Christen Gemeenten van God
[221]
Aanzien des persoons [221]
(Uitgave 1.0)
Een van de meest voorkomende zonden in de Gemeenten van God in de twintigste eeuw is de zonde: ‘aanzien des persoons’. Velen begrijpen dit niet en velen weten niet eens dat het zonde is. Wat zegt de Bijbel hierover en hoe kunnen wij weten of wij ook aannemers des persoons zijn?
Christian Churches of God
P.O. Box 369, WODEN ACT 2606, AUSTRALIA
E-mail:
secretary@ccg.org
(Copyright ã 1997 Wade Cox)
Dit artikel mag kosteloos gekopieerd en verspreid worden, mits het in zijn geheel weergegeven wordt, zonder veranderingen of weglatingen. De naam van de uitgever en het kopijrecht moeten vermeld zijn. Geen betaling mag verlangd worden van hen die de kopieën ontvangen. Korte aanhalingen zijn toegestaan in recensies en overzichten zonder het kopijrecht te schenden.
Dit artikel is te verkrijgen van het Wereld Wijde Web pagina:
Aanzien des persoons [221]
Een van de meest voorkomende zonden in de Gemeenten van God in de twintigste eeuw was de zonde: ‘aanzien des persoons’. Velen begrijpen dit niet en velen weten niet eens dat het zonde is. Wat zegt de Bijbel hierover en hoe kunnen wij weten of wij ook aannemers des persoons zijn?
De Bijbel stelt heel nadrukkelijk dat God geen aannemer des persoons is. Daarom mogen wij ook geen aannemer des persoons zijn (Romeinen 2:11 SV).
2 Samuel 14:14 14 Want wij moeten zeker sterven, en worden als water, op de aarde uitgegoten, dat niet verzameld wordt. God neemt echter het leven niet weg, maar zoekt wegen dat een verstotene niet van Hem verstoten blijve. (NBG)
Dit is een machtige belofte, en toch wordt de macht van God niet uitgeoefend in aanzien des persoons.
Hetligt vast in Gods wet dat er geen aanzien des persoons mag zijn in wat voor oordeel en rechtspraak dan ook.
Leviticus 19:15 15 Gij zult bij het rechtspreken geen onrecht doen; gij zult de arme niet begunstigen en de aanzienlijke niet voortrekken: op rechtvaardige wijze zult gij uw naaste berechten. (NBG)
Dit is een inzetting voor armen en aanzienlijken. In geen enkel opzicht mag er aanzien des persoons zijn. Dit wordt nog eens bekrachtigd in Deuteronomium.
Deuteronomium 1:17 17 Gij zult in de rechtspraak de persoon niet aanzien; gij zult de onaanzienlijke evenzeer horen als de aanzienlijke; gij zult voor niemand vrezen, want de rechtspraak is Godes. De zaak echter, die voor u te zwaar is, zult gij tot mij brengen, opdat ik die hore. (NBG)
Het is een gebod met betrekking tot rechtvaardigheid en rechtspraak. De Bijbel heeft veel te zeggen over aanzien des persoons en in het bijzonder in de vergadering des Heren. Waarom is dit zo? Het was noodzakelijk omdat dit een ziektebeeld was van de naties van de wereld evenals Israël bij zijn rechters en al zijn priesters in het bijzonder.
De neiging tot aanzien des persoons wordt in elke theocratie versterkt, en vooral in iedere gemeenschap waar de macht geconcentreerd is in de handen van een elite klasse.
God heeft over deze zaak middels Zijn dienstknechten, de profeten, gesproken en heeft Zijn koningschap ingesteld om zeker te zijn van een rechtvaardig en eerlijk oordeel, bij zowel de rechter als de priester.
2Kronieken 19:4-11 4 Josafat verbleef te Jeruzalem. Opnieuw trok hij uit onder het volk, van Berseba af tot aan het gebergte van Efraïm, en deed het wederkeren tot de H
ERE, de God zijner vaderen. 5 Hij stelde rechters in het land aan, in al de versterkte steden van Juda, van stad tot stad. 6 Tot de rechters zeide hij: Ziet toe, wat gij doet, want gij oefent de rechtspraak niet uit voor mensen, maar voor de HERE, die bij u is, als gij rechtspreekt. 7 Nu dan, de schrik des HEREN zij over u; handelt nauwgezet, want bij de HERE, onze God, is geen onrecht, geen partijdigheid noch aanneming van geschenken.8
Ook in Jeruzalem stelde Josafat sommige Levieten, priesters en familiehoofden van Israël aan, voor de rechtspraak des HEREN en voor de twistgedingen. Zij zetelden in Jeruzalem. 9 Hij gebood hun: In de vreze des HEREN, in getrouwheid en met een volkomen hart zult gij aldus handelen: 10 bij elk rechtsgeding, dat u door uw broeders die in uw steden wonen, voorgelegd wordt, - over gevallen van bloedschuld, over wet, gebod, inzettingen en verordeningen -, zult gij hen vermanen niet schuldig te worden voor de HERE, waardoor er toorn zou rusten op u en uw broeders. Als gij zo handelt, zult gij niet schuldig worden. 11 Zie, de hogepriester Amarja is over u gesteld voor elke zaak des HEREN, en Zebadja, de zoon van Jismaël, de vorst van het huis Juda, voor elke zaak des konings, en als opzieners staan de Levieten te uwer beschikking. Handelt vastberaden, de HERE zij met hem, die goed is. (NBG)Het gebed van de koning legt nauwkeurig de manier voor smeekbede aan God vast voor de vergadering van Israël - voor zowel de inheemsen als de vreemdeling binnen de vergadering. Dit strekt zich uit over de hele structuur van hoog tot laag, voor zowel de gezalfde koning als de priesters en de heiligen.
2Kronieken 6:17-42 17 Nu dan, H
ERE, God van Israël, laat toch het woord bewaarheid worden, dat Gij tot uw knecht, tot David gesproken hebt.18
Zou God dan waarlijk bij de mensen op aarde wonen? Zie, de hemel, zelfs de hemel der hemelen, kan U niet bevatten, hoeveel te min dit huis dat ik gebouwd heb! 19 Wend U dan tot het gebed van uw knecht en tot zijn smeking, HERE, mijn God, en hoor naar het geroep en het gebed, dat uw knecht voor uw aangezicht bidt, 20 zodat uw ogen dag en nacht geopend zijn over dit huis, de plaats waar Gij naar uw belofte uw naam zoudt doen wonen, — zodat Gij hoort naar het gebed dat uw knecht te dezer plaatse opzenden zal. 21 Hoor dan naar de smekingen van uw knecht en van uw volk Israël, die zij te dezer plaats opzenden zullen. Ja, Gij zult het horen uit de plaats uwer woning, uit de hemel; en wanneer Gij het hoort, zult Gij vergiffenis schenken.22
Indien iemand tegen zijn naaste gezondigd heeft en deze een eed van hem vergt, waardoor hij een vloek over zich inroept, en hij die eed komt afleggen vóór uw altaar in dit huis, 23 hoor Gij dan uit de hemