God; het is ook een teken van het verbondsvolk, dat nog niet in de Gemeente geroepen is. Als dit het teken zou zijn van de uitverkorenen, dan zouden Judaïsme en de Sabbatsvierende Binitariërs en Trinitariërs ook deel hebben aan de eerste opstanding. Dat hebben zij niet.

Het tweede teken is het Pascha en het Feest der Ongezuurde Broden.

Exodus 13:9-10 9 Het zal u zijn als een teken op uw hand en als een herinnering tussen uw ogen, opdat de wet des Heren in uw mond zij; want met een sterke hand heeft de Here u uit Egypte geleid. 10 Gij zult deze inzetting onderhouden op haar vaste tijd, van jaar tot jaar. (NBG)

De Verzoendag is een ander teken van het verbondsvolk. Het verzuimen om de Verzoendag te vieren is strafbaar door de verwijdering uit het midden van zijn volk; met andere woorden uit het verbondslichaam van Israël, dat de Gemeente is (Leviticus 23:29; Romeinen 9:6-8).

Leviticus 23:26-32 26 En de Here sprak tot Mozes: 27 Maar op de tiende van die zevende maand is de Verzoendag; een heilige samenkomst zult gij hebben en gij zult u verootmoedigen en de Here een vuuroffer brengen. 28 Op die dag zult gij generlei arbeid verrichten, want het is de Verzoendag, om over u verzoening te doen voor het aangezicht van de Here, uw God. 29 Want ieder die zich op die dag niet zal verootmoedigen, zal uitgeroeid worden uit zijn volksgenoten. 30 Ieder die enige arbeid verricht op die dag, zal Ik verdelgen uit het midden van zijn volk. 31 Generlei arbeid zult gij verrichten: het is een altoosdurende inzetting voor uw geslachten, in al uw woonplaatsen. 32 Het zal u een volkomen sabbat zijn en gij zult u verootmoedigen. Op de negende van de maand, des avonds, van avond tot avond, zult gij uw sabbat vieren. (NBG)

De Verzoendag wordt ook gebruikt om het Jubeljaar af te kondigen, want het Jubeljaar is de grondslag van Gods ordening voor het regelen van de menselijke zaken op aarde. Het is een volkomen Sabbat, een Shabbath Shabbatown wat de heiligheid ervan benadrukt (zie SHD 7677). De geestelijke betekenis van het Jubeljaar komt later aan de orde.

Leviticus 25:8-12 8 Voorts zult gij u zeven jaarsabbatten tellen, zevenmaal zeven jaren; zodat de dagen van de zeven jaarsabbatten negenenveertig jaren zijn. 9 Dan zult gij bazuingeschal doen rondgaan in de zevende maand op de tiende van de maand; op de Verzoendag zult gij de bazuin doen rondgaan door uw ganse land. 10 Gij zult het vijftigste jaar heiligen en vrijheid in het land afkondigen voor al zijn bewoners, een jubeljaar zal het voor u zijn, dan zal ieder van u tot zijn bezitting en tot zijn geslacht terugkeren. 11 Een jubeljaar zal dit vijftigste jaar voor u zijn, dan zult gij niet zaaien en wat dan vanzelf opkomt zult gij niet oogsten en dan zult gij de ongesnoeide wijnstok niet aflezen. 12 Want het zal u een jubeljaar zijn, heilig zal het u zijn; van de akker zult gij eten wat hij opbrengt. (NBG)

De Verzoendag staat in het bijzonder los van het type offerandes dat gerelateerd is aan de overvloed en persoonlijke zegeningen. Dit is ook het geval met de Bazuinendag. Dit komt omdat deze dagen geen verband houden met menselijke activiteit of onderneming. De heilige Verzoendag is in het bijzonder een dag van volkstelling met een heffing.

Exodus 30:11-16 11 De Here sprak tot Mozes: 12 Wanneer gij het getal der Israëlieten bij de telling opneemt, dan zullen zij, ieder voor zijn leven, aan de Here een zoengeld geven, wanneer men hen telt, opdat er onder hen geen plaag zij bij de telling. 13 Dit zal ieder die tot de getelden gaat behoren, geven: een halve sikkel, gerekend naar de heilige sikkel (deze sikkel is twintig gera); een halve sikkel is de heffing voor de Here. 14 Ieder die tot de getelden gaat behoren van twintig jaar oud en daarboven, zal de heffing voor de Here geven. 15 De rijke zal niet meer noch de arme minder dan een halve sikkel opbrengen, om die te geven als heffing voor de Here ter verzoening voor uw leven. 16 En gij zult het geld der verzoening van de Israëlieten nemen en het bestemmen voor de dienst in de tent der samenkomst; het zal voor de Israëlieten tot een gedachtenis zijn voor het aangezicht des Heren ter verzoening voor hun leven. (NBG51)

De belasting of heffing op Verzoendag diende voor het tellen van de uitverkorenen van Israël. Het is een vastgesteld gewicht per persoon, en het is onafhankelijk van de omstandigheden van de afzonderlijke persoon. Het tellen van Israël werd door God gedaan bij de grondlegging van de wereld (Openbaring 17:8) en het gewicht van de vastgestelde heffing werd eenmaal en voor allen betaald door Jezus Christus (Romeinen 6:10). De vastgestelde heffing geeft aan dat voor het behoud betaald is, onafhankelijk van de persoonlijke fysieke omstandigheden, maar door het offer van Christus, eenmaal voor allen gebracht (Hebreeën 7:27, 9:26, 10:10; 1Petrus 3:18). Het houden van een inzameling op Verzoendag valt juist de geschiktheid van het offer van Jezus Christus aan.

Daarom zijn er slechts drie inzamelingen, zoals vastgesteld in Exodus 23:14-18, 34:24; Deuteronomium 16:16; 1Koningen 9:25 en zij moeten ingezameld worden vóór de morgen van de eerste dag van elk feest.

Exodus 23:14-18 14 Driemaal in het jaar zult gij Mij een feest houden. 15 Het feest der ongezuurde broden zult gij onderhouden; zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten, zoals Ik u geboden heb, op de bepaalde tijd van de maand Abib, want daarin zijt gij uit Egypte getrokken; maar men zal niet met ledige handen voor mijn aangezicht verschijnen. 16 Ook het feest van de oogst, der eerstelingen van uw vruchten, die gij op de akker zaaien zult; en het feest der inzameling aan het einde des jaars, wanneer gij uw vruchten van de akker ingezameld hebt. 17 Driemaal in het jaar zullen al uw mannen voor het aangezicht van de Here Here verschijnen. 18 Gij zult het bloed van mijn slachtoffer niet met iets gezuurds offeren, noch zal het vet van mijn feestoffer de nacht overblijven tot de morgen. (NBG)

Een teken of owth werd voor het eerst gebruikt in Genesis 9:12. De boog was Gods teken ter herinnering aan Zijn belofte dat Hij niet de aarde voor een tweede maal met een vloed zou verderven. God gebruikt tekens die zullen aantonen wie met Hem een bijzondere relatie hebben.

Het oorspronkelijke en belangrijkste teken van het verbondsvolk was de besnijdenis (Genesis 17:10-14). Deze fysieke handeling was een zegel. Het is nu geestelijk en geldt ook voor vrouwen vanaf hun doop (zie het artikel Berouw en Doop [052]). Dit was het doel geweest van het begin (Deuteronomium 10:15-17) maar het vereist ook Gods deelname.

Deuteronomium 30:6 6 En de Here, uw God, zal uw hart en het hart van uw nakroost besnijden, zodat gij de Here, uw God, liefhebt met geheel uw hart en met geheel uw ziel, opdat gij leeft. (NBG)

De doop met de ontvangst van de Heilige Geest is het eerste teken van de uitverkorenen, door het bloed van Jezus Christus, in het ene lichaam (Matteüs 28:19; Handelingen 1:5; 11:16; Romeinen 6:3; 1Korintiërs 12:13; Hebreeën 9:11-28). Deze tekens van de wet, de Sabbat en het Pascha, zijn in het bijzonder bestemd om te beschermen tegen afgoderij (Deuteronomium 11:6). Deze twee tekens functioneren als de zegels op de hand en het voorhoofd van de uitverkorenen des Heren.

Met de Heilige Geest vormen zij de grondslag van het verzegelen in Openbaring 7:3 in het laatst der dagen. Het teken van de uitverkorenen is aldus gericht op het eerste gebod. Christus heeft gezegd De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen (Matteüs 4:10; Lucas 4:8). Onze dienen is aanbidding volgens het Bijbelse woord en deze verklaring stelt dat er slechts één is, die aanbeden mag worden, God de Vader. Jahoshua, Zijn gezalfde mag niet aanbeden worden.

De Sabbat is een teken van de Gemeente Gods, maar de Sabbat is niet het teken. Het belangrijkste teken is de Godheid. De Bijbelse Unitaire structuur is dat er Eén God is (Deuteronomium 6:4; 1Korintiërs 8:4) die wij kunnen kennen (Hosea 8:2, 13:4). Van ons wordt verlangd dat wij zowel Hem kennen (Galaten 4:8-9) als Zijn wil (Handelingen 22:14).

Ons wordt verteld dat wij onderscheid moeten maken tussen De God en Zijn Christus (Johannes 17:3) en het is tot onze eeuwige beschaming wanneer wij dat niet doen of kunnen (1Korintiërs 15:34). Het besef dat Jahovah Sebaot, de Heer der Heerscharen, de Ene Waarachtige God is, is fundamenteel voor het geloof.

De doop is het tweede teken en de ontvangst van de Heilige Geest is het verborgen teken.

De uiterlijke tekens zijn de Sabbatten, en de Maaltijd des Heren/ Pascha die de tekens van de wetten Gods zijn. Dit wordt gevolgd door de Nieuwemaansdagen en de Heilige Dagen. De Sabbatten worden de mensheid onthouden vanwege afgoderij.

Ezechiël 20:16-20 16 omdat zij mijn verordeningen verwierpen, niet naar mijn inzettingen wandelden en mijn sabbatten ontheiligden, want hun hart ging uit naar hun afgoden. 17 Maar Ik ontzag hen, zodat Ik hen niet verdierf en geen einde aan hen maakte in de woestijn.

18 Toen zeide Ik tot hun zonen in de woestijn: Wandelt niet naar de inzettingen van uw vaderen, onderhoudt hun verordeningen niet en verontreinigt u niet met hun afgoden. 19 Ik ben de Here, uw God, wandelt naar mijn inzettingen en onderhoudt naarstig mijn verordeningen. 20 Heiligt mijn sabbatten, dan zullen deze een teken zijn tussen Mij en u, opdat gij weet, dat Ik, de Here, uw God ben. (NBG)

De verontreiniging van de Sabbatten komt voort uit afgoderij. De Sabbatten omvatten alle dagen die gereserveerd zijn voor de aanbidding van God volgens Zijn Kalender, gebaseerd op de juiste inachtneming van de Nieuwemaansdagen. God straft de natie voor het falen Hem te eren en Zijn wetten te houden.

Ezechiël 20:21-24 21 Maar die zonen waren weerspannig tegen Mij; zij wandelden niet naar mijn inzettingen en onderhielden geenszins mijn verordeningen; de mens die ze opvolgt, zal daardoor leven. Mijn sabbatten ontheiligden zij, zodat Ik overwoog mijn grimmigheid over hen uit te storten, mijn toorn ten volle over hen te doen komen in de woestijn. 22 Maar Ik trok mijn hand terug en handelde ter wille van mijn naam, om die niet te ontheiligen ten aanschouwen van de volken voor wier ogen Ik hen had uitgeleid. 23 Nochtans zwoer Ik in de woestijn, dat Ik hen zou verstrooien onder de volken en verspreiden over de landen, 24 omdat zij mijn verordeningen niet opvolgden, mijn inzettingen verwierpen, mijn sabbatten ontheiligden en omdat hun ogen gevestigd waren op de afgoden van hun vaderen. (NBG)

De Sabbatten zijn onafscheidelijk van het eerste gebod en de wet. De natie wordt gestraft voor het falen al de aspecten van Gods wet te houden (Zacharia 14:16-19).

De Sabbat is een teken van onze trouw en van onze verlossing tot de rust van God. De Sabbat verlaten is de hope Gods verlaten. Daarom worden wij heden ten dage vervolgd voor het houden van de Sabbatten des Heren.

Iedereen die de Sabbat verontreinigt zal ter dood gebracht worden (Exodus 31:14; Numeri 32:36). Het is een teken tussen God en de Israëlieten voor altoos (Exodus 31:17). Het woord dat vertaald is met voor altoos komt van SHD 5769, olam, een woord dat de betekenis heeft van "blijvende generatie" ook wel eeuwigdurend, van lange duur, voor eeuwig of voor altijd enz.

Wij, die het Nieuwe of Vernieuwde Verbond onderhouden en volgers van de Weg zijn, zijn geestelijk Israël (Romeinen 9:4).

De voorbereiding voor de Sabbat moet de voorafgaande dag gedaan worden (Exodus 16:5) Het voedsel moet ingezameld en bereid worden, zoals het met het manna het geval was. Ieder moet op zijn plaats blijven (Exodus 16:29-30). Zij moeten in de ploegtijd en in de oogsttijd op de Sabbatdag rusten (Exodus 34:21). De handelingen van de Here door het plukken van aren op de Sabbat werd veroordeeld door hen, die van de Sabbat een last gemaakt hadden door hun mondelinge tradities eraan toe te voegen.

De Here toonde aan dat hij de Heer van de Sabbat was, niet door aan te geven, dat deze niet gehouden diende te worden, maar eerder om de wijze, waarop deze gehouden werd, te veroordelen. Het is wettig om voldoende voedsel te plukken, of om voedsel klaar te maken om deze op de Sabbat te eten volgens deze tekst en ook volgens de wet van het Oude Testament. (Matteüs 12:1-12).

Matteüs 12:1-12 1 Te dien tijde ging Jezus op de sabbat door de korenvelden en zijn discipelen kregen honger en begonnen aren te plukken en te eten. 2 Maar toen de Farizeeën dit zagen, zeiden zij tot Hem: Zie, uw discipelen doen wat men op sabbat niet mag doen. 3 En Hij zeide tot hen: Hebt gij niet gelezen wat David gedaan heeft, toen hij en die met hem waren honger kregen? 4 Hoe hij het huis Gods binnengegaan is en zij de toonbroden hebben gegeten, waarvan hij noch die met hem waren mochten eten, doch alleen de priesters? 5 Of hebt gij niet gelezen in de wet, dat op de sabbat de priesters in de tempel de sabbat schenden zonder schuldig te zijn? 6 Maar Ik zeg u: Meer dan de tempel is hier. 7 Indien gij geweten hadt, wat het zeggen wil: Barmhartigheid wil Ik en geen offerande, dan zoudt gij geen onschuldigen hebben veroordeeld. 8 Want de Zoon des mensen is heer over de sabbat.

9 En Hij vertrok van die plaats en ging in hun synagoge. 10 En zie, daar was een mens met een verschrompelde hand. En zij legden Hem de vraag voor, of het geoorloofd is op de sabbat te genezen, om Hem te kunnen aanklagen. 11 Maar Hij zeide tot hen: Wie zou er onder u zijn, die een schaap heeft en die, als dit op een sabbat in een put valt, het niet grijpen zal en eruit trekken? 12 Hoeveel gaat niet een mens een schaap te boven? Derhalve is het geoorloofd op de sabbat wel te doen. (NBG)

Het hierboven genoemde vers 3 verwijst naar 1Samuel 21:6, waar David het verboden toonbrood had gegeten (Exodus 25:30; Leviticus 24:5-8). In het bijzonder schenden de priesters in de Tempel de Sabbat zonder schuldig te zijn (Matteüs 12:5; vgl. Numeri 28:9-10; zie ook Nehemia 13:7; Ezechiël 24:21; Johannes 7:22-23).

Ons werk op de Sabbat als uitverkorenen in de eredienst is zonder schuld. In feite werden er meer offers op de Sabbat gebracht dan enige andere dag. Sommige activiteiten waarbij wijzelf betrokken kunnen zijn, kunnen ons veroordelen, door niet actief te zijn.

Christus gaf ook een gebod omtrent het genezen van zieken. Dit moet ook op de Sabbat uitgevoerd worden. Het is wettig om op de Sabbat gezond te maken en om de zieken en invaliden op de Sabbat te voeden (Lucas 6:8-10; 13:14-16; 14:3; Matteüs 12:10-13).

Johannes 7:23 23 Als een mens op sabbat de besnijdenis ontvangt, opdat de wet van Mozes niet verbroken worde, zijt gij dan op Mij vertoornd, omdat Ik op sabbat een gehele mens gezond gemaakt heb? (NBG)

Lucas 14:5 laat zien dat het belangrijk is om op de Sabbat noodsituaties op te lossen.

Dit behandelt in feite het idee van genezen op de Sabbat. De juiste zorg en voorbereiding voor de zieken en minder validen op de Sabbat is een serieuze zaak. Wanneer iemand op de Sabbat alleen moet eten en alleen blijft op de Sabbat is dit ons tot schande. Men moet zich zo op de Sabbat voorbereiden, dat zij een maximum voordeel voor de broeders bezorgen.

Markus 3:1-5 1 En Hij ging wederom een synagoge binnen en daar was een mens met een verschrompelde hand; 2 en zij letten op Hem, of Hij hem op de sabbat genezen zou, om Hem te kunnen aanklagen. 3 En Hij zeide tot de mens met de verschrompelde hand: Kom in het midden staan. 4 En Hij zeide tot hen: Is het geoorloofd op de sabbat goed te doen of kwaad te doen, een leven te redden of te doden? Maar zij zwegen stil. 5 En nadat Hij hen, zeer bedroefd over de verharding van hun hart, rondom Zich met toorn had aangezien, zeide Hij tot de mens: Strek uw hand uit! En hij strekte haar uit en zijn hand werd weder gezond. (NBG)

De les van het kalf in de put is er een van noodsituaties, maar wij moeten op tijd voorbereiden. Ezels mogen niet beladen worden (Nehemia 13:15) en de poorten moeten gesloten blijven (Nehemia 13:19). Dit betekent dat wij zelfs de mogelijkheden tot werken moeten stoppen. Lasten mogen niet gedragen worden (Jeremia 17:21) en hout mag niet gesprokkeld worden (Numeri 15:32-35). Vrachten koren mogen niet binnen gebracht worden noch de wijnpers getreden worden (Nehemia 13:15). Bij de voorbereiding kunnen en moeten al deze dagelijkse werkzaamheden ophouden.

Franjes (LU) of snoertjes (SVV) moeten op de hoeken of randen van onze kleding gedragen worden als herinnering aan de wet.

Numeri 15:37-41 37 En de Heer sprak tot Mozes: 38 Spreek tot de kinderen Israëls en zeg tot hen, dat zij zich franjes maken aan de hoeken hunner klederen, onder al uwe nakomelingen, en dat zij blauwe snoertjes op die franjes aan de hoeken zetten. 39 En de franjes zullen u daartoe dienen, dat, als gij ze aanziet, gij gedenkt aan al de geboden des Heren, en die doet; en gij zult niet volgen het goeddunken uws harten, noch uwer ogen, waardoor gij u tot afgoderij laat vervoeren. 40 Daarom zult gij gedenken en doen al mijne geboden, en heilig zijn voor uwen God. 41 Ik ben de Heer, uw God, die u uit Egypteland gevoerd heb, opdat Ik uw God zou zijn, Ik, de Heer, uw God. (LU)

Dit is persoonlijk tussen u en Jahovah uw Elohim. Op de verwaarlozing ervan staat geen straf zoals op andere schendingen van de Wet. Toch is het vereist en mag niet gebruikt worden om in het oog te lopen (Matteüs 23:5).

Voedsel en koopwaar mogen noch te koop aangeboden worden (Nehemia 10:31), noch gekocht worden (Nehemia 13:15). Zowel kopen als verkopen zijn verboden bezigheden.

De Sabbatsordening verwijst naar verlossing en leven moet gered worden (Markus 3:4; Lucas 6:9) en reddingen moeten gedaan worden wanneer dit mogelijk is (Matteüs 12:11).

Wij zullen deze volledige Sabbatsordening bestuderen en leren toepassen, niet omdat wij bang zijn voor straf, maar omdat wij onze Ene en Enige Waarachtige God liefhebben.

1Johannes 5:3 3 Want dit is de liefde Gods, dat wij zijn geboden bewaren. En zijn geboden zijn niet zwaar, (NBG)

De Sabbatten zijn geen last, maar zij moeten geestelijk rein gehouden worden (Jesaja 1:13). Zij mogen niet verontreinigd of ontheiligd worden (Jesaja 56:2, 4-7).

Jesaja 56:2 2 Welzalig de sterveling die dit doet, en het mensenkind dat daaraan vasthoudt; die acht geeft op de sabbat, zodat hij hem niet ontheiligt, en acht geeft op zijn hand, zodat zij niets kwaads doet. (NBG)

Jesaja 56:4-7 4 Want zo zegt de Here van de ontmanden, die mijn sabbatten onderhouden en verkiezen wat Mij behaagt en vasthouden aan mijn verbond: 5 Ik geef hun in mijn huis en binnen mijn muren een gedenkteken en een naam, beter dan zonen en dochters; Ik geef hun een eeuwige naam, die niet uitgeroeid zal worden. 6 En de vreemdelingen die zich bij de Here aansloten om Hem te dienen, en om de naam des Heren lief te hebben, om Hem tot knechten te zijn, allen die de sabbat onderhouden, zodat zij hem niet ontheiligen, en die vasthouden aan mijn verbond: 7 hen zal Ik brengen naar mijn heilige berg en Ik zal hun vreugde bereiden in mijn bedehuis; hun brandoffers en hun slachtoffers zullen welgevallig zijn op mijn altaar, want mijn huis zal een bedehuis heten voor alle volken. (NBG)

De Sabbat is een verlustiging, niet een treurdag (Jesaja 58:13-14). Deze zal door allen gehouden worden, wanneer zij komen om zich neer te buigen voor de Heer. Van Nieuwe Maan tot Nieuwe Maan en van Sabbat tot Sabbat (Jesaja 66:23).

Geen last mag op de Sabbat gedragen worden, zoals deze ook niet op de Sabbatdag gedragen en de poorten van Jeruzalem binnen gebracht mocht worden (Jeremia 17:21). Verheug in de Sabbat en breng vreugde in het huis van God. Breng geen last uit uw huis op de Sabbat (Jeremia 17:22) waarmee aangetoond is dat ook enigerlei werk op uw bezit op de Sabbat verboden is. De Sabbat moet geheiligd worden en afgezonderd blijven van de andere dagen.

Christus was meer dan de Tempel zoals wij ook meer zijn dan de fysieke Tempel, omdat wij de Tempel zijn (2Korintiërs 6:16) en de Sabbat gemaakt was voor ons (Markus 2:27).

Daarom moeten wij allemaal de zevendedaagse Sabbat houden als voorbereiding voor het huis dat wij moeten zijn voor God. Dit geldt voor heel de mensheid, aangezien het als een proef gegeven was voor Israël (Exodus 16:18).

De Sabbat is een eerste vereiste om het Koninkrijk van Israël te beërven, wanneer geen last door de poorten van de stad binnen gebracht wordt. Koningen en vorsten zullen zitten op de troon van David. Maar indien deze waarschuwing niet ter harte wordt genomen, dan zal de stad met vuur verbrand worden (Jeremia 17:27). De heidenen zullen spotten met haar Sabbatten (Klaagliederen 1:7 LU) ten tijde van haar ondergang. Daarom is de Sabbat het teken en de bron van minachting bij de beproeving van hen die van Gods huis zijn. Koning en priester zullen de grimmige toorn des Heren moeten dragen voor de ontheiliging van de Sabbat (Klaagliederen 2:6).

De Sabbatten zijn voor vreugde en verlustiging. Maar als straf wordt de vreugde van de Sabbatten weggenomen (Hosea 2:10).

De juiste houding moet op de Sabbat bewaard blijven. Men moet wachten totdat de Sabbat voorbij is om zaken te doen, omdat dit doorgaat in de houding van eerlijkheid, opoffering en geven (Amos 8:5). Wees altijd bewust om goed te doen en de zwakheden van allen te genezen (Lucas 13:10-16).

Lucas 23:54 laat zien dat u zich op de Sabbat moet voorbereiden. Denk vooruit, en doe goed aan elkaar. Toon dat wij elkaar liefhebben zoals Christus ons liefheeft. Laten wij groeien in geloof zoals wij allen genezen zijn (Lucas 5:5-14).

Omdat het wettig is om op de Sabbat te besnijden, is het ook wettig om uw hart te besnijden door te geven en de kracht van de Geest. Oordeelt elkaar met een rechtvaardig oordeel door het goede dat u doet op de Sabbat (Johannes 7:21-24).

Jesaja 56:2 2 Welzalig de sterveling die dit doet, en het mensenkind dat daaraan vasthoudt; die acht geeft op de sabbat, zodat hij hem niet ontheiligt, en acht geeft op zijn hand, zodat zij niets kwaads doet. (NBG)

Zegeningen zullen toenemen voor hen die de Sabbatsordening onderhouden en voor degenen die de ontheiliging van de Sabbat prediken, lezen wij:

Jeremia 10:21 21 Want verdwaasd zijn de herders, de Here zoeken zij niet; daarom hebben zij geen verstand en is heel hun kudde verstrooid. (NBG)

Herders van geestelijk Israël die niet ijverig door studie het woord onderzoeken en er gehoorzaam aan zijn, zullen geoordeeld worden en hun kudden zullen verstrooid worden! Dit oordeel kan de dood betekenen voor de afzonderlijke herders die de ontheiliging van de Wet prediken (Jesaja 66:16-24).

In de periode na Messias is volwassendoop nodig om de Geest te verwerven en het Verbond te vernieuwen. De Sabbatismos (SGD 4520) verplichtingen blijven.

Hebreeën 4:9-11 9 Er blijft dus een sabbatsrust voor het volk van God. 10 Want wie tot zijn rust is ingegaan, is ook zelf tot rust gekomen van zijn werken, evenals God van de zijne.

11 Laten wij er dus ernst mede maken om tot die rust in te gaan, opdat niemand ten val kome door dit voorbeeld van ongehoorzaamheid te volgen. (NBG)

De zevendedag Sabbat blijft op zijn plaats! Wij, die het gedoopte geestelijke Israël vormen, en die het Verbond met God vernieuwd hebben, zullen de Sabbat houden en ophouden met ons werk.

Exodus 31:12-18 12 De Here zeide tot Mozes: 13 Gij dan, spreek tot de Israëlieten: maar mijn sabbatten moet gij onderhouden, want dat is een teken tussen Mij en u, van geslacht tot geslacht, zodat gij weet, dat Ik de Here ben, die u heilig. 14 Gij zult de sabbat onderhouden, want deze is iets heiligs voor u; wie hem ontheiligt, zal zeker ter dood gebracht worden, want ieder die daarop werk verricht, zal uitgeroeid worden uit het midden van zijn volksgenoten. 15 Zes dagen mag men arbeiden, maar op de zevende dag zal er een volledige sabbat zijn, de Here geheiligd: ieder die op de sabbatdag werk verricht, zal zeker ter dood gebracht worden. 16 De Israëlieten zullen de sabbat onderhouden, door de sabbat te vieren, zij en hun nageslacht, als een altoosdurend verbond. 17 Tussen Mij en de Israëlieten is deze een teken voor altoos, want in zes dagen heeft de Here de hemel en de aarde gemaakt, en op de zevende dag heeft Hij gerust en adem geschept.

18 En Hij gaf aan Mozes, toen Hij geëindigd had met hem te spreken op de berg Sinai, de twee tafelen der getuigenis, tafelen van steen, beschreven door de vinger Gods. (NBG)

Op Zijn aangename tijd in de toekomst, zal God uit de naties mensen nemen om priester en Leviet te zijn volgens de ordening van Melchisedek. Zij en iedereen zullen komen om Hem op de Sabbatdag te aanbidden.

Jesaja 66:18-23 18 Want Ik ken hun werken en hun gedachten; de tijd komt om alle volken en talen te vergaderen; zij zullen komen en mijn heerlijkheid zien. 19 Ik zal onder hen een teken doen en Ik zal uit hen de ontkomenen zenden naar de volken; naar Tarsis, Pul en Lud, die de boog spannen, naar Tubal en Jawan, de verre kustlanden, die de tijding aangaande Mij niet hebben gehoord noch mijn heerlijkheid hebben gezien; opdat zij mijn heerlijkheid onder de volken verkondigen. 20 En zij zullen al uw broeders brengen uit alle volken als een offer voor de Here; op paarden en op wagens, op draagstoelen; op muildieren en op snelle kamelen, naar mijn heilige berg, naar Jeruzalem, zegt de Here, zoals de Israëlieten het offer in rein vaatwerk naar het huis des Heren brengen. 21 En ook uit hen zal Ik er nemen tot priesters, tot Levieten, zegt de Here. 22 Want zoals de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, die Ik maken zal, voor mijn aangezicht zullen blijven bestaan, luidt het woord des Heren, zo zal uw nageslacht en uw naam blijven bestaan. 23 En het zal geschieden van nieuwe maan tot nieuwe maan en van sabbat tot sabbat, dat al wat leeft zal komen om zich voor mijn aangezicht neer te buigen, zegt de Here. (NBG)

De praktische toepassing

De zevendedag Sabbat moet gehouden worden (uit Exodus 20:8-11; Deuteronomium 5:12-15; Hebreeën 4:9-11) als een uitdrukkelijk gebod van de Here en één van de tien geboden. Dit zijn onschendbare verordeningen voor alle mensen voor altijd. De Sabbat is heilig. Een ieder die de Sabbat ontheiligt zal de dood ondergaan en wordt afgesneden van zijn volk (Exodus 31:14-15). De zevendedag Sabbat blijft voor degenen die het nieuwe verbond in acht nemen (Hebreeën 4:9). De zevende dag begint aan het einde van de zesde dag van de week, op vrijdag aan het einde van de burgerlijke schemering. De Sabbat duurt van zonsondergang tot zonsondergang (Leviticus 23:23; Handelingen 27:27-33). Het is een eeuwigdurend verbond tussen het volk van Israël en een eeuwigdurend teken tussen hen en God, Hem erkennend als schepper (Exodus 31:15-16). Alle ware Christenen zijn geestelijk Israël en alle heidenen zullen in het volk Israël opgenomen worden (Romeinen 9:6; 11:16-25). De straf voor het ontheiligen van de Sabbat is de dood veroorzaakt door het verbeurd verklaren van de Heilige Geest en toegewezen worden aan de tweede opstanding (Openbaring 20:5).

De Sabbat is een verlustiging en moet in ere gehouden worden als de Heilige Dag des Heren. De Sabbat is niet een dag van ijdel vermaak maar één van geheiligde samenkomst (Jesaja 58:13-14). Geen werk mag gedaan worden of last gedragen (Jeremia 17:21-22) en wij zullen noch kopen (Nehemia 10:31) of verkopen (Nehemia 13:15).

De Nieuwemaansdagen

Jesaja 66:22-23 22 Want zoals de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, die Ik maken zal, voor mijn aangezicht zullen blijven bestaan, luidt het woord des Heren, zo zal uw nageslacht en uw naam blijven bestaan. 23 En het zal geschieden van nieuwe maan tot nieuwe maan en van sabbat tot sabbat, dat al wat leeft zal komen om zich voor mijn aangezicht neer te buigen, zegt de Here. (NBG)

De mensen worden geboden om op zowel de zevendedag Sabbat als de Nieuwemaansdag te aanbidden (zie ook Ezechiël 46:6, 9-10).

Ezechiël 46:1-3 1 Zo zegt de Here Here: De poort van de binnenste voorhof, die op het oosten uitziet, zal op de zes werkdagen gesloten blijven, maar op de sabbatdag geopend worden; ook op de nieuwemaansdag zal zij geopend worden. 2 De vorst zal van buiten af door de voorhal der poort naar binnen gaan, en bij de post van de poort blijven staan; dan zullen de priesters zijn brandoffer en zijn vredeoffer bereiden, waarna hij zich zal nederbuigen op de drempel der poort, en dan naar buiten gaan. De poort mag tot de avond niet gesloten worden. 3 Het volk des lands echter zal zich op de sabbatten en de nieuwemaansdagen bij de ingang van die poort voor het aangezicht des Heren nederbuigen. (NBG)

Het offer van de Nieuwemaansdag is in feite groter dan dat van de Sabbat (Ezechiël 46:4, 6). Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de Nieuwe Maan en de wekelijkse Sabbat. Beide dagen zijn heilig en geen handel is op een dezer dagen toegestaan.

Amos 8:5 5 denkend: Wanneer is de nieuwe maan voorbij, dat wij koren kunnen verkopen, en de sabbat, dat wij graan te koop kunnen bieden, met verkleining van de efa, met vergroting van de sikkel, met bedrieglijk gebruik van een valse weegschaal, (NBG)

De betekenis van de offers ten opzichte van de Nieuwemaansdagen heeft betrekking op de Gemeente en de Raden van Israël. Tenzij de Nieuwe Manen gehouden worden is het onmogelijk om Gods kalender te begrijpen (zie het artikel Gods Kalender [156]). De huidige Joodse kalender is geen juiste kalender en verhindert het herstel. Totdat Gods kalender is hersteld, kunnen de Feesten en de Nieuwemaansdagen niet gehouden worden en zo wordt herstel uitgesteld. Slechts door de Nieuwe Manen te herstellen kan de kalender en de Feesten op de juiste wijze gehouden en begrepen worden.

De Nieuwemaansdag is een van de herdenkingen des Heren die opgetekend staan in Numeri 10:10.

Numeri 10:10 10 Ook op uw vreugdedagen, op uw feesten en op uw nieuwemaansdagen zult gij een stoot op de trompetten geven bij uw brandoffers en vredeoffers; zij zullen u dienen om u voor het aangezicht van uw God in gedachtenis te brengen; Ik ben de Here, uw God. (NBG)

De Here uw God is Jahovah uw Elohim. De offers werden in Christus vervuld. De Sabbatten, Nieuwe Manen en Feesten werden niet afgeschaft.

Het feest van de Nieuwe Maan werd behandeld als Shabbatown of Heilige Sabbat. Offers werden zoals wij boven gezien hebben, gebracht ter gedachtenis.

Numeri 28:11-15 11 En bij het begin uwer maanden zult gij de Here een brandoffer brengen: twee jonge stieren, een ram, zeven gave, eenjarige schapen; 12 en drie tienden fijn meel als spijsoffer, aangemaakt met olie, bij elke stier; en twee tienden fijn meel als spijsoffer, aangemaakt met olie, bij de ene ram; 13 en telkens een tiende fijn meel als spijsoffer, aangemaakt met olie, bij elk schaap; een brandoffer, een liefelijke reuk, een vuuroffer voor de Here. 14 En de bijbehorende plengoffers zullen bestaan uit een halve hin wijn bij een stier, en een derde hin bij een ram, en een vierde hin bij een schaap. Dit is het maandelijks brandoffer in elke maand van de maanden des jaars. 15 En een geitenbok zal tot een zondoffer voor de Here bereid worden met het bijbehorend plengoffer boven het dagelijks brandoffer. (NBG)

Wij weten vanuit de bovenstaande tekst dat de Nieuwemaansdagen iedere maand waren door de maanden van het jaar. De zelfde vereisten gelden voor de Nieuwemaansdagen als voor de andere Feesten en Sabbatten.

1Kronieken 23:31 31 en evenzeer bij het brengen van alle brandoffers aan de Here, op de sabbatten, de nieuwe maanden en de feesten, gedurig voor het aangezicht des Heren staande in een aantal, als hun voorgeschreven was. (NBG)

De Nieuwemaansdagen houden het midden tussen de Sabbatten en de Feesten.

2Kronieken 31:3 3 De bijdrage van de koning, uit eigen bezit, was bestemd voor de brandoffers voor de morgenbrandoffers en avondbrandoffers, en voor de brandoffers op de sabbatten, de nieuwe maanden en de feesttijden, zoals was voorgeschreven in de wet des Heren. (NBG)

Ezra 3:5 laat ook zien dat de Nieuwemaansdagen werden hersteld. De beide grote restauraties brachten ook de herinvoering van de Nieuwe Maan met zich mee.

Ezra 3:5 5 en van toen af ook het dagelijks brandoffer, en dat voor de nieuwe maanden en voor al de heilige feesten des Heren, en voor ieder die de Here een vrijwillig offer bracht. (NBG)

De Nieuwemaansdag is het begin of de eerste dag van de maand (Numeri 10:10; 28:11). De maankalender is het kenmerk van het Heilige Volk. In een aantekening bij Exodus 12:2 vermeldt de Mekilta dat "de naties" rekenen met de zon, maar Israël met de maan (Psalm 104:19). De Sabbatten en de Nieuwemaansdagen zijn samen opgelegde rustdagen zoals wij lezen in Amos 8:5. Het moest een dag van vreugde zijn. De blijdschap die bedoeld was voor de Heilige Dagen, Nieuwemaansdagen werd weggenomen.

Hosea 2:11 11 Ik zal doen ophouden al haar vreugde, haar feest, haar nieuwemaansdag en haar sabbat, ja, al haar hoogtijden. (NBG)

Dit kwam door trouweloosheid en afgoderij. God vernietigt Zijn volk omdat het niet Zijn wetten in acht neemt. Het eindresultaat is dat Hij de rijkdom van de natie vernietigt.

Hosea 2:12 12 Dan zal Ik haar wijnstok en haar vijgenboom verwoesten, waarvan zij zeide: Die zijn het loon, dat mijn minnaars mij gaven. Ik zal ze maken tot een woud, en het gedierte des velds zal ze afvreten. (NBG)

Genesis 1:14 laat zien dat God de lichten in de hemel gesteld heeft om de dagen en de nachten vast te stellen en als tekenen en voor jaargetijden. De Nieuwe Manen bepalen de volgorde en tijd van de Feesten en gaan logischerwijze de Sabbat vóór, die de voltooiing weergeeft als de zevende dag, terwijl de Manen begonnen op de vierde dag. De lichten dienden ook om het licht van de duisternis te scheiden (Genesis 1:18). De maan laat het licht van de wereld zien binnen de duisternis die de wereld regeert. De zon wordt gebruikt om Christus af te beelden.

Maleachi 4:2-4 2 Maar voor u, die mijn naam vreest, zal de zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder haar vleugelen; gij zult uitgaan en springen als kalveren uit de stal. 3 Gij zult de goddelozen vertreden, want tot stof zullen zij zijn onder uw voetzolen op de dag die Ik bereiden zal, zegt de Here der heerscharen.

4 Gedenkt de wet van Mozes, mijn knecht, die Ik hem op Horeb geboden heb voor gans Israël, inzettingen en verordeningen. (NBG)

De vreze des Heren is de herinnering aan Gods Wet. De Sabbatten en de Nieuwemaansdagen werden op dezelfde wijze behandeld met het oog op zaken doen. Het verhandelen van koopwaar of verkoop of inkoop is en was op zowel de Nieuwemaansdag als op de Sabbat verboden.

Amos 8:4-6 4 Hoort dit, gij die fel zijt op de arme, om de weerlozen des lands te vernietigen, 5 denkend: Wanneer is de nieuwe maan voorbij, dat wij koren kunnen verkopen, en de sabbat, dat wij graan te koop kunnen bieden, met verkleining van de efa, met vergroting van de sikkel, met bedrieglijk gebruik van een valse weegschaal, 6 ten einde de geringen te kopen voor geld en de arme om een paar schoenen; en wij verkopen afval voor graan! (NBG)

Er zijn in totaal twaalf maanden met een dertiende of schrikkelmaand, die zeven maal per cyclus van negentien jaar bij een jaar wordt toegevoegd, zoals voorgeschreven is in Exodus 12:1. De volgorde van de kalender zoals vastgesteld door God in de schepping wordt bepaald door de hemellichamen. De beweging en de plaats van de hemellichamen is de bepalende factor voor de kalender. Dit zien wij door de hele Bijbel heen zich ontwikkelen en staat centraal in de wet.

Psalmen 104:19 19 Hij heeft de maan gemaakt voor de vaste tijden, de zon kent de tijd van haar ondergang. (NBG)

De maan is de bepalende factor, niet de zon. De zon geldt alleen voor de dag en als spil voor de nachtevening of wending van het jaar in Exodus 34:22, volgens SHD 8622 {tek-oo-faw'} of {tekquphah}, met de betekenis:

Voor Israël en al de mensen op het Noordelijk Halfrond is de winterzonnewende die tijd in december waarop de zon de zuidelijkste breedtegraad bereikt. Op dat moment hebben wij de kortste dag, zo rond 21/22 december. De zomerzonnewende is het moment, dat de zon de noordelijkste breedtegraad bereikt. Op dit moment hebben wij de langste dag, zo rond 21/22 juni.

De lentenachtevening is het moment waarop in maart de zon de evenaar passeert van het zuidelijke naar het noordelijke halfrond. Dag en nacht duren dan ongeveer even lang. De datum is rond 21/22 maart. De herfstnachtevening is het moment in september, dat de zon de evenaar passeert van het noordelijk halfrond naar het zuidelijk halfrond. Dag en nacht duren dan ongeveer even lang. De datum is zo rond 21/22 september.

Een tropisch jaar duurt 365,24219 dagen en een synodische maand 29,53059 dagen. Negentien tropische zonnejaren zijn dichtbij een geheel aantal synodische maanden. De werkelijke lengte van een specifiek jaar kan verschillende minuten verschillen door de invloed van de aantrekkingskracht van andere planeten. Op gelijke wijze kan de tijd tussen twee nieuwe manen verschillende uren verschillen, te wijten aan een aantal factoren, met inbegrip van veranderingen van de aantrekkingskracht van zowel de zon als de helling van de baan van de maan.

Negentien jaar is het kenmerk van een volledige cyclus. Deze periode wordt bepaald door de maan zelf, zoals deze door de seizoenen omloopt. Er gaan negentien jaar in de cyclus.

De praktische toepassing

De Nieuwemaansdagen dienen volgens de wet gehouden te worden (Numeri 10:10; 28:11-15; 1Kronieken 23:31; 2Kronieken 2:4; 8:13; 31:3). Handel werd opgeschort voor de Nieuwemaansdag én de Sabbat (Amos 8:5). Israël hield de Nieuwe Maan (Jesaja 1:13-14; Ezra 3:5; Nehemia 10:33; Psalm 81:3; Hosea 2:11) evenals de Gemeente door de eeuwen heen. De Gemeente hield de Nieuwemaansdagen met de Sabbat en Heilige Dagen (Kolossenzen 2:16). De Nieuwemaansdagen zullen in het herstel onder Messias gehouden worden (Jesaja 66:23; Ezechiël 45:17; 46:1, 3, 6) als een Sabbat, en zij zijn nu voor ons verplicht. De Nieuwemaansdag is een bevolen inachtneming zelfs voor de Heilige Dagen die zij op de bepaalde tijd vaststellen (Psalm 81:3). Dit is volgens de conjunctie (samenstand) van de maancyclus en niet volgens waarneming (Psalm 104:19).

De Heilige Dagen en Feesten

De jaarlijkse Heilige Dagen worden gevonden in Leviticus 23:1-44; Numeri 28:16-29:35 en in Deuteronomium 16:1-16. Deze jaarlijkse Heilige Dagen zijn verplichte dagen voor heilige samenkomst (Leviticus 23:4). Zij zijn gedenkdagen (Leviticus 23:43) en zij beelden het heilsplan des Heren uit.

De zeven jaarlijkse Heilige Dagen zijn:

Pascha (Leviticus 23:7; Numeri 28:18);

Laatste dag Ongezuurde Broden Leviticus 23:8; Numeri 28:25);

Pinksteren (Leviticus 23:21; Numeri 28:26);

Bazuinendag (Leviticus 23:23; Numeri 29:1);

Verzoendag (Leviticus 23:26; Numeri 29:7);

Loofhuttenfeest (Leviticus 23:35; Numeri 29:12);

Laatste Grote Dag (Leviticus ` 23:36; Numeri 29:35).

Er zijn drie jaarlijkse Feesten (Exodus 23:14). De tijd voor deze Feesten zijn vastgesteld (Ezra 3:5; Nehemia 10:33). Het woord vastgesteld komt van mow’ed (SHD 4150) en betekent "aangewezen" tijd en kan niet verschoven worden.

Het eerste is het Feest der Ongezuurde Broden, dat twee Heilige Dagen kent, Pascha op de vijftiende dag en ook de Laatste Dag der Ongezuurde Broden op de eenentwintigste dag van de eerste maand Abib.

Het tweede is het Feest der Eerstelingen of Weken of de Heilige Dag van Pinksteren (Exodus 23:16) dat vijftig dagen later volgt op het Beweegoffer op de eerste dag van de week, de roomse zondag, binnen de Ongezuurde Broden.

Het derde is het Loofhuttenfeest of feest der inzameling (Exodus 23:16) met de vijftiende dag van de zevende maand als Heilige Dag evenals de Laatste Grote Dag als de achtste dag van dit Feest.

Het tiendensysteem is verbonden met de feesten en is tijdens de hele Jubeljaarordening in functie.

Deuteronomium 14:22-29 22 Gij zult de gehele opbrengst van het zaad dat uit uw akker voortkomt, stipt vertienen, jaar op jaar. 23 Gij zult voor het aangezicht van de Here, uw God, in de plaats die Hij verkiezen zal om zijn naam daar te doen wonen, eten de tiende van uw koren, uw most en uw olie, en de eerstelingen van uw runderen en van uw kleinvee, opdat gij de Here, uw God, uw leven lang leert vrezen. 24 Wanneer de weg voor u te lang zou zijn, zodat gij ze niet zoudt kunnen vervoeren, omdat de plaats die de Here, uw God, verkiezen zal om daar zijn naam te vestigen, te ver van u verwijderd is, wanneer de Here, uw God, u gezegend heeft, 25 dan zult gij ze te gelde maken en dat geld bij u steken en naar de plaats gaan, die de Here, uw God, verkiezen zal, 26 en gij zult dat geld besteden voor alles waarin gij lust hebt, voor runderen of kleinvee, voor wijn of bedwelmende drank, of wat gij ook wenst, en gij zult daar voor het aangezicht van de Here, uw God, eten en u verheugen, gij met uw huisgezin; 27 ook de Leviet, die binnen uw poorten woont, zult gij aan zijn lot niet overlaten, want hij heeft geen bezit of erfdeel met u.

28 Na verloop van drie jaar zult gij alle tienden van uw opbrengst in dat jaar brengen en in uw poorten neerleggen; 29 dan zullen de Leviet, omdat hij bezit noch erfdeel met u heeft, en de vreemdeling, de wees en de weduwe, die binnen uw poorten wonen, komen en eten en zich verzadigen, opdat de Here, uw God, u zegene in al het werk, dat uw hand doet. (NBG)

De tweede tiende wordt gebruikt om de Feesten bij te wonen. De Feesten mogen niet thuis gevierd worden of binnen de steden, behalve waar de afstand te groot is. Het Pascha is uitgezonderd (Deuteronomium 16:5-7).

Deuteronomium 12:21 21 Wanneer de plaats die de Here, uw God, verkiezen zal om daar zijn naam te vestigen, te ver voor u is, dan zult gij van de runderen en van het kleinvee, die de Here u gegeven heeft, slachten, zoals ik u geboden heb, en in al uw woonplaatsen daarvan eten zoveel gij wilt. (NBG)

Degenen, die niet voorbereid zijn om het Pascha te vieren, of die op reis zijn, moeten het Pascha in de tweede maand vieren (Numeri 9:6-12; 2Kronieken 30:2-4).

Numeri 9:1-23 1 En de Here sprak tot Mozes in de woestijn Sinai, in het tweede jaar na hun uittocht uit het land Egypte, in de eerste maand: 2 De Israëlieten nu zullen het Pascha vieren op de daarvoor bepaalde tijd; 3 op de veertiende dag dezer maand, in de avondschemering, zult gij het vieren op de daarvoor bepaalde tijd, naar al de inzettingen en verordeningen, die daarop betrekking hebben, zult gij het vieren. 4 Toen beval Mozes de Israëlieten het Pascha te vieren; 5 en zij vierden het Pascha in de eerste maand, op de veertiende dag der maand, in de avondschemering, in de woestijn Sinai; juist zoals de Here Mozes geboden had, deden de Israëlieten. 6 Nu waren er enige mannen, die onrein waren door aanraking van het lijk van een mens, zodat zij op die dag het Pascha niet konden vieren; dezen verschenen op die dag voor Mozes en Aäron. 7 En die mannen zeiden tot hen: Wij zijn onrein door aanraking van het lijk van een mens, waarom wordt ons nu belet de offergave des Heren op de daarvoor bepaalde tijd te midden van de Israëlieten te brengen? 8 Toen zeide Mozes tot hen: Blijft hier staan, dan wil ik horen, wat mij de Here ten aanzien van u zal gebieden.

9 Toen sprak de Here tot Mozes: 10 Spreek tot de Israëlieten: wanneer iemand onrein is door aanraking van een lijk of op een verre reis is, (het geldt zowel voor u als voor uw nageslacht) dan zal hij toch des Heren Pascha vieren. 11 In de tweede maand, op de veertiende dag, in de avondschemering, zal men het vieren, met ongezuurde broden en bittere kruiden zal men het eten. 12 Men zal niets ervan laten overblijven tot de volgende morgen, en geen been eraan breken; geheel volgens de inzetting van het Pascha zal men het vieren. 13 Maar de man, die rein is, en niet op reis, en nalaat het Pascha te vieren, die zal uitgeroeid worden uit zijn volksgenoten, omdat hij op de daarvoor bepaalde tijd de offergave des Heren niet heeft gebracht; die man zal zijn zonde dragen. 14 Wanneer bij u een vreemdeling vertoeft, die de Here het Pascha vieren wil, dan moet hij het vieren naar de inzetting van het Pascha en de verordeningen, die daarop betrekking hebben. Enerlei inzetting zal voor u gelden, zowel voor de vreemdeling als voor de in het land geborene.

15 Op de dag nu der oprichting van de tabernakel bedekte de wolk de tabernakel, de tent der getuigenis, en des avonds was zij op de tabernakel als een vuurverschijnsel tot aan de morgen. 16 Zo was het voortdurend: de wolk bedekte hem, en het vuurverschijnsel des nachts. 17 En zo vaak als de wolk van boven de tent optrok, braken daarna de Israëlieten op, en op de plek waar de wolk bleef rusten, daar legerden zich de Israëlieten. 18 Op het bevel des Heren braken de Israëlieten op, en op het bevel des Heren legerden zij zich; zolang de wolk op de tabernakel rustte, bleven zij gelegerd. 19 Bleef de wolk lange tijd op de tabernakel, dan onderhielden de Israëlieten de dienst des Heren, en braken niet op. 20 Soms bleef de wolk enkele dagen op de tabernakel; dan legerden zij zich op het bevel des Heren en op het bevel des Heren braken zij op. 21 Soms was de wolk er van de avond tot de morgen; trok de wolk dan in de morgen op, dan braken zij op; hetzij des daags of des nachts, als de wolk optrok, dan braken zij op. 22 Wanneer de wolk langere tijd op de tabernakel rustte, hetzij twee dagen, een maand of nog langer, dan bleven de Israëlieten gelegerd en braken niet op; eerst, als zij optrok, braken zij op. 23 Op het bevel des Heren legerden zij zich en op het bevel des Heren braken zij op; zij onderhielden de dienst des Heren, volgens het bevel des Heren door de dienst van Mozes. (NBG)

Het is voor iedereen belangrijk om het Pascha te vieren, en zelfs vreemdelingen in Israël moeten ook het Pascha vieren (Exodus 12:48, 49; Numeri 9:14).

Exodus 12:29-51 29 En te middernacht sloeg de Here iedere eerstgeborene in het land Egypte, van de eerstgeborene van Farao, die op zijn troon zou zitten, tot de eerstgeborene van de gevangene, die in de kerker was, benevens alle eerstgeborenen van het vee. 30 En Farao stond des nachts op, hij en al zijn dienaren en alle Egyptenaren; en er was een luid gejammer in Egypte; want er was geen huis, waarin geen dode was. 31 Toen ontbood hij des nachts Mozes en Aäron en zeide: Maakt u gereed, gaat weg uit het midden van mijn volk, zowel gij als de Israëlieten; gaat, dient de Here, zoals gij gezegd hebt. 32 Neemt ook uw kleinvee en uw runderen mee, zoals gij gezegd hebt; maar gaat! En wilt ook mij zegenen. 33 De Egyptenaren drongen eveneens sterk bij het volk aan, om het snel uit het land te laten gaan, want, zeiden zij, wij sterven allen.

34 Toen nam het volk zijn deeg op, voordat het gezuurd was, met hun baktroggen in hun klederen gebonden op hun schouders. 35 Voorts deden de Israëlieten naar het woord van Mozes en vroegen van de Egyptenaren zilveren en gouden voorwerpen en klederen. 36 En de Here bewerkte, dat de Egyptenaren het volk gunstig gezind waren, zodat zij hun verzoek inwilligden. Zo beroofden zij de Egyptenaren. 37 Daarna trokken de Israëlieten op van Raämses naar Sukkot, ongeveer zeshonderdduizend man te voet, ongerekend de kinderen. 38 Ook trok een menigte van allerlei slag met hen mee; en kleinvee en runderen een zeer talrijke veestapel.

39 En zij bakten van het deeg dat zij uit Egypte hadden meegenomen, ongezuurde koeken, want het was niet gezuurd, omdat zij uit Egypte waren verdreven en niet hadden kunnen wachten en ook geen teerkost voor zich hadden bereid.

40 De tijd, dat de Israëlieten in Egypte gewoond hadden, was vierhonderd en dertig jaar.

41 En na vierhonderd en dertig jaar, juist op de dag af, gingen al de legerscharen des Heren uit het land Egypte. 42 Een nacht van waken was dit voor de Here, om hen uit het land Egypte te leiden. Dit is de nacht van waken ter ere van de Here voor alle Israëlieten in hun geslachten.

43 De Here zeide tot Mozes en Aäron: Dit is de inzetting van het Pascha: geen enkele vreemdeling mag ervan eten. 44 Iedere slaaf, die door iemand voor geld is gekocht, mag er eerst van eten, wanneer gij hem besneden hebt. 45 Een bijwoner en een dagloner mogen er niet van eten. 46 In een huis zal het gegeten worden; gij zult van het vlees niets uit het huis naar buiten brengen; geen been zult gij ervan breken. 47 De gehele vergadering van Israël zal dit vieren. 48 Maar wanneer een vreemdeling bij u vertoeft en de Here het Pascha wil vieren, dan zal ieder van het mannelijk geslacht, die bij hem behoort, besneden worden; eerst dan mag hij naderen om het te vieren; hij zal gelden als in het land geboren. Maar geen enkele onbesnedene mag ervan eten. 49 Eenzelfde wet zal gelden voor de geboren Israëliet en voor de vreemdeling, die in uw midden vertoeft.

50 Alle Israëlieten deden aldus; zoals de Here Mozes en Aäron geboden had, zo deden zij. 51 En op deze zelfde dag leidde de Here de Israëlieten uit het land Egypte, volgens hun legerscharen. (NBG)

Hun behoud omvat ook het behoud der heidenen, hetgeen betekent de hele mensheid, die in de Gemeente is. Wanneer u gedoopt bent en de Heilige Geest ontvangen heeft, dan bent u besneden en bent u rein.

Het Feest moet gevierd worden op de door God daartoe bestemde plaats (door het priesterschap) (Deuteronomium 16:5-7) en moet gevierd worden met ongezuurd brood (Exodus 12:8; 15-20; 12:3, 6; 23:15; Leviticus 23:6; Numeri 9:11; 28:17; Deuteronomium 16:3, 4; Markus 14:12; Lucas 22:7; Handelingen 12:3; 1Korintiërs 5:8). De straf voor het verwaarlozen om het Feest te vieren is afgesneden worden van het volk of de Gemeente (Numeri 9:13), behalve zij die onrein zijn of op reis. Er is eenzelfde inzetting voor de vreemdeling en voor de in het land geborene (Numeri 9:14) en mag niet thuis gevierd worden.

Deuteronomium 16:5-7 5 Gij zult het Pascha niet mogen slachten in een der steden, die de Here, uw God, u geven zal. 6 Maar op de plaats die de Here, uw God, verkiezen zal om zijn naam daar te doen wonen, zult gij het Pascha slachten, tegen de avond, als de zon ondergaat, op het tijdstip van uw uittocht uit Egypte. 7 Gij zult het koken en het eten op de plaats die de Here, uw God, verkiezen zal; dan zult gij in de morgen de terugreis aanvaarden en naar uw tenten gaan. (NBG)

De wet van Deuteronomium 16:5 was de reden waarom Christus de discipelen uitzond om de zaal te vinden, die beschreven is in Matteüs 26.

Matteüs 26:17-19 17 Op de eerste dag van het feest der ongezuurde broden, kwamen de discipelen bij Jezus en zeiden: Waar wilt Gij, dat wij toebereidselen maken voor U om het Pascha te eten? 18 Hij zeide: Gaat naar de stad tot die-en-die en zegt tot hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij; bij u houd Ik met mijn discipelen het Pascha. 19 En de discipelen deden, zoals Jezus hun had opgedragen, en zij maakten het Pascha gereed. (NBG)

In het Beweegoffer verlangt het teken van Jona dat het precies volgens het tijdschema voltooid wordt. De eerste fase was dat Christus drie dagen en drie nachten in het graf was, niet meer en niet minder. Christus moest dus opgewekt worden vóór de morgen van de eerste dag van de week, volgend op de wekelijkse Sabbat, omdat hij de garve of beweegoffer was, hetgeen de eersteling van alle oogsten was (Exodus 29:24-27; zie ook Leviticus 7:30, 34; 8:27, 29; 9:21; 10:14, 15; 14:12, 24; 23:11-20; Numeri 5:25; 6:20; 18:11, 18).

Exodus 29:24-27 24 Gij zult alles op de handen van Aäron en op die van zijn zonen leggen en gij zult dat bewegen als een beweegoffer voor het aangezicht des Heren. 25 Daarna zult gij het van hen aannemen en op het altaar op het brandoffer in rook doen opgaan tot een liefelijke reuk voor het aangezicht des Heren; het is een vuuroffer voor de Here. 26 Vervolgens zult gij de borst van de ram ter inwijding voor Aäron nemen en die bewegen als een beweegoffer voor het aangezicht des Heren, en zij zal u ten deel vallen. 27 Zo zult gij de beweegborst heiligen en de hefschenkel, die bewogen en geheven zijn van de ram der inwijding, die zowel voor Aäron als voor zijn zonen is. (NBG)

Volgens de overlevering werd het Beweegoffer gebracht op het derde uur, of 09.00 v.m.. Christus wachtte om op te varen en daarom zei hij tegen Maria, die hem kwam zoeken, "Houd mij niet vast."

Johannes 20:1 1 En op de eerste dag der week ging Maria van Magdala vroeg, terwijl het nog donker was, naar het graf en zij zag de steen van het graf weggenomen. (NBG)

Johannes 20:15-17 15 Jezus zeide tot haar: Vrouw, waarom weent gij? Wie zoekt gij? Zij meende, dat het de hovenier was, en zeide tot Hem: Heer, als gij Hem weggedragen hebt, zeg mij dan, waar gij Hem hebt neergelegd en ik zal Hem wegnemen. 16 Jezus zeide tot haar: Maria! Zij keerde zich om en zeide tot Hem in het Hebreeuws: Rabboeni, dat wil zeggen: Meester! 17 Jezus zeide tot haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar de Vader; maar ga naar mijn broeders en zeg hun: Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God. (NBG)

Pas nadat hij aanvaard was als het offer en na zijn daaropvolgende terugkomst, liet hij toe aangeraakt te worden. (Johannes 20:27).

Het Beweegoffer, dat op de zondag, de eerste dag van de week valt, is niet een Heilige Dag, maar moet wel gehouden worden, omdat hier de telling voor Pinksteren begint.

Geen der Heilige Dagen Bazuinenfeest en Verzoendag zijn deel van de feesten, die een inzameling inhouden.

Er zijn drie Feesten per jaar.

Exodus 23:14 14 Driemaal in het jaar zult gij Mij een feest houden. (NBG)

Het zijn de volgende:

Deuteronomium 16:16 16 Driemaal per jaar zal ieder die onder u van het mannelijk geslacht is, voor het aangezicht van de Here, uw God, verschijnen op de plaats die Hij verkiezen zal: op het feest der ongezuurde broden, op het feest der weken en op het loofhuttenfeest. (NBG)

Degenen die het Feest bijwonen zullen niet met lege handen voor de Here, Jahovah, verschijnen:

Deuteronomium 16:17 17 ieder naar zijn vermogen, naar de zegen die de Here, uw God, u gegeven heeft. (NBG)

Er wordt dus driemaal per jaar een offer gebracht. Dit moet gedaan worden aan het begin, dus vóór de morgen, op de eerste dag van elk van de Feesten.

Exodus 23:18 18 Gij zult het bloed van mijn slachtoffer niet met iets gezuurds offeren, noch zal het vet van mijn feestoffer de nacht overblijven tot de morgen. (NBG)

Vastgestelde offers mag men niet van Christenen verlangen op elke Heilige Dag, of op wekelijkse samenkomsten. Vrijwillige offers zijn een zaak tussen de persoon zelf en God en kunnen altijd gedaan worden, maar zijn zonder enige vorm van dwang.

Bazuinendag is een Gedenk Sabbat met een Heilige Samenkomst (Leviticus 23:24). Verzoendag wordt een volkomen Sabbat genoemd en een Heilige Samenkomst (Leviticus 23:27-32). Beide zijn [Heilige] dagen en geen Feesten.

Numeri 10:10 noemt de gelegenheden waarop de trompetten geblazen werden. Dat is op alle nieuwemaansdagen, en alle vreugdedagen en feesten, wanneer de brandoffers en vredeoffers gebracht werden.

De Bijbelse Heilige Dagen en Feesten worden gevonden in Leviticus 23 en daar vinden wij een verdere verklaring dan de uitleg in Exodus. Exodus 23 is een uitleg op Exodus 20, en Leviticus 23 versterkt Exodus. Numeri 15, 28 en 29 versterken beide, alsmede de Nieuwemaansdagen. Verdere herhaling en uitleg vinden we in Deuteronomium 5 en 14.

De macht van Christus heeft betrekking op de kracht om de wet in de Heilige Geest te houden, en daarom door genade. Christus hield alle Sabbatten, Nieuwemaansdagen en Feesten. De apostolische Gemeente vierde ook de Sabbatten, Nieuwemaansdagen en Feesten (Kolossenzen 2:16) zoals de Gemeente over de afgelopen tweeduizend jaar heeft gedaan. De volken zullen in het duizendjarig rijk ook deze Sabbatten, Nieuwemaansdagen en Feesten houden (Jesaja 66:23; Zacharia 14:16-19).

De samenhang tussen de feesten en de offers, zoals vermeld in Deuteronomium 12:8-14, werd afgeschaft met de samenhang tussen de offers en de wekelijkse Sabbat. Men kan niet de kalender en de feesten en de offerwet met elkaar verbinden zonder hetzelfde toe te passen op de andere aspecten van de wet, evenals de Sabbat. Heel Gods regeringstelsel evenals de ordening van Sabbat en Heilige Dagen werden bevrijd van de offers. Het Pascha was reeds ingevoerd eer de Wet op Sinai gegeven werd. Christus is het Pascha offer en geen enkel dieroffer kan nu gebracht worden om onze zonden te bedekken.

Het hele verloop van de invoering van de uitverkorenen binnen de Christenheid wordt gebaseerd op de volgorde van de Heilige Dagen, die uitlopen op de grote opstanding. De Heilige Dagen kunnen niet afgeschaft worden totdat de Laatste Grote Dag dit deel van Gods plan heeft voltooid. Ieder feest vertegenwoordigt een voortgaand deel van Gods plan dat zich nog steeds ontvouwt. Zij zijn door de definitie van de oogsten nog steeds bestaand en in ontwikkeling. De wet was de schaduw van de komende dingen (Hebreeën 10:1). De schaduw toont het werkelijke en kan er niet van verwijderd worden.

Die schaduw was in het bijzonder verbonden met de offers (Hebreeën 10:1-0), en niet de feesten.

De Bijbel stelt dat de schandvlekken op de feesten veroorzaakt worden door hen in het lichaam die voor de verleiding van een Bileamsloon en door het verzet van een Korach ten onder zijn gegaan (Judas 11-12). Met andere woorden, zij onderwijzen voor loon en verdraaien de feesten en de uitleg van de wet en het getuigenis. Er is geen licht of dageraad in hen (Jesaja 8:20). Zij zijn tweemaal gestorven en ontworteld. Deze mensen, die de Geest niet hebben, veroorzaken scheuringen (Judas 19). Korach’s verzet is dus een voorgaand proces tegen Gods woord.

De uitverkorenen worden geoordeeld naar hun kennis van de ene waarachtige God. Door de kennis van God (Jeremia 9:24) stroomt het begrip van de wet en wordt ingebed in de geest en het hart van de afzonderlijke mens.

Het feit, waarom het draait zijn niet de Sabbatten, de Nieuwemaansdagen, de Feesten, noch de Wet om het verbond te bewaren. Het is het feit dat God de Vader is, de Enige en Waarachtige God (Johannes 17:3; 1Johannes 5:20) en dat Hij alleen onsterfelijk is (1Timoteüs 6:16).

Men kan de Sabbat houden en toch een ketter zijn. Wanneer u zich niet aan deze waarheid vasthoudt, dan zult u verwijderd worden uit de uitverkorenen en overgegeven worden aan een dwaling, die bewerkt dat u de leugen gelooft (2Tessalonicenzen 2:11).

Marshall’s Interlinear vertaalt dit vers met an operation of error zodat zij de leugen geloven. Zij kunnen zichzelf niet meer helpen. Zij kunnen het niet meer begrijpen, zelfs al zouden zij hun dwaling willen zien. Het hele plan en doel van God wordt geopenbaard door de structuur en volgorde van de feesten, die vastgelegd zijn als verordeningen in de Bijbel.

Het doorsnee Christendom viert deze feesten niet en is daarom zonder richting en begrip voor het Bijbelse plan. De moderne kerken negeren de instructies die de Bijbel geeft voor de bescherming van de samenleving door de gezinsstructuur. Gecentraliseerd bestuur kan niet het gezin vervangen en de bescherming van het Jubeljaar voor het land (Micha 4:3-4).

De wetten die de feesten regelen komen in vier series voor in de Pentateuch van Exodus tot Deuteronomium. De eerste serie wordt gevonden in Exodus, verdeeld over verschillende hoofdstukken. Exodus 20 behandelt de Tien Geboden die herhaald worden in Deuteronomium 5. Exodus 21 behandelt het huwelijk en gezin en de verantwoordelijkheden ervan, hetgeen de structuur van de geboden versterkt binnen alle soorten samenleving. Exodus 22 behandelt de eigendomsrechten en de verplichtingen onder de geboden. Exodus 23 gaat over vals getuigenis en aanzien des persoons en de uitwerking van het tiende gebod. Exodus 23:10 e.v. neemt het vierde gebod en verdiept dit om de toepassing voor de structuur van de samenleving te laten zien. Niet alleen heeft het hier betrekking op de wekelijkse Sabbat, maar het gaat ook over het Jubeljaar en de volledige Sabbatsordening. Exodus 12 heeft het Pascha behandeld.

Dit waren de feesten des Heren en hij noemde deze Mijn Feesten (Leviticus 23:2). Zij worden in Leviticus 23 en 2Kronieken 2:4 de feesten des Heren genoemd. De term uw feesten wordt ook gebruikt in Numeri 15:3 en 29:39). De term hun feesten wordt in Jesaja 1:14 en 5:12 in de negatieve betekenis gebruikt. De feesten waren niet profaan of van wereldse afkomst. Zij konden logischerwijze niet veranderd of verlaten worden, tenzij het Plan tot Behoud, dat zij uitbeelden, veranderd of verlaten was.

Leviticus 23:2-44 2 Spreek tot de Israëlieten en zeg tot hen: De feesttijden des Heren, die gij zult uitroepen als heilige samenkomsten, zijn mijn feesttijden. 3 Zes dagen mag arbeid verricht worden, maar op de zevende dag zal er een volkomen sabbat zijn: een heilige samenkomst; generlei arbeid zult gij verrichten, het is een sabbat voor de Here in al uw woonplaatsen.

4 Dit zijn de feesttijden des Heren, heilige samenkomsten, die gij uitroepen zult op de daarvoor bepaalde tijd. 5 In de eerste maand, op de veertiende der maand, in de avondschemering, is het pascha voor de Here.

6 En op de vijftiende dag van deze maand is het feest der ongezuurde broden voor de Here, zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten. 7 Op de eerste dag zult gij een heilige samenkomst hebben; dan zult gij generlei slaafse arbeid verrichten. 8 Gij zult de Here een vuuroffer brengen gedurende zeven dagen; op de zevende dag zal er een heilige samenkomst zijn; generlei slaafse arbeid zult gij verrichten.

9 En de Here sprak tot Mozes: 10 Spreek tot de Israëlieten en zeg tot hen: Wanneer gij komt in het land dat Ik u geef, en de oogst daarvan binnenhaalt, dan zult gij de eerstelingsgarve van uw oogst naar de priester brengen, 11 en hij zal de garve voor het aangezicht des Heren bewegen, opdat gij welgevallig zijt; daags na de sabbat zal de priester die bewegen. 12 Gij zult op de dag waarop gij de garve beweegt, een gaaf eenjarig schaap de Here ten brandoffer bereiden, 13 met als bijbehorend spijsoffer twee tienden fijn meel, met olie aangemaakt, ten vuuroffer tot een liefelijke reuk voor de Here, en als bijbehorend plengoffer een vierde hin wijn. 14 Tot op die dag zult gij geen brood, geen geroosterd of vers koren eten, totdat gij de offergave van uw God gebracht hebt: het is een altoosdurende inzetting voor uw geslachten, in al uw woonplaatsen. 15 Dan zult gij tellen van de dag na de sabbat, van de dag waarop gij de garve van het beweegoffer gebracht hebt: zeven volle weken zullen het zijn; 16 tot de dag na de zevende sabbat zult gij tellen, vijftig dagen; dan zult gij een nieuw spijsoffer de Here brengen. 17 Uit uw woonplaatsen zult gij twee beweegbroden meebrengen; uit twee tienden efa fijn meel zullen zij bereid worden, gezuurd zullen zij gebakken worden, eerstelingen voor de Here. 18 Bij het brood zult gij zeven gave eenjarige schapen offeren en een jonge stier en twee rammen; zij zullen een brandoffer voor de Here zijn, met de bijbehorende spijsoffers en plengoffers, een vuuroffer tot een liefelijke reuk voor de Here. 19 Dan zult gij een geitenbok ten zondoffer, en twee eenjarige schapen ten vredeoffer bereiden. 20 En de priester zal ze bewegen, bij het brood der eerstelingen, als beweegoffer voor het aangezicht des Heren bij de twee schapen: zij zullen de Here heilig zijn, zij zijn voor de priester. 21 Op deze zelfde dag zult gij een oproep doen uitgaan, gij zult een heilige samenkomst hebben, generlei slaafse arbeid zult gij verrichten; het is een altoosdurende inzetting, in al uw woonplaatsen, voor uw geslachten. 22 Wanneer gij de oogst van uw land binnenhaalt, dan zult gij de rand van uw veld bij uw oogst niet geheel afmaaien, en wat van uw oogst is blijven liggen, zult gij niet oplezen; dat zult gij voor de arme en de vreemdeling laten liggen: Ik ben de Here, uw God.

23 En de Here sprak tot Mozes: 24 Spreek tot de Israëlieten: In de zevende maand, op de eerste der maand, zult gij een rustdag hebben, aangekondigd door bazuingeschal, een heilige samenkomst. 25 Generlei slaafse arbeid zult gij verrichten en gij zult de Here een vuuroffer brengen. 26 En de Here sprak tot Mozes: 27 Maar op de tiende van die zevende maand is de Verzoendag; een heilige samenkomst zult gij hebben en gij zult u verootmoedigen en de Here een vuuroffer brengen. 28 Op die dag zult gij generlei arbeid verrichten, want het is de Verzoendag, om over u verzoening te doen voor het aangezicht van de Here, uw God. 29 Want ieder die zich op die dag niet zal verootmoedigen, zal uitgeroeid worden uit zijn volksgenoten. 30 Ieder die enige arbeid verricht op die dag, zal Ik verdelgen uit het midden van zijn volk. 31 Generlei arbeid zult gij verrichten: het is een altoosdurende inzetting voor uw geslachten, in al uw woonplaatsen. 32 Het zal u een volkomen sabbat zijn en gij zult u verootmoedigen. Op de negende van de maand, des avonds, van avond tot avond, zult gij uw sabbat vieren.

33 En de Here sprak tot Mozes: 34 Spreek tot de Israëlieten: Op de vijftiende dag van deze zevende maand begint het Loofhuttenfeest voor de Here, zeven dagen lang. 35 Op de eerste dag zal er een heilige samenkomst zijn; generlei slaafse arbeid zult gij verrichten. 36 Zeven dagen zult gij de Here een vuuroffer brengen; op de achtste dag zult gij een heilige samenkomst hebben en de Here een vuuroffer brengen; het is een feest, generlei slaafse arbeid zult gij verrichten.

37 Dit zijn de feesttijden des Heren, waarop gij heilige samenkomsten zult uitroepen, om de Here een vuuroffer te brengen: brandoffer en spijsoffer, slachtoffer en plengoffers, naar het voorschrift voor iedere dag, 38 behalve de sabbatten des Heren en behalve de gaven en al de gelofteoffers en al de vrijwillige offers, die gij de Here geven wilt.

39 Doch op de vijftiende dag van de zevende maand, wanneer gij de opbrengst van uw land inzamelt, zult gij zeven dagen het feest des Heren vieren; op de eerste dag zal er rust zijn en op de achtste dag zal er rust zijn. 40 Op de eerste dag zult gij vruchten van sierlijke bomen nemen, takken van palmen en twijgen van loofbomen en van beekwilgen, en gij zult vrolijk zijn voor het aangezicht van de Here, uw God, zeven dagen lang. 41 Gij zult het als een feest des Heren vieren zeven dagen in het jaar, een altoosdurende inzetting voor uw geslachten; in de zevende maand zult gij het vieren. 42 In loofhutten zult gij wonen zeven dagen; allen die in Israël geboren zijn, zullen in loofhutten wonen, 43 opdat uw geslachten weten, dat Ik de Israëlieten in hutten heb doen wonen, toen Ik hen uit het land Egypte leidde: Ik ben de Here, uw God. 44 Zo maakte Mozes de feesttijden des Heren aan de Israëlieten bekend. (NBG)

Messias was inderdaad de eerste en belangrijkste deel van Gods oogst, zoals afgebeeld door het Pascha en garf of beweegoffer, maar hij had een voorbestaan als de Elohim van Israël, ondergeschikt aan zijn Elohim, die Eloah was. In deze hoedanigheid heeft hij de wet aan Mozes gegeven en met wie hij van aangezicht tot aangezicht gesproken heeft.

Mozes sprak niet met God (De Vader als Eloah of Theos). Johannes zegt duidelijk dat niemand ooit God (ho Theos) gezien heeft (Johannes 1:18). Het was deze Elohim die genoemd werd de Engel der aanwezigheid of de Engel van de Hoge Raad [megalès boulès aggelos] (Jesaja 9:6 LXX).

De feesten zijn door God aan Christus gegeven en Christus onderhoudt en versterkt deze structuren binnen de uitverkorenen en uiteindelijk door de naties voor de structuur van het duizendjarig rijk. Numeri 28 en 29 bevatten de enige complete opsomming. Dit omvat de dagelijkse, wekelijkse, maandelijkse en jaarlijkse slachtoffers en andere offers. De slachtoffers werden gebracht vanwege hetgeen wij zijn, namelijk van nature zondig en de andere werden gedaan als boete voor hetgeen wij verkeerd doen.

Christus is gisteren, vandaag en morgen dezelfde (Hebreeën 13:8) God is onveranderlijk (Maleachi 3:6; Jakobus 1:17). Geen verandering is daarom mogelijk voor de dagen die zij voor de mensheid als heilig beschouwen en per wet gegeven hebben.

De Sabbatten, Nieuwemaansdagen, Heilige Dagen en de Feesten worden met opzet betwist. Dit is een belofte die God zelf door de profeten gegeven heeft. God sprak door de profeet Amos en vergeleek Israël in het laatst der dagen met een korf rijpe vruchten. (Amos 8:1). Het falen om God te gehoorzamen is het punt waarom het draait. De straf voor het falen om God te gehoorzamen is dat de Sabbatten en de feesten veranderd worden in treurdagen.

Dit wordt gevolgd door de honger om het woord van Jehova te horen (Amos 8:11-14) vanwege het falen om de natuur van de Ene Waarachtige God te begrijpen (Johannes 17:3; 1Johannes 5:20) en wordt het volk gestraft (Hosea 8:5-9). Zelfs de demonen weten dat God één is en zij sidderen (Jakobus 2:19). De grote daden van Gods wet waren geschreven voor Israël. Zij werden geacht als vreemd door hun schending van het eerste gebod en hun toenemende zonde in de eredienst (Hosea 8:11-14).

Heel Johannes 6 is een reeks symboliek die voert tot de voorbereiding en het Pascha. Iedere afzonderlijke zin in Johannes 6 heeft een bijzondere betekenis en bereidt een ieder voor op zijn roeping, zijn plaats binnen de uitverkorenen en hun plaats in de stammen als deel van de 144.000 en de grote menigte onder de twaalf apostelen als richters van de stammen.

Johannes 6:53-54 53 Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf. 54 Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. (NBG)

Er zijn drie voorwaarden voor eeuwig leven. Deze voorwaarden worden gewoonlijk niet tijdens de Maaltijd des Heren behandeld. De eerste twee staan in Johannes 17:3.

De eerste: "Dit nu is het eeuwige leven, dat zij u kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt".

De tweede voorwaarde voor eeuwig leven is geloof in Jezus Christus door de kennis van de Ene Waarachtige God (1Korintiërs 15:34).

De derde voorwaarde voor eeuwig leven is deelname aan het Pascha en het eten en drinken van het lichaam en bloed van Jezus Christus (Johannes 6:53-54).

Dit zijn de drie voorwaarden, waaraan u moet voldoen om eeuwig leven te verwerven. Aan deze drie voorwaarden wordt door gehoorzaamheid voldaan. Gehoorzaamheid aan de Ene Ware God is het bewaren van Zijn geboden Deuteronomium 4:2; 6:17; 8:6; 10:13; 28:9; Psalm 119:115; Matteüs 19:17). De Heiligen zijn zij die de geboden bewaren (Openbaring 3:10; 12:17; 14:12). Het verzuimen om de wet te houden leidt tot veroordeling.

Romeinen 2:27 27 Dan zal de van nature onbesnedene, doordat hij de wet volbrengt, u oordelen die, hoewel in het bezit van letter en besnijdenis, een overtreder van de wet zijt. (NBG)

Het bewaren van de geboden is een noodzakelijke vereiste om de Heilige Geest te behouden. Zonder de Heilige Geest kunt u het Koninkrijk Gods niet binnen gaan en dus eeuwig leven krijgen. Zo staat het met de drie voorwaarden voor geloof. U moet deze in gehoorzaamheid houden. Gehoorzaamheid aan de feesten brengt het houden van de wetten en inzettingen die Christus gesteld heeft voor deelname aan het Pascha. Wanneer u niet aan deze ceremonie deel neemt, dan heeft u geen deel aan Jezus Christus (Johannes 13:8).

De eerste plechtigheid bij de Maaltijd des Heren is de voetwassing. De voeten werden gewassen als een blijk van gastvrijheid van de gastheer, wanneer de gast aankwam. Mensen hadden gewoonlijk gebaad, maar zij hadden door de straten gelopen en door hun voeten te wassen werden zij op hun gemak gesteld. Voeten wassen was een taak voor de geringste dienaar. De gast kreeg een handdoek en een kruik water. Dit wassen gebeurde normaal bij de aankomst, of voor het begin van de maaltijd, terwijl de gasten aan de tafel aanlagen. De afkeer van deze taak laat het feit zien, dat niemand ervan houdt om minne dingen voor anderen te doen.

Johannes 13:6-8 6 Hij kwam dan bij Simon Petrus. Deze zeide tot Hem: Here, wilt Gij mij de voeten wassen? 7 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Wat Ik doe, weet gij nu niet, maar gij zult het later verstaan. 8 Petrus zeide tot Hem: Gij zult mijn voeten niet wassen in eeuwigheid! Jezus antwoordde hem: Indien Ik u niet was, hebt gij geen deel aan Mij. (NBG)

Wij kennen waarschijnlijk allemaal deze woorden uit het hoofd. Petrus wilde niet dat Jezus hem de voeten waste, omdat hij een Koning Messias wenste. Hij begreep niet dat de Hogepriester eerst in wit linnen gekleed was om verzoening te doen en te offeren. Er zouden twee Messiaanse adventen zijn. Eén die in een lage staat was in gewone linnen kleding en de ander die gekleed zou zijn in de statie als Koning. Hij wilde Jezus Christus op de troon van de Keizer plaatsen en deze wereld net zo onrechtvaardig regeren als de Keizers gedaan hadden, maar dan vanuit Jeruzalem.

Petrus zei: "gij zult geenszins mijn voeten wassen!" Wij moeten onze voeten laten wassen; als teken dat ons leven voortdurend door Christus gewassen wordt, wanneer wij met hem deel willen hebben in het Koninkrijk en in alles wat hij doet. Als wij dat doen, beërven wij het Koninkrijk net als hij. Petrus besefte de noodzaak van deze handeling maar niet de betekenis ervan.

Johannes 13:9-11 9 Simon Petrus zeide tot Hem: Here, niet alleen mijn voeten, maar ook de handen en het hoofd! 10 Jezus zeide tot hem: Wie gebaad heeft, behoeft zich alleen de voeten te laten wassen, want hij is geheel rein; en gijlieden zijt rein, doch niet allen. 11 Want Hij wist, wie Hem verraden zou; daarom zeide Hij: Gij zijt niet allen rein. (NBG)

Wij moeten alleen onze voeten laten wassen omdat wij eenmaal gewassen zijn in het water van de doop en daarom zijn wij rein voor eens en altijd. Alleen tijdens de Maaltijd des Heren moeten onze voeten gewassen worden.

Ieder jaar zondigen wij geestelijk, vaak onwetend, en daarom moet het verbond van de doop hernieuwd worden. Wij moeten weer gewassen worden. Dit opnieuw wassen aanvaarden wij door de voetwassing. Dit bestuderen wij opnieuw vanuit Johannes 13:12-17.

Johannes 13:12-17 12 Toen Hij dan hun voeten gewassen had en zijn klederen aangedaan en weder plaats genomen had, zeide Hij tot hen: Begrijpt gij wat Ik u gedaan heb? 13 Gij noemt Mij Meester en Here, en gij zegt dat terecht, want Ik ben het. 14 Indien nu Ik, uw Here en Meester, u de voeten gewassen heb, behoort ook gij elkander de voeten te wassen; 15 want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook gij doet, gelijk Ik u gedaan heb. 16 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, een slaaf staat niet boven zijn heer, noch een gezant boven zijn zender. 17 Indien gij dit weet, zalig zijt gij, als gij het doet. (NBG)

Deze woorden staan hier opdat wij hier de symboliek begrijpen, die zij en wij dienen te kennen.

Omdat onze Heer en Meester de voeten der discipelen gewassen heeft, zien wij ook dat wij elkaar de voeten dienen te wassen als een gebod van Christus. Wij dienen dit jaarlijks te doen op de veertiende dag van de eerste maand. Het is niet een Heilige Dag, maar het moet gedaan worden in de nacht dat hij verraden werd, tezamen met het eten van brood en het drinken van wijn om eeuwig leven te beërven.

Johannes 6:53-56 53 Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf. 54 Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven, want Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. 55 Want mijn vlees is ware spijs en mijn bloed is ware drank. 56 Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. (NBG)

1Korintiërs 11:23-28 23 Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam, 24 de dankzegging uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis. 25 Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zeide: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis. 26 Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt. 27 Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren. 28 Maar ieder beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke uit de beker. (NBG)

Deze nacht was de veertiende van de eerste maand en wij moeten het lichaam onderscheiden en er deel aan hebben. Wij moeten onszelf beoordelen, omdat verwaarlozing ervan straf met zich meebrengt. Gezuurd brood mag tijdens deze dienst niet gebruikt worden (Exodus 23:18). Exodus 34:25 laat ook zien, dat hoewel het Feest van de Ongezuurde Broden nog niet begonnen is, het brood tijdens deze dienst ongezuurd moet zijn.

Exodus 34:25 25 Gij zult het bloed van mijn slachtoffer niet op iets gezuurds slachten, en het slachtoffer van het Pascha mag de nacht niet overblijven tot de morgen. (NBG)

Ongezuurd brood werd elke dag geofferd als deel van de offerwetten. Messias was het volkomen offer en nu zijn wij als verbondsbewaarders de offers.

Dit gaat over in het Pascha en de dagen van Ongezuurd Brood. Vanaf het Garfoffer beginnen we te tellen tot Pinksteren. Hier zien wij een zevenvoudige weekcyclus en een Feest en Heilige Dag op de vijftigste dag. Pinksteren komt van het Griekse pentèkostè (=vijftigste). Zowel het Garfoffer als Pinksteren hebben de dienst op het derde uur of 9.00 uur. Pinksteren is de oogst van de eerstelingen en ziet geestelijk gezien vooruit naar de oogst van mensen.

Dit wordt voortgezet in de tijdspanne van zeven Sabbatsjaren voor het land, hetgeen bij de zevenvoudige voltooiing uitloopt op het Jubeljaar. Deze voltooiing van zeven volle weken of volledige Sabbatten tot Pinksteren en de periode van zevenmaal zeven jaar tot het Jubeljaar zijn betekenisvol.

De praktische toepassing

De jaarlijkse Heilige Dagen worden gevonden in Leviticus 23:1-44; Deuteronomium 16:1-16 en Numeri 28 & 29. Deze jaarlijkse Heilige Dagen beelden het heilsplan des Heren uit. Zij zijn verplicht en hebben bijzondere vereisten als tekenen tussen God en Zijn volk. De Heilige Dag wordt als Sabbat gehouden. Er zijn drie jaarlijkse Feesten en dit is opgetekend in Exodus 23:14. Een offerande wordt gemaakt vóór de morgen van de eerste dag van elk Feest volgens Exodus 23:18; Deuteronomium 16:16-17; 2Kronieken 8:13.

De Maaltijd des Heren is geen Heilige Dag en gaat aan het Feest van de Ongezuurde Broden vooraf. Deze moet gehouden worden om eeuwig leven te beërven in de eerste opstanding (Johannes 6:53-54). Pinksteren moet als (Weken) Feest gehouden worden, (Exodus 34:22; Deuteronomium 16:10, 16; 31:12). Het Loofhuttenfeest moet gehouden worden zodat allen kunnen horen en verstaan (Leviticus 23:34; Deuteronomium 16:13, 16; 31:12). Bazuinendag en Verzoendag worden [Heilige] Dag genoemd en geen Feest (Leviticus 23:24, 7).

Sabbatsjaar rust voor het land

Dit houdt in:

  1. De loslating uit slavernij in het zevende jaar (Exodus 21:2-6; Deuteronomium 15:12-18),
  2. De vergeving van schulden (Deuteronomium 15:1-6), en
  3. Het sabbatsjaar voor het land (Exodus 23:10-11; Leviticus 25:1-7, 19-24).

In deze wetgeving worden economie, milieu en moraliteit met elkaar samengevoegd.

Op dit Sabbatsjaar, ook wel septennaat of shemittah geheten, moeten wij op het Loofhuttenfeest Gods Wet lezen

Deuteronomium 31:10-13 10 En Mozes gebood hun: Na verloop van zeven jaar, op de bepaalde tijd van het jaar der kwijtschelding, namelijk het Loofhuttenfeest, 11 wanneer geheel Israël opgaat om voor het aangezicht van de Here, uw God, te verschijnen, op de plaats die Hij verkiezen zal, zult gij deze wet ten aanhoren van geheel Israël voorlezen. 12 Roep het volk tezamen, mannen, vrouwen en kinderen, ook de vreemdeling, die in uw steden woont, opdat zij ernaar horen en de Here, uw God, leren vrezen en al de woorden dezer wet naarstig onderhouden, 13 en opdat hun kinderen, die er niet van weten, het horen en de Here, uw God, leren vrezen, al de tijd, dat gij leeft in het land, dat gij na het overtrekken van de Jordaan in bezit zult nemen. (NBG)

Heel Gods Wetsordening beschermt de stam, het gezin en de afzonderlijke persoon. Het Jubeljaar en het tiendensysteem, de sabbatsjaren en het verbod om op schuld rente te berekenen vormen een raamwerk, dat op grote schaal verwaarloosd wordt.

Wij lezen de wet, opdat mensen die het niet begrepen hebben deze mogen verstaan.

Al het land is van God en wij voeren het beheer erover.

Leviticus 25:23 23 En het land zal niet voor altijd verkocht worden, want het land is van Mij, en gij zijt vreemdelingen en bijwoners bij Mij. (NBG)

Dit is niet alleen het land dat algemeen het "Heilige Land" genoemd wordt. Alles is van God en het Jubeljaar is voor het welzijn van de hele mensheid en geldt voor de hele mensheid, waar maar ook onze familiegrenzen gegeven zijn (Deuteronomium 28:32).

Wij mogen geen aanspraak maken op land of rivieren als zijnde van ons.

Ezechiël 29:9 9 zodat het land Egypte wordt tot een woestenij en een puinhoop, en zij zullen weten, dat Ik de Here ben. Omdat gij gezegd hebt: Van mij is de Nijl, zelf heb ik hem gemaakt, (NBG)

Het land is van God, en wanneer wij niet het land de Sabbatsrust geven dan zal God dit vergoeden ten koste van onszelf.

Leviticus 26:34-35 34 Dan zal het land zijn sabbatsjaren vergoed krijgen, al de dagen dat het woest ligt en gij in het land uwer vijanden zijt; dan zal het land rusten en zijn sabbatsjaren vergoeden. 35 Al de tijd der verwoesting zal het rusten, de rust die het niet gehad heeft gedurende uw sabbatsjaren, toen gij daarin woondet. (NBG)

Het land zal de rust gegeven worden die wij nagelaten hebben te geven, doordat het van ons overgenomen wordt en onbewoonbaar gemaakt wordt voor ons als volk. Dit is deel van de volledige Sabbatsordening, die evenals de zevendedag Sabbat niet veranderd of verwaarloosd mag worden. Wat is de reden van deze buitengewone maatregel?

Leviticus 26:14-15 14 Maar indien gij naar Mij niet luistert en al deze geboden niet doet, 15 indien gij mijn inzettingen versmaadt en van mijn verordeningen een afkeer hebt, zodat gij geen van mijn geboden doet en mijn verbond verbreekt, (NBG)

Ons persoonlijk gedrag en ons misbruik van het land en het milieu kunnen de oorzaak zijn, dat wij uitgespuwd worden door het land.

Leviticus 18:25-30 25 Het land toch werd verontreinigd en Ik vergold daaraan zijn ongerechtigheid, zodat het land zijn inwoners uitspuwde. 26 Gij echter zult mijn inzettingen en mijn verordeningen in acht nemen en geen van deze gruwelen doen, noch de geboren Israëliet, noch de vreemdeling die in uw midden vertoeft; 27 want al deze gruwelen deden de lieden van het land, die voor u waren, zodat het land onrein werd. 28 Opdat het land u niet uitspuwe, wanneer gij het verontreinigt, zoals het uitgespuwd heeft het volk, dat voor u was. 29 Want ieder die iets van al deze gruwelen doet, (degenen, die ze doen, zullen uit het midden van hun volk uitgeroeid worden). 30 Zo zult gij het voorschrift dat Ik u geef, in acht nemen, zodat gij de gruwelijke inzettingen niet doet, die voor u gedaan werden, opdat gij u daardoor niet verontreinigt. Ik ben de Here, uw God. (NBG)

Het verbreken van het verbond, dat zoveel meer is dan het houden van de Tien Geboden, brengt straf met zich mee.

Leviticus 26:43 43 Maar het land zal door hen verlaten worden en het zal zijn sabbatsjaren vergoed krijgen, terwijl het verwoest ligt zonder hen, en zij zullen hun ongerechtigheid boeten, omdat, ja, omdat zij mijn verordeningen versmaadden en van mijn inzettingen een afkeer hadden. (NBG)

Het schenden van het volledige verbond, dat al onze voorvaderen met God gesloten hebben op Sinai (Exodus 24:3) brengt straf met zich mee. Wij sluiten opnieuw het verbond met God in de Geest bij onze doop en wensen dit verbond te bewaren omdat wij de Ene en Enige God liefhebben.

Flavius Josephus vermeld in de Oudheden der Joden Boek XIV, Hoofdstuk x:6

"Caius Caesar, voor de tweede maal keizer, heeft gelast dat heel het land der Joden, behalve Joppa, een jaarlijkse schatting moeten betalen aan de stad Jeruzalem, behalve in het zevende jaar, dat zij Sabbatsjaar noemen, omdat zij daarin noch de vrucht van hun bomen ontvangen, noch hun land bezaaien; en dat zij hun schatting aan Sidon betalen in het tweede jaar van die Sabbatsperiode, het vierde deel van hetgeen gezaaid was:..." (vgl. 3:12:3; 12:9:5; 13:8:1; 15:1:12).

 

Ons wordt verhaald dat deze oude wet Leviticus 26:3, 4 (vgl. 2Kronieken 36:21) in onbruik was geraakt en dat de ballingschap van Juda het land voor zijn verwaarlozing moest vergoeden. God zal Zijn land rust geven wanneer wij weigeren dit te doen.

2Kronieken 36:20-21 20 Ook voerde hij hen die aan het zwaard ontkomen waren, naar Babel, en zij werden hem en zijn zonen tot slaven, totdat het koninkrijk van Perzië de heerschappij verkreeg; 21 om het woord des Heren, door Jeremia verkondigd, in vervulling te doen gaan: totdat het land zijn sabbatsjaren vergoed gekregen heeft. Al de dagen die het woest lag, heeft het gerust, om zeventig jaar vol te maken. (NBG)

Jeremia 29:10 10 Want zo zegt de Here: Neen, als voor Babel zeventig jaren voorbij zullen zijn, dan zal Ik naar u omzien en mijn heilrijk woord aan u in vervulling doen gaan door u naar deze plaats terug te brengen. (NBG1)

Naar de belofte keerden zij terug naar het beloofde land, nadat het land de sabbatsjaren vergoed had gekregen. Vele van Gods beloften zijn afhankelijk van hoe wij Zijn wet betrachten en op de voorgeschreven tijden. Wij kunnen niet zomaar iets veranderen gebaseerd op onze veronderstelling, dat wij het beter weten, of door mondelinge tradities.

Uit Josephus hebben wij kunnen zien dat de Joden begonnen waren om het Sabbatsjaar op de een of andere manier te houden. Deze werd echter niet op het juiste jaar gehouden. Hoewel de Joden de wekelijkse Sabbat hielden, hielden zij de wet niet.

Galaten 6:13 13 Want zij, die zich laten besnijden, houden zelf niet eens de wet, doch zij willen, dat gij u laat besnijden, opdat zij op uw vlees roem kunnen dragen. (NBG)

God doet alles op tijd.

Exodus 12:41 41 En na vierhonderd en dertig jaar, juist op de dag af, gingen al de legerscharen des Heren uit het land Egypte. (NBG)

Wij kunnen beter doen wat God verlangt op Zijn tijdschema en stoppen om onze eigen systemen te bedenken die tegen Zijn Wetten, die in werking zijn voor ons welzijn, ingaan.

De maatschappelijke en economische wetgeving regelt hier dat iedereen een eigen erfdeel ontvangt, dat eeuwigdurend in beheer komt. Men ontvangt het om niet. Het is gratis.

Het land mag niet voor altoos verkocht worden (Leviticus 25:23), maar keert in het Jubeljaar terug in de familie. Het land werd door loting toegedeeld, nadat het naar ligging beschreven en gewaardeerd was

Jozua 18:1-9 1 En de gehele gemeente der Israëlieten werd samengeroepen te Silo, waar zij de tent der samenkomst oprichtten, aangezien de streek onderworpen was en te hunner beschikking stond. 2 Toen waren er onder de Israëlieten zeven stammen over, die hun erfdeel nog niet gekregen hadden. 3 Daarom zeide Jozua tot de Israëlieten: Hoelang zult gij traag blijven, om het land in bezit te nemen, dat de Here, de God uwer vaderen, u gegeven heeft? 4 Wijst drie mannen uit elke stam aan; dan zal ik hen uitzenden, en zij zullen zich op weg begeven, het land doorkruisen, een beschrijving daarvan maken, naar gelang van ieders erfdeel, en daarna tot mij terugkeren. 5 Vervolgens zullen zij het onderling in zeven stukken verdelen. Juda zal in zijn gebied in het zuiden blijven en het huis van Jozef in zijn gebied in het noorden. 6 Gij zult een beschrijving van het land maken in zeven gedeelten en mij die hier brengen; dan zal ik hier het lot voor u werpen voor het aangezicht van de Here, onze God. 7 De Levieten immers hebben geen deel in uw midden, omdat het priesterschap des Heren hun erfdeel is, terwijl Gad, Ruben en de halve stam Manasse aan de overzijde van de Jordaan, in het oosten, het erfdeel gekregen hebben, dat Mozes, de knecht des Heren, hun gegeven heeft. 8 Toen maakten die mannen zich gereed en gingen heen, terwijl Jozua hun bij het vertrek gebood, een beschrijving van het land te maken, zeggende: Gaat heen, doorkruist het land, maakt een beschrijving daarvan en keert daarna weer tot mij terug; dan zal ik hier het lot voor u werpen voor het aangezicht des Heren te Silo. 9 De mannen nu gingen heen en trokken door het land; zij maakten daarvan een beschrijving, stad voor stad, in zeven gedeelten, en kwamen bij Jozua in de legerplaats te Silo. (NBG)

De beschrijving van de toekenning van erfdeel door loting ging door tot:

Jozua 19:51 51 Dit zijn de erfdelen, welke de priester Eleazar, Jozua, de zoon van Nun, en de familiehoofden aan de stammen der Israëlieten te Silo door het lot hebben toegewezen, voor het aangezicht des Heren aan de ingang van de tent der samenkomst. Aldus beëindigden zij de verdeling van het land. (NBG)

De vrijsteden waren in deze beschrijving van het erfdeel der stammen opgenomen.

Jozua 20:2-9 2 Spreek tot de Israëlieten: Wijst de vrijsteden aan, waarover Ik tot u heb gesproken door de dienst van Mozes, 3 opdat een doodslager, die iemand zonder opzet, onvoorbedacht, gedood heeft, daarheen kan vluchten, zodat zij u tot een toevluchtsoord tegen de bloedwreker zijn. 4 Als hij naar een dezer steden gevlucht is, zal hij bij de ingang der stadspoort blijven staan en zijn zaak openlijk aan de oudsten dier stad mededelen; dan zullen zij hem tot zich in de stad nemen en hem een plaats aanwijzen; en hij zal bij hen blijven wonen. 5 Wanneer dan de bloedwreker hem vervolgt, zullen zij de doodslager niet aan hem uitleveren, omdat hij zijn naaste onvoorbedacht heeft gedood, zonder dat hij tevoren haat tegen hem koesterde. 6 Hij zal dan in die stad blijven wonen, totdat hij voor de gemeente zal terechtstaan; of tot de dood van de hogepriester, die er in die dagen zal zijn. Dan zal de doodslager mogen teruggaan naar zijn stad en naar zijn huis, naar de stad, waaruit hij gevlucht was.

7 Toen heiligden zij Kedes in Galilea, op het gebergte van Naftali, en Sichem op het gebergte van Efraïm, en Kirjat-arba, dat is Hebron, op het gebergte van Juda. 8 En aan de overzijde van de Jordaan, oostwaarts van Jericho, wezen zij Beser aan, in de woestijn, op de hoogvlakte, uit de stam Ruben; en Ramot in Gilead uit de stam Gad, en Golan in Basan uit de stam Manasse. 9 Dit waren de steden, die voor alle Israëlieten en voor de in hun midden vertoevende vreemdelingen aangewezen werden, opdat iedereen, die iemand zonder opzet gedood had, daarheen zou kunnen vluchten en niet door de hand van de bloedwreker zou sterven, voordat hij voor de gemeente zou hebben terechtgestaan. (NBG)

De Levieten ontvingen ook door loting hun woningen in de steden en de weidegronden met bepaalde families verbonden met bepaalde stammen (Jozua 21:1-45).

Belastingen worden betaald naar de opbrengst van het land, met uitsluiting van hetgeen de familie verbruikt had. Het land zelf was vrij van onroerend goed belasting, of successierechten en alle andere vormen van de hedendaagse belastingstelsels. Zij zijn niets anders dan inbeslagname bij stukje en beetje. Diefstal. Dit is ook het geval met de lange termijn en samengestelde rentes berekend door de instellingen van lening.

In plaats van onder Zijn prachtige wetten te leven, die vrijheid verschaffen en de daarmee samenhangende economische zekerheid, verlangden wij dit van God:

1Samuel 8:4-7 4 Daarom kwamen alle oudsten van Israël bijeen; zij gingen naar Samuel in Rama 5 en zeiden tot hem: Zie, gij zijt oud geworden en uw zonen wandelen niet in uw wegen; stel nu een koning over ons aan om ons te richten, als bij alle andere volken.

6 Toen zij zeiden: Geef ons een koning om ons te richten, mishaagde dat aan Samuel, en hij bad tot de Here. 7 De Here zeide tot Samuel: Luister naar het volk, in alles wat zij tot u zeggen, want niet u hebben zij verworpen, maar Mij hebben zij verworpen, dat Ik geen koning over hen zou zijn. (NBG)

Wij hebben God verworpen door zijn wetgeving om over ons te regeren te verwerpen. Wij hebben hetgeen ontvangen, waarom wij gevraagd hebben, en wel:

1Samuel 8:9-20 9 Nu dan, luister naar hen, maar waarschuw hen ernstig en zeg hun aan, hoe het optreden zal zijn van de koning die over hen regeren zal.

10 En Samuel sprak al de woorden des Heren tot het volk, dat hem om een koning gevraagd had 12 en hij zeide: Zo zal het optreden zijn van de koning die over u regeren zal: uw zonen zal hij nemen en hen dienst laten doen bij zijn wagens en bij zijn paarden, en zij zullen voor zijn wagen uit lopen; 13 hij zal hen aanstellen als oversten over duizend en oversten over vijftig; zij zullen zijn akkerland ploegen en zijn oogst binnenhalen; zijn wapens en wagentuig zullen zij vervaardigen. 14 Uw dochters zal hij nemen als zalfbereidsters, kooksters en baksters. 15 Verder zal hij van uw akkers, wijngaarden en olijftuinen de beste nemen en aan zijn dienaren geven; 16 van uw koren en de opbrengst van uw wijngaarden zal hij tienden nemen en aan zijn hovelingen en aan zijn dienaren geven. 17 Uw slaven, slavinnen, de beste van uw jonge mannen, en uw ezels zal hij nemen en gebruiken voor zijn werk. 18 Van uw kleinvee zal hij tienden nemen, en zelf zult gij hem tot slaven zijn.

19 Te dien dage zult gij jammeren over uw koning die gij u gekozen hebt, maar de Here zal u te dien dage niet antwoorden. Het volk weigerde echter naar Samuel te luisteren en zij zeiden: Neen, toch moet er een koning over ons zijn; 20 dan zullen ook wij zijn als alle andere volken; onze koning zal ons richten, voor ons uitrukken en onze oorlogen voeren. (NBG)

Of het nu een individueel koningschap is, of een gecentraliseerde regering, wij zullen in slavernij zijn. Dit komt door de buitensporige overheidsbelasting en staatsschulden aan de door de regering gewettigde financiële monopolies. Hoewel het financieel is, is het ware slavernij.

Gods belastingen zijn alleen gebaseerd op de jaarlijkse productieve toename en niet op onroerend goed, noch op de middelen om in het levensonderhoud te voorzien. Ook zijn deze niet gebaseerd op de toegevoegde waarde, die ten slotte neerkomt op degene die beschreven wordt als de eindgebruiker. Dit veroorzaakt belasting op verkoop, accijns op goederen en belasting op diensten, en niets van dit alles is in staat om het huidige regeringssysteem te onderhouden.

Dit is profetisch.

Kwijtschelding van schulden

Bijna iedereen leeft met een stress veroorzakende schuldfinanciering en de last van onzekerheid die dit veroorzaakt. Gods maatschappelijke en economische overeenkomst verbiedt de samengestelde schuld op lange termijn en wettigt rentevrij kapitaal.

Deuteronomium 15:1-2 1 Na verloop van zeven jaar zult gij een kwijtschelding doen plaats hebben. 2 En dit is de wijze van kwijtschelding: iedere schuldeiser zal hetgeen hij aan zijn naaste leende, kwijtschelden; hij zal zijn naaste en zijn broeder niet tot betaling dwingen, omdat men een kwijtschelding voor de Here heeft afgekondigd. (NBG)

Thans moeten alle schulden onder de uitverkorenen in dit zevende jaar kwijtgescholden worden. De kwijtschelding is een volledige kwijting van de eis om het verschuldigde restant terug te betalen

Deuteronomium 15:3-5 3 Een buitenlander moogt gij tot betaling dwingen, maar hetgeen gij van uw broeder te goed hebt, zult gij hem kwijtschelden. 4 Er zal echter geen arme onder u zijn, want de Here zal u gewis zegenen in het land, dat de Here, uw God, u als erfdeel in bezit zal geven, 5 indien gij maar aandachtig luistert naar de Here, uw God, door heel dit gebod, dat ik u heden opleg, naarstig te onderhouden. (NBG)

Wij mogen van degenen die niet tot de uitverkorenen behoren, de schulden die ons verschuldigd zijn, invorderen en wanneer wij deze wetgeving op de juiste wijze opvolgen, zullen wij geen armen onder ons hebben.

Deuteronomium 15:6 6 Wanneer de Here, uw God, u zegent, zoals Hij u beloofd heeft, dan zult gij aan vele volken lenen, maar zelf zult gij niet ter leen ontvangen; gij zult over vele volken heersen, maar over u zullen zij niet heersen. (NBG)

Onze gehoorzaamheid aan dit volledige maatschappelijke economische systeem zal zegeningen en bescherming brengen .

Deuteronomium 15:7-8 7 Wanneer er onder u een arme mocht zijn, een van uw broeders, in een van uw woonplaatsen, in het land, dat de Here, uw God, u geven zal, dan zult gij uw hart niet verstokken noch uw hand gesloten houden voor uw arme broeder, 8 maar gij zult uw hand wijd voor hem openen en hem met mildheid lenen, voldoende voor wat hem ontbreekt. (NBG)

De wet die wij bespreken verbiedt het scheppen en financieren van lange termijn schulden en is de enige bron die krediet legaliseert. Dit krediet geldt alleen voor wat nodig is, en niet voor wat verlangd wordt.

Deuteronomium 15:9-10 9 Neem u ervoor in acht, dat in uw hart niet de lage gedachte opkomt: het zevende jaar, het jaar der kwijtschelding, nadert. Waardoor gij onbarmhartig wordt jegens uw arme broeder, en gij hem niets geeft, zodat hij tegen u tot de Here roept en gij u bezondigt. 10 Gij zult hem met mildheid geven en uw hart zal niet verdrietig zijn, wanneer gij hem geeft, want ter wille daarvan zal de Here, uw God, u zegenen in al uw werk en in alles wat gij onderneemt. (NBG)

Deze kredietverlening wordt zelfs verlangd als het dicht bij het jaar der kwijtschelding is en dat de persoon waarschijnlijk niet veel of niets kan terugbetalen. Wij moeten toch geven naar ons vermogen, maar aangepast aan de behoefte.

Wanneer de derde tiende op de juiste wijze wordt toegepast, dan zal de gemeenschap als groep deel hebben in dit krediet en een belangrijke rol spelen in de redelijke terugwinning.

Niettemin is voorzichtigheid geboden omdat de liefde voor geld de wortel is van alle kwaad.

Deuteronomium 15:11 11 Want armen zullen nooit in het land ontbreken; daarom gebied ik u aldus: Gij zult uw hand wijd openen voor uw broeder, voor de ellendige en de arme in uw land. (NBG)

In vers 11 is arm SHD 034 'ebyown {eb-yone'} van SHD 014, in de betekenis van behoeftig (in het bijzonder in gevoelens):

  1. Behoeftig, arm, nooddruftig persoon
  2. Onderworpen aan onderdrukking en misbruik
  3. Hulpbehoevend, verlossing uit problemen, in het bijzonder verlost door God.

Onze verplichting is om te lenen overeenkomstig de nabijheid van het zevende jaar van lossing. Dit betekent dat wij lenen overeenkomstig de mogelijkheid van de ontvanger om terug te betalen naar gelang het zevende jaar naderbij komt. Wij moeten lenen naar ons vermogen, niet overeenkomstig onredelijke eisen en wij moeten vergeven wat niet terugbetaald kan worden, ongeacht de omstandigheden die zich kunnen ontwikkelen.

Deuteronomium 15:12 12 Wanneer uw broeder, een Hebreeuwse man, of een Hebreeuwse vrouw, zich aan u verkoopt, dan zal hij u zes jaar dienen, maar in het zevende jaar zult gij hem vrij laten weggaan. (NBG)

Sommige mensen zullen niet in staat zijn om hun financiën op verantwoorde wijze af te handelen. In sommige gevallen zullen zij hun land verliezen en de mogelijkheid om te voorzien in hun eigen onderhoud of van hun gezin. Zij kunnen ten slotte in knechtschap ten opzichte van elkaar geraken, maar zij moeten ook vergoed worden bij hun lossing in het zevende jaar. Dit is niet de algemeen beschreven slavernij, maar is een tijd van onderricht voor de arbeider, die bij zijn vrijlating betaald moet worden voor zijn werk.

Deuteronomium 15:13-15 13 En wanneer gij hem vrij laat weggaan, zult gij hem niet met lege handen laten gaan; 14 gij zult hem met mildheid meegeven van uw kleinvee, van uw dorsvloer en uw perskuip; van datgene waarmee de Here, uw God, u gezegend heeft, zult gij hem geven. 15 Gij zult gedenken, dat gij een dienstknecht geweest zijt in het land Egypte, en dat de Here, uw God, u bevrijd heeft; daarom geef ik u heden dit gebod. (NBG)

Wanneer verscheidene Sabbatsjaren resteren tot het Jubeljaar en de teruggave van het land aan de familie, dan mag de afzonderlijke persoon vragen dat de in dienst neming voor altoos wordt verlengd.

Deuteronomium 15:16-17 16 Maar wanneer hij tot u zegt: Ik wil niet van u heengaan, omdat hij u en uw gezin liefheeft, daar hij het goed bij u heeft, 17 dan zult gij een priem nemen, en die door zijn oor in de deur steken, opdat hij voor altijd uw dienstknecht zij. En ook met uw dienstmaagd zult gij zo doen. (NBG)

Dit zichtbare doorstoken oor was een teken van schande voor de persoon, dat hij niet in staat is voor zichzelf te zorgen.

Afgezien van het verbod om in het zevende jaar te zaaien en te oogsten, zijn er andere inzettingen, die over planten en oogsten gaan.

Leviticus 19:23-25 23 Wanneer gij komt in het land en allerlei vruchtbomen plant, dan zult gij de vrucht daarvan als verboden beschouwen; drie jaar lang zal zij u verboden zijn, zij zal niet gegeten worden. 24 In het vierde jaar echter zullen alle vruchten daarvan tot een lofprijzing de Here geheiligd zijn. 25 In het vijfde jaar zult gij dan de vrucht daarvan eten, opdat zij u een grotere opbrengst geven: Ik ben de Here, uw God. (NBG)

Wanneer fruitbomen geplant worden, mag hiervan niet de eerste drie jaar geplukt worden. Dit doet sterke jonge bomen groeien. In het vierde jaar wordt de volledige oogst van eerstelingen overhandigd aan de priesters, die de beheerders zijn.

Numeri 5:9 9 En elke heffing van al de heilige gaven, die de Israëlieten tot de priester brengen, zal voor hem zijn; (NBG)

De ondermijnende uitwerking van schuld, waarmee bijna iedereen leeft, zou het huidige systeem moeten veroordelen, dat niet veranderd is.

Nehemia 5:1-5 1 Er ontstond nu een groot geroep van het volk met hun vrouwen tegen hun Joodse volksgenoten. 2 Er waren er, die zeiden: Onze zonen en onze dochters zijn talrijk, en wij willen koren hebben om te eten en te leven. 3 Ook waren er, die zeiden: Onze velden, onze wijngaarden en onze huizen hebben wij moeten verpanden om in de honger koren te hebben. 4 Dan waren er, die zeiden: Wij hebben geld voor de belasting van de koning geleend op onze velden en wijngaarden. 5 Nu dan, wij zijn van hetzelfde vlees en bloed als onze broeders, onze zonen zijn even goed als de hunne en zie, wij moeten onze zonen en onze dochters tot slaven laten worden, en sommige van onze dochters zijn reeds tot slavinnen vernederd, zonder dat wij er iets tegen vermogen; en anderen hebben onze velden en wijngaarden in bezit. (NBG)

De praktische toepassing

Het land is van God en mag niet verkocht worden (Leviticus 25:23). Het wordt door loting toegewezen (Jozua 19:51) volgens bloedlijnen (Jozua 18:2). Het land moet rusten of braak liggen in het zevende jaar (Exodus 23:10-11; Leviticus 25:1-7, 19-24).

Wij krijgen een dubbele oogst in het zesde jaar en dit opgeslagen voedsel zal in het zevende jaar gegeten worden (Leviticus 25:21-22). Er worden geen eenjarige gewassen verbouwd. De opbrengst van de vaste gewassen van het land mogen niet geoogst worden, maar wel van dag tot dag gegeten worden (Exodus 23:10-11; Leviticus 25:1-7, 19-22). Er is geen tiende verschuldigd in het Sabbatsjaar, omdat er geen oogst is. Het snoeien of bewerken van de wijnstok of vruchtbomen moet achterwege blijven (Leviticus 25:3-6). Aan het einde van dit jaar moeten alle schulden onder geestelijk Israël vergeven zijn (Deuteronomium 15:1-6), maar buitenstaanders mogen verantwoordelijk gesteld worden voor hun schulden (Deuteronomium 15:3). Degenen die in slavernij zijn voor schulddelging moeten gelost worden met het dubbele loon van een dienstknecht (Deuteronomium 15:18). Krediet is onderdeel van de economische wetgeving (Deuteronomium 15:9-10) maar alleen wanneer ondersteuning nodig is (Deuteronomium 15:8). Het moet zonder rente zijn (Exodus 22:25; Leviticus 25:36-37; Deuteronomium 23:19; Nehemia 5:7, 10; Ezechiël 18:8, 17).

Het Jubeljaar

Onder onze relatie in het Nieuwe Verbond met de Ene Ware God door Zijn Messias, dienen wij de volledige structuur van het Jubeljaar in acht te nemen. Het is de volledige ordening voor de hele mensheid op het gebied van economie, milieu, moraal en maatschappij. Aangezien wij deze ordening vandaag in acht moeten nemen, wanneer is dit dan en wat zijn onze plichten onder de huidige omstandigheden?

Hierboven hebben we gezien dat de Sabbatsjaren vereist zijn om het land rust te geven. Aangezien de mensen niet oogsten, betekent dit ook dat er geen tienden betaald hoeven te worden. Al onze schulden worden geschrapt en alle Israëlitische slaven en werknemers worden gevrijwaard van hun overeenkomst. Wat het land uit zichzelf opbrengt, mag gegeten worden, maar niet geoogst.

Het Jubeljaar overlapt het zevende Sabbatsjaar en verlangt verder dat het land teruggegeven wordt aan de oorspronkelijke familie eigenaren en voorts blijft rusten zonder zelfs de dagelijkse opbrengst van wat uit zichzelf groeit genomen mag worden.

Op de tiende dag van de zevende maand wordt het Jubeljaar uitgeroepen. Dit betekent dat in het zevende Sabbatsjaar of het negenenveertigste jaar een ramshoorn, of Jobel (SHD 3104), geblazen wordt in het hele land en dat vrijheid uitgeroepen wordt in heel het land en voor alle inwoners.

De ordening van Sabbatsjaar en Jubeljaar geldt voor de hele mensheid en het beschermt alle families op de aarde en alle afzonderlijke personen daarbinnen. Het beschermt volledig al het levensonderhoud dat de planeet voortbrengt. De ordening van het Sabbatsjaar moet volledig gehouden worden en zal de mensen vrijwaren voor de gevolgen van afgoderij. God is bijzonder en Hij alleen is de heerser over Zijn schepping.

Het Jubeljaar begint op Verzoendag, in de zevende maand van het negenenveertigste jaar van de cyclus, wat een Sabbatsjaar is. Dit brengt twee rustjaren voor het land mee, die overlappen. Omdat het Sabbatsjaar geen oogst toestaat wanneer dit in het voorjaar begint, zal er ook in het voorgaande najaar niet gezaaid worden (Leviticus 25:20). Wanneer het Jubeljaar eindigt in het najaar op het noordelijk halfrond, zal er pas dan voor de oogst in het volgende voorjaar gezaaid worden en zo wordt de tweejaar cyclus voor het negenenveertigste en vijftigste jaar van de Jubeljaar periode volgemaakt.

Alles is van God, "heel de aarde," en het Jubeljaar is voor het welzijn van de hele mensheid en het is ingesteld voor de hele mensheid, waar ooit aan ons onze familiegrenzen gesteld zijn (Deuteronomium 28:32).

Het land is van God, en wanneer wij het land niet elk zevende jaar zijn Sabbatsrust geven, dan zal God dit ten koste van ons vergoeden.

Leviticus 26:34-35 34 Dan zal het land zijn sabbatsjaren vergoed krijgen, al de dagen dat het woest ligt en gij in het land uwer vijanden zijt; dan zal het land rusten en zijn sabbatsjaren vergoeden. 35 Al de tijd der verwoesting zal het rusten, de rust die het niet gehad heeft gedurende uw sabbatsjaren, toen gij daarin woondet. (NBG)

Deze zeven Sabbatsjaren voor het land bereiken hun hoogtepunt in het Jubeljaar en de verzoening van het familie-erfdeel.

De Encyclopedia Americana stelt:

De [Jubeljaar] wet als geheel was onbetwistbaar theocratisch, het bevestigde de absolute macht van Jahweh; het betekende dat de Hebreeën Zijn slaven waren, en daarom geen slaaf konden zijn van hun medemens; het land behoorde Hem toe, en werd alleen aan de Hebreeuwse stammen en families uitgeleend, die daarom door geen enkele menselijke bepaling verdreven konden worden.

Israëlieten beschouwden het bewaren van het voorouderlijke onroerend goed in de familielijn als een heilige opdracht. Dit was ook duidelijk de reden waarom Nabot weigerde om zijn wijngaard aan Koning Achab te verkopen (1Koningen 21:3).

Exodus 14:31 31 Toen zag Israël, welk een machtige daad de Here tegen Egypte gedaan had; en het volk vreesde de Here en zij geloofden in de Here en in Mozes, zijn knecht. (NBG)

In Israël hebben sommigen altijd in Jahovah, de Heer, geloofd, en de wet zoals deze aan Mozes gegeven was, in acht genomen.

SHD 3104 jowbel, yo-bale'; of jobel, jo- bale'; blijkbaar van SHD 2986; de stoot op een ramshoorn (door het aanhoudende geluid); speciaal het geluid van de zilveren trompetten, vandaar het instrument zelf en feest daardoor aangekondigd: Jubeljaar, ramshoorn, bazuin.

De jobel, als bazuin of ramshoorn, werd ook door de zeven priesters bij Jericho gebruikt in Jozua 6.

Leviticus 25:9-10 9 Dan zult gij bazuingeschal doen rondgaan in de zevende maand op de tiende van de maand; op de Verzoendag zult gij de bazuin doen rondgaan door uw ganse land. 10 Gij zult het vijftigste jaar heiligen en vrijheid in het land afkondigen voor al zijn bewoners, een jubeljaar zal het voor u zijn, dan zal ieder van u tot zijn bezitting en tot zijn geslacht terugkeren. (NBG)

Leviticus 25:9-10 9 Dan zult gij op de bazuinen doen blazen door al uw land, op den tienden dag der zevende maand, op den dag der verzoening; 10 en gij zult het vijftigste jaar heiligen, en zult het noemen een vrij-jaar in het land voor allen, die er in wonen, want het is uw jubeljaar; alsdan zal een ieder bij u weder tot zijne have en tot zijn geslacht komen. (LU)

Heel Gods Wetsordening beschermt de familie of stam en de afzonderlijke persoon. Het Jubeljaar en tiendenstelsel, de Sabbatsjaren, het verbod op samengestelde schuld, zijn een verwaarloosd raamwerk.

Deze wet is een familieovereenkomst met God, die ons zal beschermen en de planeet die ons onderhoudt, maar God is de echte landeigenaar (Leviticus 25:23).

In het vijftigste jaar keert het land tot zijn eigenaar of beheerder terug en tot zijn aangewezen stam (Leviticus 25:10).

Met uitzondering van de stam Levi.

Deuteronomium 18:1-8 1 De Levitische priesters, de gehele stam Levi, zullen geen bezit of erfdeel hebben tezamen met Israël; van de vuuroffers des Heren en Diens erfdeel zullen zij eten, 2 maar onder zijn broeders zal hij geen erfdeel hebben: de Here is zijn erfdeel, zoals Hij hem beloofd heeft. 3 Dit nu is het recht der priesters ten opzichte van het volk, van hen die een slachtoffer brengen, hetzij een rund hetzij een stuk kleinvee: men zal de priester geven de schouder, de beide wangstukken en de maag. 4 De eerstelingen van uw koren, uw most en uw olie en de eerste wol van uw schapen zult gij hem geven. 5 Want de Here, uw God, heeft hem uit al uw stammen uitverkoren, opdat hij voor de Here zou staan en dienst zou doen in zijn naam, hij en zijn zonen, altijd door.

6 Wanneer nu een Leviet komt uit een van uw steden in geheel Israël, waar hij als vreemdeling vertoeft, en naar de wens van zijn hart gaat naar de plaats die de Here verkiezen zal, 7 en dienst doet in de naam van de Here, zijn God, zoals al zijn broeders, de Levieten, die daar voor het aangezicht des Heren staan, 8 dan zal hij dezelfde inkomsten hebben als zij, niet medegerekend wat hij door verkoop van zijn vaderlijk goed verworven heeft. (NBG)

Een probleem kwam naar voren aangaande het beërven van onroerend goed van de familie in Israël.

Numeri 27:1-11 1 En de dochters van Selofchad, de zoon van Chefer, de zoon van Gilead, de zoon van Makir, de zoon van Manasse, van de geslachten van Manasse, de zoon van Jozef (en dit zijn de namen van zijn dochters: Machla, Noa, Chogla, Milka en Tirsa) naderden, 2 en stelden zich voor Mozes en de priester Eleazar en de vorsten en de gehele vergadering aan de ingang van de tent der samenkomst en zeiden: 3 Onze vader is in de woestijn gestorven, hoewel hij niet behoorde tot de bende, die tegen de Here samenspande, tot de bende van Korach, maar om zijn eigen zonde is hij gestorven, en hij had geen zonen. 4 Waarom zal de naam van onze vader uit het midden der geslachten verdwijnen, daar hij geen zoon heeft? Geef ons bezit onder de broeders van onze vader. 5 Toen bracht Mozes haar rechtsvraag voor het aangezicht des Heren.

6 En de Here zeide tot Mozes: 7 De dochters van Selofchad hebben gelijk; gij zult haar voorzeker erfelijk bezit onder de broeders van haar vader geven, en gij zult het erfdeel van haar vader op haar doen overgaan. 8 En tot de Israëlieten zult gij aldus spreken: Wanneer iemand sterft zonder een zoon te hebben, dan zult gij zijn erfdeel op zijn dochter doen overgaan. 9 Heeft hij geen dochter, dan zult gij zijn erfdeel aan zijn broeders geven. 10 Heeft hij geen broeders, dan zult gij zijn erfdeel aan de broeders van zijn vader geven. 11 En heeft zijn vader geen broeders, dan zult gij zijn erfdeel geven aan de naaste bloedverwant uit zijn geslacht, opdat die het bezitte. En dit zal voor de Israëlieten tot een rechtsinzetting zijn, zoals de Here aan Mozes geboden heeft. (NBG)

Deze verordening verlangde dat het erfdeel van het land in de vaders lijn blijft door de dochters. Wanneer er geen nakroost is gaat het naar zijn broers en dan naar de naaste verwanten.

Waar kinderen zijn, is de eerstgeborene van de vrouw en niet van de man.

Exodus 13:12 12 dan zult gij al wat het eerst uit de moederschoot voortkomt, de Here wijden; ook van elke eerste worp van het vee dat gij hebt, zullen de mannelijke dieren voor de Here zijn. (NBG)

De eerstgeborene moet gelost worden.

Exodus 13:13-22 13 Maar elk eerste ezelsveulen zult gij lossen met een stuk kleinvee; of, indien gij het niet lost, zult gij het de nek breken. Iedere menselijke eerstgeborene onder uw zonen echter zult gij lossen. 14 En wanneer uw zoon u later zal vragen: Wat betekent dat? dan zult gij tot hem zeggen: Met een sterke hand heeft de Here ons uit Egypte, uit het diensthuis, geleid. 15 Want toen Farao bezwaar maakte ons te laten gaan, doodde de Here alle eerstgeborenen in het land Egypte, zowel de eerstgeborenen der mensen als die van het vee. Daarom ben ik gewoon alle mannelijke dieren, die het eerst uit de moederschoot voortkomen, de Here te offeren, terwijl ik alle eerstgeborenen mijner zonen los. 16 Het zal tot een teken op uw hand en tot een kenteken tussen uw ogen zijn, want met een sterke hand heeft de Here ons uit Egypte geleid.

17 Toen Farao het volk had laten gaan, leidde God hen niet op de weg naar het land der Filistijnen, hoewel deze de naaste was; want God zeide: Het volk mocht eens berouw krijgen, wanneer zij in strijd gewikkeld werden, en naar Egypte terugkeren. 18 Daarom liet God het volk zwenken, de woestijnweg op naar de Schelfzee. Ten strijde toegerust trokken de Israëlieten op uit het land Egypte. 19 En Mozes nam het gebeente van Jozef mee, omdat deze de zonen van Israël plechtig had doen zweren: God zal zeker naar u omzien, dan zult gij mijn gebeente vanhier met u meevoeren. 20 Zo braken zij van Sukkot op en legerden zich in Etam, aan de rand der woestijn. 21 De Here ging voor hen uit, des daags in een wolkkolom om hen te leiden op de weg, en des nachts in een vuurkolom om hun voor te lichten, zodat zij dag en nacht konden voortgaan. 22 Zonder ophouden bleef de wolkkolom des daags en de vuurkolom des nachts aan de spits van het volk. (NBG)

De mannelijke eerstgeborene beërft een dubbel deel.

Deuteronomium 21:17 17 Maar de eerstgeborene, de zoon van de niet-beminde, moet hij erkennen door hem een dubbel deel te geven van alles wat het zijne zal blijken te zijn, want deze is de eersteling van zijn kracht: hem behoort het eerstgeboorterecht. (NBG)

Deze wetgeving verlangt dat juiste, verifieerbare familie registers gehouden worden.

Ezechiël 46:16-18 16 Zo zegt de Here Here: Wanneer de vorst een geschenk aan een zijner zonen geeft, dan is het diens erfdeel; aan zijn zonen zal het toebehoren, het is hun bezit als erfdeel; 17 maar wanneer hij een geschenk uit zijn erfdeel aan een van zijn dienaren geeft, zal het hem toebehoren tot het jaar der vrijlating en dan tot de vorst terugkeren; voorwaar, het is zijn eigen erfdeel, aan zijn zonen zal het blijven toebehoren. 18 De vorst mag echter niets nemen uit het erfdeel van het volk door het uit zijn bezit te verdringen; hij zal van zijn eigen bezit zijn zonen doen erven, opdat niemand van mijn volk uit zijn bezitting verdreven worde.

Land kan aan een dienstknecht geschonken worden, maar het keert in het Jubeljaar naar de familie terug en niemand mag het erfdeel vervreemden. Het Jubeljaar verwaarlozen brengt zware straffen mee.

Jeremia 34:17 17 Daarom zegt de Here aldus: Gij hebt niet naar Mij gehoord om een vrijlating af te kondigen, een ieder voor zijn broeder en een ieder voor zijn naaste. Zie, Ik kondig voor u een vrijlating af, luidt het woord des Heren, aan het zwaard, de pest en de honger, en Ik zal u tot een schrikbeeld maken voor alle koninkrijken der aarde. (NBG)

Numeri 36:1-41 De familiehoofden van het geslacht der zonen van Gilead, de zoon van Makir, de zoon van Manasse, uit de geslachten der zonen van Jozef, naderden en spraken in tegenwoordigheid van Mozes en van de vorsten, de familiehoofden der Israëlieten, 2 en zeiden: De Here heeft mijn heer geboden het land door het lot de Israëlieten ten erfdeel te geven, en door de Here is aan mijn heer geboden het erfdeel van onze broeder Selofchad aan zijn dochters te geven. 3 Mochten zij nu huwen met iemand van de zonen van de andere stammen der Israëlieten, dan zou haar erfdeel van het erfdeel onzer vaderen afgenomen worden en bij het erfdeel van de stam gevoegd, waartoe zij dan zouden behoren, maar van het door het lot ons toegewezen erfdeel zou het worden afgenomen. 4 Wanneer de Israëlieten dan het jubeljaar zouden hebben, zou haar erfdeel gevoegd worden bij het erfdeel van de stam, waartoe zij dan zouden behoren, en van het erfdeel van de stam onzer vaderen zou haar erfdeel worden afgenomen. (NBG)

Het erfrecht is gebaseerd op de structuur van het Jubeljaar, die het toekomstige nakroost beschermt in de familielijnen. Het kan door loting toegekend worden, overeenkomstig de vruchtbaarheid van het land. De vraag ontstond dat indien de dochters van Selofchad, die gelijk kregen in Numeri 27:6, buiten de stam zouden huwen, of het land dan zou overgaan naar het land van de andere stam.

Wij lezen verder in Numeri 36

Numeri 36:5-9 5 Toen gebood Mozes de Israëlieten volgens het bevel des Heren: De stam der zonen van Jozef heeft gelijk. 6 Dit is het woord, dat de Here gebiedt aangaande de dochters van Selofchad: Zij mogen huwen met wie haar wenst, mits zij huwen binnen het geslacht van de stam haars vaders. 7 Want een erfdeel der Israëlieten zal niet van de ene stam op de andere overgaan, maar de Israëlieten zullen vasthouden, ieder aan het erfdeel van de stam zijner vaderen. 8 Dus zal iedere dochter, die een erfdeel uit de stammen der Israëlieten verworven heeft, huwen met iemand van het geslacht van de stam haars vaders opdat ieder der Israëlieten het erfdeel zijner vaderen erve. 9 Want het erfdeel zal niet van de ene stam op de andere overgaan, maar de Israëlieten zullen vasthouden, ieder aan zijn eigen erfdeel. (NBG)

Het hele erfdeel dient binnen de directe familielijnen te blijven en binnen de stam zelf. De dochters van Selofchad gehoorzaamden.

Numeri 36:10-12 10 Zoals de Here Mozes geboden had, zo deden de dochters van Selofchad; 11 en Machla, Tirsa en Chogla en Milka en Noa, de dochters van Selofchad, huwden met de zonen van haar ooms; 12 met mannen uit de geslachten der zonen van Manasse, de zoon van Jozef, huwden zij, zodat haar erfdeel aan de stam van het geslacht haars vaders verbleef. (NBG)

Gods ordening heeft vaak onvoorziene voordelen, wanneer er aan gehoorzaamd wordt.

Jeremia 35:19 19 daarom zegt de Here der heerscharen, de God van Israël, aldus: Nimmer zal het Jonadab, de zoon van Rekab, ontbreken aan een man, die voor mijn aangezicht staat al de dagen. (NBG)

Dit is een grote belofte. Er zal altijd iemand in de familielijn van Rekab door Jonadab in staat zijn om voor God te staan. De Rekabieten zullen blijven bestaan. Waarom?

Jeremia 35:16-18 16 Ja, de zonen van Jonadab, de zoon van Rekab, hebben het gebod dat hun vader hun opgelegd had, gehouden, maar dit volk heeft Mij geen gehoor gegeven. 17 Daarom zegt de Here, de God der heerscharen, de God van Israël, aldus: Zie, Ik breng over Juda en alle inwoners van Jeruzalem al de rampspoed waarmede Ik hen gedreigd heb, omdat Ik tot hen gesproken heb, zonder dat zij gehoor gaven, en Ik tot hen geroepen heb, zonder dat zij antwoordden.

18 Maar tot het huis der Rekabieten zeide Jeremia: Zo zegt de Here der heerscharen, de God van Israël: Omdat gij aan het gebod van uw vader Jonadab gehoor gegeven hebt en al zijn geboden gehouden en naar alles wat hij u gebood, gedaan hebt, (NBG)

Deze familielijn zal blijven bestaan omdat zij het gebod van hun vader hebben opgevolgd. Wij moeten ook alles doen wat wij kunnen om de geboden van onze Vader in de hemelen op te volgen, waarvan er geen enkele is afgeschaft.

Matteüs 5:18 18 Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet een jota of een tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied. (NBG)

Het aanvaardbare offer van Messias opende de volgende fase in het plan en verleende de heidenen toegang tot de Geest en aanneming in het geestelijke Israël. Alles van het plan is nog niet vervuld en de wet blijft volledig. De wet, of delen ervan zijn niet door het offer van Messias afgeschaft, hetgeen ons brengt in de staat van genade in plaats van straf.

Voordelen op lange termijn zullen ook toenemen voor onze kinderen door onze gehoorzaamheid. Wat deed het nakroost van Rekab?

Jeremia 35:12-15 12 Toen kwam het woord des Heren tot Jeremia: 13 Zo zegt de Here der heerscharen, de God van Israël: Ga, en zeg tot de mannen van Juda en de inwoners van Jeruzalem: Wilt gij hieruit geen lering trekken om aan mijn woorden gehoor te geven? luidt het woord des Heren. 14 Het gebod dat Jonadab, de zoon van Rekab, aan zijn zonen heeft opgelegd, om geen wijn te drinken, wordt gehouden; want tot op de huidige dag hebben zij geen wijn gedronken, omdat zij gehoor hebben gegeven aan het gebod van hun vader. En Ik heb tot u gesproken, vroeg en laat, maar gij hebt Mij geen gehoor gegeven. 15 Ik zond al mijn knechten, de profeten, tot u, vroeg en laat, met de boodschap: Bekeert u toch, een ieder van zijn boze weg, betert uw daden en loopt geen andere goden achterna om die te dienen, dan zult gij blijven in het land dat Ik u en uw vaderen gegeven heb; maar gij hebt uw oor niet geneigd en Mij geen gehoor gegeven. (NBG)

Feitelijk heeft de hele mensheid er belang bij wie, wanneer en hoe wij aanbidden.

Dit alles komt duidelijk naar voren in de toepassing van het Jubeljaar, hetgeen verloren is geraakt en opnieuw ingevoerd zal worden bij de wederkomst van Messias.

Leviticus 27:14-24 14 Wanneer iemand zijn huis heiligt als iets heiligs voor de Here, dan zal de priester het schatten, naar dat het goed of slecht is; zoals de priester het schat, zo zal het vaststaan. 15 Maar indien hij, die geheiligd heeft, zijn huis wil lossen, zal hij een vijfde deel van het geld van de geschatte waarde daarbij voegen; dan zal het van hem zijn. 16 Indien iemand een deel van zijn grondbezit de Here heiligt, dan zal uw schatting zijn overeenkomstig het daarin gezaaide: een homer zaaisel van gerst op vijftig sikkels zilver. 17 Indien hij van het jubeljaar af zijn akker heiligt, zal het op de geschatte waarde blijven staan. 18 Maar indien hij na het jubeljaar zijn akker heiligt, zal de priester hem het geld berekenen overeenkomstig de jaren die nog overblijven tot het jubeljaar, en het zal van de geschatte waarde afgetrokken worden. 19 En indien hij, die de akker geheiligd heeft, erop staat die te lossen, dan zal hij een vijfde deel van het geld van de geschatte waarde daar bijvoegen, en die akker zal de zijne blijven. 20 Maar indien hij de akker niet lost, of indien hij de akker aan iemand anders verkocht heeft, dan kan die niet meer gelost worden, 21 maar de akker zal, wanneer die in het jubeljaar vrijkomt, de Here heilig zijn, gelijk een akker, die onder de ban ligt; de priester zal hem in bezit hebben.

22 En indien hij een akker, die hij gekocht heeft, die niet tot zijn grondbezit behoorde, de Here heiligt, 23 zal de priester hem het bedrag van de geschatte waarde tot het jubeljaar berekenen, en hij zal deze geschatte waarde op die dag geven, als iets heiligs voor de Here. 24 In het jubeljaar komt die akker terug aan hem van wie hij hem gekocht heeft, aan hem die het land oorspronkelijk in bezit had. (NBG)

Woonhuizen in ommuurde steden blijven niet voor altoos in het bezit van families en zijn niet onderworpen aan het Jubeljaar.

Leviticus 25:29-30 29 Wanneer iemand een woonhuis verkoopt in een ommuurde stad, dan zal het recht van lossing duren tot er een jaar na de verkoop verstreken is; een jaar zal het recht van lossing duren. 30 Maar indien het niet gelost is, voordat een vol jaar verstreken is, dan komt dat huis, dat in een ommuurde stad stond, voorgoed aan hem die het gekocht heeft, in zijn geslacht: in het jubeljaar zal het niet vrijkomen. (NBG)

Huizen op het platteland echter wel.

Leviticus 25:31 31 De huizen echter in de dorpen, waar geen muur om is, zullen bij het akkerland gerekend worden, daarvoor zal wel recht van lossing zijn en in het jubeljaar zullen zij vrijkomen. (NBG)

Een huis aan Jahovah gewijd vereist twintig procent toegevoegd aan de vastgestelde waarde, wanneer het gelost wordt. De Priesters schatten het huis.

Leviticus 27:14-15 14 Wanneer iemand zijn huis heiligt als iets heiligs voor de Here, dan zal de priester het schatten, naar dat het goed of slecht is; zoals de priester het schat, zo zal het vaststaan. 15 Maar indien hij, die geheiligd heeft, zijn huis wil lossen, zal hij een vijfde deel van het geld van de geschatte waarde daarbij voegen; dan zal het van hem zijn. (NBG)

De wetgeving van het Jubeljaar

Leviticus 25:9-55 9 Dan zult gij bazuingeschal doen rondgaan in de zevende maand op de tiende van de maand; op de Verzoendag zult gij de bazuin doen rondgaan door uw ganse land. 10 Gij zult het vijftigste jaar heiligen en vrijheid in het land afkondigen voor al zijn bewoners, een jubeljaar zal het voor u zijn, dan zal ieder van u tot zijn bezitting en tot zijn geslacht terugkeren. 11 Een jubeljaar zal dit vijftigste jaar voor u zijn, dan zult gij niet zaaien en wat dan vanzelf opkomt zult gij niet oogsten en dan zult gij de ongesnoeide wijnstok niet aflezen. 12 Want het zal u een jubeljaar zijn, heilig zal het u zijn; van de akker zult gij eten wat hij opbrengt. 13 In dit jubeljaar zal ieder van u zijn bezitting terugkrijgen. 14 Wanneer gij iets aan uw volksgenoot verkoopt of iets van hem koopt, dan zal de een de ander niet benadelen. 15 Rekening houdend met de jaren na een jubeljaar, zult gij het van uw volksgenoot kopen; rekening houdend met de oogstjaren zal hij het u verkopen. 16 Bij een groter aantal jaren zult gij de koopsom naar verhouding hoger stellen; bij een geringer aantal jaren zult gij de koopsom naar verhouding lager stellen: want het getal der oogsten verkoopt hij u. 17 Gij zult elkander niet benadelen, maar voor uw God vrezen, want Ik ben de Here, uw God.

18 Zo zult gij mijn inzettingen opvolgen en mijn verordeningen nauwgezet in acht nemen; dan zult gij veilig wonen in het land. 19 En het land zal zijn vrucht geven, zodat gij tot verzadiging eet en daarin veilig woont. 20 Wanneer gij zegt: wat zullen wij in het zevende jaar eten, zie, wij mogen niet zaaien noch onze oogst inhalen, 21 dan zal Ik mijn zegen in het zesde jaar over u gebieden, dat het u een opbrengst geve voor drie jaren. 22 In het achtste jaar zult gij zaaien, maar van de vorige oogst eten, tot het negende jaar; totdat de oogst daarvan binnenkomt, zult gij van de vorige eten.

23 En het land zal niet voor altijd verkocht worden, want het land is van Mij, en gij zijt vreemdelingen en bijwoners bij Mij. 24 In het gehele land, dat gij in bezit hebt, zult gij lossing voor het land toestaan. 25 Wanneer uw broeder verarmd is en iets van zijn bezitting heeft moeten verkopen, dan zal zijn naaste bloedverwant als losser optreden, en hij zal loskopen wat zijn broeder heeft moeten verkopen. 26 Wanneer iemand geen losser heeft, maar zijn vermogen wordt toereikend, zodat hij verwerft, wat hij voor lossing nodig heeft, 27 dan zal hij de jaren sinds de verkoop in rekening brengen, en wat nog overblijft de man terugbetalen aan wie hij het verkocht heeft, opdat hij zijn bezitting terugkrijgt. 28 Maar indien hij niet verwerft wat nodig is, om hem terug te betalen, dan blijft wat hij verkocht heeft, in het bezit van hem die het gekocht heeft, tot het jubeljaar: maar in het jubeljaar zal het vrijkomen, en hij zal zijn bezitting terugkrijgen.

29 Wanneer iemand een woonhuis verkoopt in een ommuurde stad, dan zal het recht van lossing duren tot er een jaar na de verkoop verstreken is; een jaar zal het recht van lossing duren. 30 Maar indien het niet gelost is, voordat een vol jaar verstreken is, dan komt dat huis, dat in een ommuurde stad stond, voorgoed aan hem die het gekocht heeft, in zijn geslacht: in het jubeljaar zal het niet vrijkomen. 31 De huizen echter in de dorpen, waar geen muur om is, zullen bij het akkerland gerekend worden, daarvoor zal wel recht van lossing zijn en in het jubeljaar zullen zij vrijkomen. 32 En aangaande de steden der Levieten, de huizen der steden, die zij in bezit hebben; de Levieten zullen een altoosdurend recht van lossing hebben. 33 Als iemand van de Levieten het inlost, dan zal het verkochte huis, in de stad van zijn bezit, in het jubeljaar vrijkomen; want de huizen van de steden der Levieten zijn hun bezit in het midden van de Israëlieten. 34 En het weideland bij hun steden zal niet verkocht worden, want dat is hun altoosdurend bezit.

35 Wanneer uw broeder verarmt en zich bij u niet meer staande kan houden, dan zult gij hem (vreemdeling en bijwoner) ondersteunen, opdat hij bij u in het leven blijve.

36 Gij zult geen rente of winst van hem nemen, maar gij zult voor uw God vrezen, opdat uw broeder bij u in het leven blijve. 37 Gij zult hem uw geld niet op rente geven noch uw voedsel tegen winst. 38 Ik ben de Here, uw God, die u uit het land Egypte heb geleid, om u het land Kanaän te geven, opdat Ik u tot een God zou zijn.

39 Wanneer uw broeder verarmt bij u en zich aan u verkoopt, dan zult gij hem geen slavenarbeid laten verrichten. 40 Als een dagloner, als een bijwoner zal hij bij u zijn; tot het jubeljaar zal hij bij u arbeiden. 41 Dan zal hij van u weggaan, hij met zijn kinderen, en naar zijn geslacht terugkeren en hij zal het bezit zijner vaderen terugkrijgen. 42 Want zij zijn mijn knechten, die Ik uit het land Egypte heb geleid: zij zullen niet verkocht worden, zoals men een slaaf verkoopt. 43 Gij zult niet met hardheid over hem heersen, maar gij zult voor uw God vrezen. 44 Doch uw slaaf of slavin, die gij houdt, zullen zijn uit de volken rondom u; uit hen zult gij een slaaf of slavin kopen. 45 Ook uit de kinderen der bijwoners die bij u vertoeven, uit hen zult gij ze kopen en uit hun geslacht, dat bij u is, dat zij in uw land hebben voortgebracht, en zij zullen uw bezit zijn; 46 gij zult hen aan uw kinderen na u tot een erfenis geven, zodat zij in hun bezit overgaan; voor altoos zult gij hen in dienst houden, maar over uw broeders, de Israëlieten, zult gij niet, de een over de ander, met hardheid heersen.

47 Wanneer het vermogen van een vreemdeling of bijwoner bij u toeneemt, en uw broeder bij hem verarmt en zich aan die vreemdeling of bijwoner bij u, of aan iemand die uit een geslacht van vreemdelingen afkomstig is, verkoopt, 48 dan zal hij, nadat hij zich verkocht heeft, recht van lossing hebben: een van zijn broeders mag hem loskopen; 49 of zijn oom of de zoon van zijn oom mag hem loskopen, of zijn naastbestaande uit zijn geslacht mag hem loskopen, of, als zijn vermogen toereikend wordt, mag hij zich zelf loskopen. 50 Dan zal hij samen met zijn koper een berekening maken van het jaar af, dat hij zich aan hem verkocht, tot het jubeljaar, en de prijs van zijn verkoop zal zich richten naar het aantal jaren; op de wijze van een dagloner zal hij bij hem zijn. 51 Indien het nog vele jaren zijn, zal hij dienovereenkomstig zijn losgeld terugbetalen van het geld, waarvoor hij was gekocht. 52 Indien er weinige jaren overblijven tot het jubeljaar, dan zal hij met hem een berekening maken; overeenkomstig die jaren zal hij zijn losgeld terugbetalen. 53 Zo zal hij als een dagloner van jaar tot jaar bij hem zijn; deze zal bij u niet met hardheid over hem heersen. 54 Maar indien hij op deze wijze niet gelost wordt, dan komt hij in het jubeljaar vrij, hij met zijn kinderen. 55 Want de Israëlieten zijn Mij tot knechten: mijn knechten zijn zij, die Ik uit het land Egypte heb geleid; Ik ben de Here, uw God. (NBG)

De Amerikaanse vrijheidsklok

De vrijheidsklok is een overblijfsel van vóór de vrijheidsoorlog, die in 1753 voor het eerst opgehangen werd in het juist voltooide staatshuis van Pennsylvania, dat uiteindelijk de Zaal der Onafhankelijkheid zou worden. Op de klok staan de woorden vermeld: "Verkondig vrijheid door het hele land."

Leviticus 25:10 10 Gij zult het vijftigste jaar heiligen en vrijheid in het land afkondigen voor al zijn bewoners, een jubeljaar zal het voor u zijn, dan zal ieder van u tot zijn bezitting en tot zijn geslacht terugkeren. (NBG)

De klok werd geluid bij de aanneming van de onafhankelijkheidsverklaring in juli 1776, en luidde daarmee de traditie in van de onafhankelijkheidsdag, die elk jaar gevierd werd (met uitzondering van 1777-78, toen de klok verwijderd werd en verborgen voor de Britse bezetters van Philadelphia) tot aan 1846. Dat jaar werd een kleine scheur zo groot, dat de klok niet meer geluid kon worden. Wat een schande dat toen niet het volledige Jubeljaar werd ingesteld. De nationale geschiedenis van het land, waarin vandaag de wet gelezen wordt, zou thans beduidend verschillend zijn, wanner zij dit wel gedaan hadden.

Nieuwtestamentische bevestiging

Johannes begon te leren in het vijftiende jaar van Tiberias (Lucas 3:1), dat begon in de zevende maand van het Jubeljaar (vgl. het artikel De tijdsbepaling van de kruisiging en de opstanding [159]) Vanaf deze tijd werd Messias ook door de Heilige Geest van Nazaret geleid en gedoopt. Na zijn verzoeking keerde hij naar Nazaret terug in dit Jubeljaar 27/28 CE en vóór 1 Abib 28 CE en leerde in de synagoge te Nazaret. Lucas 4:16 toont dat Christus de synagoge van Nazaret binnenging en de boekrol van Jesaja werd hem overhandigd en hij opende die en las daaruit.

Hij las Jesaja 61:1-2 voor en verkondigde het Aangename Jaar des Heren. Dit was een rechtstreekse verwijzing naar het Jubeljaar. Dat Aangename Jaar des Heren, met de verkondiging van vrijheid vanuit Leviticus 25:10 IS het Jubeljaar.

Jesaja 61:1-2 De Geest des Heren Heren is op mij, omdat de Here mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der gevangenis; om uit te roepen een jaar van het welbehagen des Heren en een dag der wrake van onze God; om alle treurenden te troosten, (NBG)

Deze daad van Messias was een rechtstreekse verwijzing naar de Jubeljaarordening. Hierdoor bevestigde hij het Jubeljaar en legde het in de tijd vast. Hij deed dit vóór 1 Abib 28 CE. Het Jubeljaar moest 27-28 CE zijn en dit bevestigt Ezechiël 1:1 e.v. Wanneer het geen Jubeljaar was, dan was hij een valse profeet en niet de Messias, omdat de Schrift niet vervuld was en de Schrift niet gebroken kan worden. De dertig jaar, die in Ezechiël genoemd worden, is het dertigste jaar van de Jubeljaarcyclus of 594 BCE. Dit geeft een Jubeljaar in 574 BCE tot gevolg, en wordt bevestigd in het herstel van de wet door Ezra en Nehemia in 374 BCE. Met deze lezing in het negenenveertigste jaar van de cyclus begint ook het Jubeljaar.

Het wonder van manna, dat de zevendedag Sabbat binnen Israël bevestigde, toen zij uit Egypte trokken, is niet zo aan ons gegeven. Toch heeft God de beloofde dubbele oogst van het zesde jaar gegeven aan hen die de cyclus houden in het jaar, dat Hij vastgesteld heeft.

Messias is in het vlees gekomen, gestorven voor onze zonden en opgewekt in 30 CE. Toen Paulus Kolossenzen 2:16 schreef, zei hij dat de Feesten, Sabbatten en Nieuwemaansdagen slechts een schaduw zijn. Dat is de schaduw van de dingen die komen. Deze manier van uitdrukken legt de besliste noodzaak neer dat wij deze samenkomsten in acht nemen en rusten, niet omdat wij verlossing kunnen verdienen, maar om de gebeurtenissen af te schaduwen die nog in Gods plan tot ontplooiing zullen komen.

Er is een blijvende verplichting om de wet te houden, die niet voorbij gaat, noch veranderd wordt zoals wij gezien hebben (Matteüs 5:18; Lucas 16:17). De wet werd door de Joden ten tijde van Christus niet op de juiste wijze gehouden (Johannes 7:19). De wet werd teniet gedaan door de overlevering (Matteüs 15:2-3, 6; Markus 7:3, 5, 8-9, 13) en tot een last en een juk gemaakt door de Joodse leraren van die tijd, waarbij zij het een beproeving door God maakten (Handelingen 15:10).

De praktische toepassing

Het Jubeljaar begint in het najaar op de Verzoendag (Leviticus 25:9). Iedereen keert naar zijn erfdeel terug (Leviticus 25:10). Wanneer wij dit niet in acht nemen, staan wij onder straf (Jeremia 34:17). Het land werd volgens familielijnen en stamlijnen bewaard en verdeeld door loting (Numeri 36:1-12; Ezechiël 46:16-19). De oudste zoon ontvangt een dubbel deel (Deuteronomium 21:17). Slechts de opbrengst van het land mag verkocht worden tot het Jubeljaar en moet dan geschat worden (Leviticus 27:18 en een vijfde toegevoegd worden voor lossing (Leviticus 27:19). Het land zelf mag niet verkocht worden (Leviticus 25:23). Daarom mag er ook geen belasting geheven worden op land of onroerend goed, alleen op de toename in opbrengst. Onteigening van land is verboden (Micha 4:4).

De hele wetgeving die hierboven gelezen en nagegaan is werkt volgens het tiendenstelsel. Er is een eerste en tweede tiende. De eerste tiende moet aan het priesterschap afgedragen worden (Nehemia 10:36-38).

Onder het Eerste Verbond was het betaalbaar aan de Levieten, die op hun beurt weer een tiende van de tiende betaalden aan de priesters van de tempel (Numeri 18:26; 10:38). De tiende werd regionaal ingezameld en lokaal beheerd. Slechts de tiende van de tiende ging naar de tempelpriesters. De tweede tiende werd door het gezin gebruikt om de feesten bij te wonen op de plaats die voor dat doel aangewezen was (Deuteronomium 14:22-23). Het moest ook gedeeld worden met de minder draagkrachtige en de Levieten (Deuteronomium 14:27). De tweede tiende werd in zijn geheel aan het einde van het derde jaar aan de armen toegewezen. Dit was de derde tiende. Deze moest te gelde gemaakt worden voor praktische redenen en stond dus rechtstreeks in verband met de loon naar werken samenleving. Het vormde de voorraadschuren voor de cyclus van het Sabbatsjaar. Dit werd aangevuld door de lezingen langs de randen van het veld (Leviticus 19:9) en in het Sabbatsjaar van hetgeen uit zichzelf opkwam.

De wet moet in zijn totaliteit gehouden worden, of anders zullen de mensen over de hele wereld zien dat zij onderworpen zijn aan de bijbehorende straffen.

Zegen of vloek?

Deuteronomium 30:19 19 Ik neem heden de hemel en de aarde tegen u tot getuigen; het leven en de dood stel ik u voor, de zegen en de vloek; kies dan het leven, opdat gij leeft, gij en uw nageslacht, (NBG)

Zegeningen voor gehoorzaamheid

Deuteronomium 28:1-14 1 Indien gij dan aandachtig luistert naar de stem van de Here, uw God, en al zijn geboden, die ik u heden opleg, naarstig onderhoudt, dan zal de Here, uw God, u verheffen boven alle volken der aarde. 2 De volgende zegeningen zullen alle over u komen en uw deel worden, indien gij luistert naar de stem van de Here, uw God: 3 Gezegend zult gij zijn in de stad en gezegend op het veld. 4 Gezegend zal zijn de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw bodem en de vrucht van uw vee: de worp van uw runderen en de dracht van uw kleinvee. 5 Gezegend zullen zijn uw mand en uw baktrog. 6 Gezegend zult gij zijn bij uw ingang en gezegend zult gij zijn bij uw uitgang.

7 De Here zal uw vijanden, die tegen u opstaan, verslagen aan u overleveren. Langs een enkele weg zullen zij tegen u optrekken, maar langs zeven wegen voor u vluchten. 8 De Here zal over u de zegen gebieden in uw schuren en in alles wat gij onderneemt; Hij zal u zegenen in het land dat de Here, uw God, u geven zal. 9 De Here zal u als zijn heilig volk bevestigen, zoals Hij u gezworen heeft, indien gij de geboden van de Here, uw God, onderhoudt en in zijn wegen wandelt. 10 Dan zullen alle volken der aarde zien, dat de naam des Heren over u uitgeroepen is, en zij zullen voor u vrezen.

11 Ook zal de Here u overvloedig het goede schenken, in de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw vee en de vrucht van uw bodem; in het land, waarvan de Here aan uw vaderen gezworen heeft, dat Hij het u geven zou. 12 De Here zal zijn rijke schatkamer, de hemel, voor u openen om op zijn tijd de regen voor uw land te geven en al het werk uwer handen te zegenen, zodat gij aan vele volken zult uitlenen zonder zelf te leen te ontvangen. 13 De Here zal u stellen tot een hoofd en niet tot een staart, gij zult enkel opgaan en niet neergaan, wanneer gij luistert naar de geboden van de Here, uw God, die ik u heden opleg om die naarstig te onderhouden, 14 en wanneer gij niet afwijkt van alle geboden, die ik u heden geef, noch naar rechts noch naar links, door het achterna lopen en dienen van andere goden. (NBG)

Wanneer wij de Ene Ware God dienen en de weg van leven volgen, die Hij uitgezet heeft, dan zullen de bovengenoemde zegeningen toenemen. Wij hebben deze zegeningen ontvangen vanwege de belofte aan Abraham.

Vervloekingen voor ongehoorzaamheid

Misdaad en straf

Deuteronomium 28:15 15 Maar indien gij niet luistert naar de stem van de Here, uw God, en niet al zijn geboden en inzettingen, die ik u heden opleg, naarstig onderhoudt, dan zullen de volgende vervloekingen alle over u komen en u treffen: (NBG)

Het is een misdaad om God te negeren en ongehoorzaam te zijn aan Zijn geboden, inzettingen en verordeningen. Wanneer de ongerechtigheden van een natie de maat vervuld hebben, dan zal Jahovah’s oordeel over haar komen.

Deuteronomium 28:16-20 16 Vervloekt zult gij zijn in de stad en vervloekt op het veld. 17 Vervloekt zullen zijn uw mand en uw baktrog. 18 Vervloekt zal zijn de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw bodem, de worp van uw runderen en de dracht van uw kleinvee. 19 Vervloekt zult gij zijn bij uw ingang en vervloekt bij uw uitgang. 20 De Here zal over u de vloek, de verwarring en de bedreiging doen komen in alles wat gij onderneemt en wat gij doet, totdat gij verdelgd wordt en snel te gronde gaat vanwege de slechtheid uwer daden, omdat gij Mij verlaten hebt. (NBG)

Wanneer wij De God verlaten, zullen wij geneigd zijn om onze eigen maatschappelijke structuur te ontwikkelen en wij zullen dan God ongehoorzaam zijn. De vloek volgt altijd. Ongehoorzaamheid aan de wetten van God is strafbaar zowel afzonderlijk als voor het geheel. God rekent af met volken en met families. Die naties worden ook geoordeeld, evenals de Heerscharen, die hen onjuist geregeerd hebben. Alle geboden en inzettingen moeten gehouden worden. De straf blijft voor ongehoorzaamheid bestaan, hetgeen weerspiegeld wordt in de opbrengst van het land. Met de natie wordt afgerekend als volk. Het volk zal hongersnood lijden. De overvloed van de aarde is gekoppeld aan Gods wetten.

De Heer rekent af met de volken door vervloekingen en verwarring en teleurstelling. De verwarring breidt zich uit van de top naar beneden. De leiding of regering van de natie wordt getroffen door domheid en neemt besluiten, die contraproductief zijn aan het welzijn van het volk. Besluiten die niet genomen zijn in overeenstemming met het getuigenis en de wetten, storten het hele volk in duisternis.

Deuteronomium 28:21-29 21 De Here zal de pest aan u doen kleven, totdat zij u heeft weggevaagd uit het land, dat gij in bezit gaat nemen. 22 De Here zal u slaan met tering, koorts, brand, ontstekingen, droogte, brandkoren en honigdauw: zij zullen u vervolgen, totdat gij te gronde gaat. 23 Ook zal de hemel boven uw hoofd van koper zijn en de aarde onder u van ijzer. 24 De Here zal poeder en stof over uw land laten regenen; van de hemel zullen die op u neerdalen, totdat gij verdelgd zijt. 25 De Here zal u verslagen aan uw vijanden overleveren. Langs een enkele weg zult gij tegen hen optrekken, maar langs zeven wegen voor hen vluchten, zodat gij tot een schrikbeeld zult wezen voor alle koninkrijken der aarde. 26 Uw lijken zullen tot voedsel dienen voor al het gevogelte des hemels en het gedierte der aarde, zonder dat iemand die opschrikt.

27 De Here zal u slaan met Egyptische zweren, met builen, uitslag en schurft, waarvan gij niet kunt genezen. 28 De Here zal u slaan met waanzin, verblinding en verstandsverbijstering, 29 zodat gij op de middag rondtast, als een blinde in de duisternis; gij zult op uw wegen niet voorspoedig zijn, maar bij voortduring slechts verdrukt en beroofd worden, zonder dat iemand u redt. (NBG)

De nieuwe ziektes die dagelijks toenemen worden steeds verschrikkelijker. De AIDS epidemie lijkt in Romeinen 1:25-27 voorzegd te zijn. De toename in krankzinnigheid in de wereldgemeenschap is bewijs van de schending van de geboden Gods. Het voorkomen van ontoerekeningsvatbaarheid wordt nationaal veroorzaakt door hen die niet de Heilige Geest beoefenen. De maatschappij heeft dit zichzelf aangedaan en is vaak niet de onmiddellijke verantwoordelijkheid van de afzonderlijke mens, die vastzit aan de vervuiling van de voedselketen en watervoorziening door chemische verontreiniging. Rome gebruikte loden leidingen en als gevolg hiervan had de stad te lijden aan inheemse waanzin. Drugsgebruik in onze samenleving veroorzaakt toenemende psychose en ook genetische afwijkingen.

Deuteronomium 28:30-36 30 Gij zult een vrouw ondertrouwen, maar een andere man zal haar beslapen. Gij zult een huis bouwen, maar het niet bewonen. Gij zult een wijngaard planten, maar de vrucht daarvan niet genieten. 31 Uw rund zal voor uw ogen geslacht worden, maar gij zult daarvan niet eten. Uw ezel zal in uw bijzijn geroofd worden, en niet tot u terugkeren. Uw kleinvee zal aan uw vijanden worden gegeven, zonder dat iemand u te hulp komt. 32 Uw zonen en dochters zullen aan een ander volk worden overgeleverd, terwijl gij het met eigen ogen ziet, en de gehele dag naar hen smacht, zonder iets te kunnen doen. 33 Een volk, dat gij niet kent, zal de vrucht van uw bodem eten en alles waarvoor gij gezwoegd hebt; bij voortduring zult gij slechts verdrukt en vertrapt worden. 34 Gij zult waanzinnig worden vanwege het schouwspel, dat uw ogen zullen zien. 35 De Here zal u slaan met boze zweren aan de knieën en aan de dijen, waarvan gij niet kunt genezen; van uw voetzool af tot uw schedel toe. 36 De Here zal u en de koning, die gij over u hebt aangesteld, naar een volk voeren dat gij niet kendet, gij noch uw vaderen; aldaar zult gij andere goden dienen, hout en steen. (NBG)

Deze ballingschap is naar een vreemd land, dat wij niet kennen. Zij zullen een vreemde taal spreken en een stenen hart krijgen om met ons af te rekenen. Bovendien zijn onze wegen zo verdorven, dat het te zien is, dat wat wij religie noemen, volledig los staat van de aanbidding van de Ene Ware God en het welslagen dat van het geloof komt. Tot nu toe was de natie beschermd en was het geboorterecht gegeven, omdat de beloftes aan Jozef gegeven waren door zijn zonen Efraïm en Manasse.

De Engel die Israël verloste was Messias, als de Engel van JHVH. De zegening aan Israël gegeven was door Jozef. Efraïm werd tot het brandpunt van deze zegeningen gemaakt en Juda zou de scepter voeren, uit wie de Messias zou voortkomen. Jozef had de zegeningen van het geboorterecht en deze zijn nog niet van hem afgenomen. Maar de zegeningen zijn voorwaardelijk door gehoorzaamheid.

Deuteronomium 28:1-2 1 Indien gij dan aandachtig luistert naar de stem van de Here, uw God, en al zijn geboden, die ik u heden opleg, naarstig onderhoudt, dan zal de Here, uw God, u verheffen boven alle volken der aarde. 2 De volgende zegeningen zullen alle over u komen en uw deel worden, indien gij luistert naar de stem van de Here, uw God: (NBG)

Indien wij luisteren; indien gij luistert.

Indien wij niet luisteren dan zullen wij worden

Deuteronomium 28:37-45 37 Gij zult een voorwerp van ontzetting worden, een spreekwoord en een spotrede onder alle volken, naar wier land de Here u wegvoert.

38 Veel zaad zult gij naar de akker brengen, maar weinig inzamelen, want de sprinkhaan zal het afvreten. 39 Wijngaarden zult gij planten en bewerken, maar geen wijn drinken of opleggen; want de worm zal eraan knagen. 40 Olijfbomen zult gij hebben in uw gehele gebied, maar u niet met olie zalven; want uw olijven zullen afvallen. 41 Gij zult zonen en dochters verwekken, maar zij zullen u niet toebehoren, want zij zullen in gevangenschap gaan. 42 Van al uw geboomte en veldvruchten zullen de sprinkhanen zich meester maken. 43 Steeds meer zal de vreemdeling in uw midden u te boven gaan, terwijl gij al dieper zinkt. 44 Hij zal u te leen geven, maar gij niet aan hem; hij zal hoofd zijn, en gij staart.

45 Al deze vervloekingen zullen over u komen, u achtervolgen en u treffen, totdat gij verdelgd zijt, omdat gij niet geluisterd hebt naar de stem van de Here, uw God, en de geboden en inzettingen die Hij u opgelegd heeft, niet onderhouden hebt; (NBG)

De zonen en dochters van de natie zullen in ballingschap gaan. De natie is niet gevrijwaard van deze problemen. Bovendien zijn de uitverkorenen deel van die natie. Wanneer wij menen dat wij kunnen blijven zwijgen en toch beschermd zijn, wanneer de vervloekingen over het land komen, dan hebben wij het fout. De belofte die de rechtvaardigen hebben is dat hun brood en water zeker zal zijn. Maar alleen dat en niets meer. Wanneer wij blijven zwijgen wanneer het kwaad regeert, dan zal Jahovah u niet horen tenzij u zich bekeert en vaststaat.

Deuteronomium 28:46 46 zij zullen onder u tot een teken en wonder zijn, en onder uw nageslacht, voor altoos. (NBG)

Zij zijn een teken en wonder onder Israël voor altoos. Israël is ook een geestelijk volk. Zij blijven voor altoos op hen die Jezus Christus erkennen en komen dus onder het oordeel.

Deuteronomium 28:47-52 47 Omdat gij de Here, uw God, niet met vreugde en blijdschap gediend hebt vanwege al uw overvloed, 48 zult gij de vijanden, die de Here tegen u zal doen optrekken, dienen, onder honger en dorst, in naaktheid en met gebrek aan alles; Hij zal een ijzeren juk op uw hals leggen, totdat Hij u verdelgd heeft. 49 De Here zal tegen u doen aanrukken een volk, dat van verre komt, van het einde der aarde, zoals een arend aanzweeft: een volk, waarvan gij de taal niet verstaat, 50 een hardvochtig volk, dat geen grijsaard ontziet en geen knaap genade bewijst; 51 dat de vrucht van uw vee en van uw bodem zal opeten, totdat gij verdelgd zijt; dat u geen koren, most of olie zal overlaten, noch de worp van uw runderen of de dracht van uw kleinvee, totdat het u te gronde gericht heeft. 52 Het zal u in het nauw brengen in al uw steden, totdat de hoge, versterkte muren vallen, waarop gij in uw gehele land vertrouwdet; ja, het zal u in het nauw brengen in al uw steden, in geheel het land dat de Here, uw God, u geven zal. (NBG)

Deze beloofde vloek verwijst naar oorlog binnen onze grenzen. Te zijner tijd zullen wij bezet worden en de verwoesting van ons volk zien. Wij zullen niet alle steden van Israël tijdens onze vlucht zijn rondgekomen, voordat de Zoon des mensen komt (Matteüs 10:23).

Deuteronomium 28:53-57 53 In de benardheid en benauwdheid, waarmede uw vijand u kwellen zal, zult gij de vrucht van uw eigen schoot eten, het vlees van de zonen en dochters, die de Here, uw God, u geven zal. 54 De meest verwekelijkte en verwende man onder u zal zijn broeder noch zijn eigen vrouw noch de kinderen, die hem nog resten, iets gunnen, 55 zodat hij geen van hen iets zal willen geven van het vlees zijner kinderen, die hij eet, omdat uw vijand hem niets anders overgelaten heeft, in de benardheid en benauwdheid, waarmede deze u in al uw steden kwellen zal. 56 De verwekelijkte en verwende vrouw onder u, die van verwendheid en wekelijkheid het nooit gewaagd heeft haar voetzool op de grond te zetten, zal haar eigen man noch haar zoon en dochter iets gunnen, 57 zelfs niet de nageboorte uit haar schoot noch de kinderen, die zij baart, want bij gebrek aan alles zal zij die in het geheim eten, in de benardheid en benauwdheid, waarmede uw vijanden u in uw steden kwellen zal. (NBG)

Dit is in het verleden gebeurd, maar niet zo erg als het in de laatste en uiteindelijke verwoesting zal gebeuren.

Deuteronomium 28:58-64 58 Indien gij niet naarstig onderhoudt al de woorden der wet, die in dit boek geschreven zijn, en gij niet deze heerlijke, geduchte Naam, de Here, uw God vreest, 59 dan zal de Here u en uw nageslacht ongemeen zwaar tuchtigen met felle, aanhoudende slagen en boze, aanhoudende ziekten. 60 Hij zal alle kwalen van Egypte, waarvoor gij bevreesd zijt, weer over u brengen, zodat zij aan u kleven. 61 Ook allerlei ziekten en slagen, die in het boek van deze wet niet beschreven zijn, zal de Here over u doen komen, totdat gij verdelgd zijt. 62 Met weinigen zult gij overblijven, terwijl gij talrijk geweest zijt als de sterren des hemels, omdat gij niet geluisterd hebt naar de stem van de Here, uw God. 63 Zoals de Here er behagen in had om u wel te doen en u talrijk te maken, zo zal de Here er behagen in hebben om u te gronde te richten en te verdelgen; en gij zult weggerukt worden uit het land, dat gij in bezit gaat nemen. 64 De Here zal u verstrooien onder alle natiën van het ene einde der aarde tot het andere; aldaar zult gij andere goden dienen, die noch gij noch uw vaderen gekend hebben: hout en steen. (NBG)

Vreemdelingen hebben hier vreemde afgoden gebracht en noemen het multicultureel. Ons volk aanbidt deze. De leer der demonen tiert welig. Vegetarisme wordt gepropageerd als deugdzaam en de krankzinnige gedachtegang van de afvallige wordt open idiotie en demon oproepende mantras.

Wanneer de verwoesting van het laatst der dagen losbarst over fysiek Israël, zullen de uitverkorenen worden vervolgd. Eerst door hun broeders, die zullen trachten zichzelf te redden door hun broeders te verraden.

Indien u nu niet voor de waarheid kunt staan en niet probeert om de tien verloren verbond verbrekende stammen te redden, dan verraadt u uw broeders en zusters, wanneer het u uitkomt. De plagen van het laatst der dagen zullen alle neerdalen op de zwakken en dat waarvoor zij vrezen zal werkelijkheid worden.

Deuteronomium 28:65-68 65 Gij zult onder die volken geen rust vinden noch een rustplaats voor uw voetzool; de Here zal u daar een bevend hart geven, ogen vol heimwee en een kwijnende ziel. 66 Zonder ophouden zal uw leven in gevaar verkeren; des nachts en des daags zult gij opschrikken en van uw leven niet zeker zijn. 67 Des morgens zult gij zeggen: Was het maar avond; en des avonds: Was het maar morgen. Vanwege de vrees, die uw hart vervult, en vanwege het schouwspel, dat uw ogen zien. 68 De Here zal u op schepen naar Egypte terugbrengen langs de weg, waarvan Ik u gezegd had: Gij zult die nooit weerzien; gij zult daar aan uw vijanden als slaven en slavinnen te koop aangeboden worden, maar er zal geen koper zijn. (NBG)

Jahovah heeft ons beloofd dat wij niet weer naar Egypte zouden terugkeren, dus er zal een ordening in beweging gebracht worden, die zal afrekenen met de afvalligheid van de natie. Niemand van deze ordening zal ons kopen omdat zij ons niet kunnen voeden en wij zullen zo doordrenkt zijn met ziektes, dat wij voor hen aansprakelijk zijn.

Indien wij ons niet bekeren, het zij zo.

Wij als Geestelijk Israël en ook als fysiek Jozef en allen die nog geroepen worden moeten deze maatschappelijke ordening volledig houden. De wet is in werking om de planeet te beschermen en allen die daarop verblijven. De verantwoordelijkheid is aan ons gegeven om deze te behouden te bewaren en te handhaven.

De gevolgen van het nalaten om Gods ordening voor de bescherming van de familie te bewaren zijn duidelijk. Vanaf onze doop hernieuwen wij het verbond, een tweede verbond met dezelfde volledige wetgeving, die dan geestelijk toegepast wordt.

Deuteronomium 29:1-13 1 Dit zijn de woorden van het verbond dat de Here Mozes geboden heeft met de Israëlieten te sluiten in het land Moab, naast het verbond dat Hij met hen bij Horeb gesloten had.

2 Mozes dan riep geheel Israël tot zich en zeide tot hen: Gij hebt alles gezien wat de Here in het land Egypte voor uw ogen Farao, al zijn dienaren en zijn gehele land heeft aangedaan: 3 de grote beproevingen, die gij met eigen ogen gezien hebt, die grote tekenen en wonderen. 4 Doch de Here heeft u geen hart gegeven om te verstaan of ogen om te zien, of oren om te horen, tot op de huidige dag.

5 Veertig jaar liet Ik u door de woestijn trekken; de klederen die gij droegt zijn niet versleten evenmin als de schoenen aan uw voeten. 6 Brood hebt gij niet gegeten, wijn of bedwelmende drank niet gedronken, opdat gij zoudt weten, dat Ik de Here, uw God, ben.

7 Toen gij op deze plaats gekomen waart, trokken Sichon, de koning van Chesbon, en Og, de koning van Basan, ten strijde tegen ons op, en wij versloegen hen, 8 veroverden hun land en gaven dat tot een erfdeel aan Ruben, Gad en de halve stam Manasse. 9 Onderhoudt dan naarstig de woorden van dit verbond, opdat gij voorspoedig alles volbrengen moogt wat gij doet. 10 Allen staat gij heden voor het aangezicht van de Here, uw God: uw aanvoerders, uw stamhoofden, uw oudsten en uw opzieners, alle mannen van Israël; 11 uw kinderen, uw vrouwen en de vreemdelingen in uw legerplaats, zelfs uw houthakkers en waterputters, 12 om toe te treden tot het verbond van de Here, uw God, tot dit met een vervloeking bekrachtigd verdrag, dat de Here, uw God, heden met u sluit, 13 opdat Hij u heden als zijn volk bevestige en u tot een God zij, zoals Hij u toegezegd heeft, en uw vaderen, Abraham, Isaäk en Jakob, gezworen heeft. (NBG)

Deze hele levenswijze is opgesomd in de Twee Grote Geboden

Deuteronomium 6:4-5 4 Hoor, Israël: de Here is onze God; de Here is een! 5 Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht. (NBG)

Leviticus 19:18 18 Gij zult niet wraakzuchtig en haatdragend zijn tegenover de kinderen van uw volk, maar uw naaste liefhebben als uzelf: Ik ben de Here. (NBG)

Het volledige Jubeljaar en tiendenstelsel zal de bevolking beschermen tegen de levensvernietigende rente en schulden, die er de oorzaak van zijn dat wij allen in een financiële slavernij zijn onder voortdurende dreiging van tegenvallende oogsten van het land.

Moge Jahovah onze Elohim zijn Messias spoedig doen wederkomen en deze Wet invoeren, die dient voor ons welzijn.

 

Wij houden deze Wet uit dankbaarheid en omdat wij onze God liefhebben.

AMEN

q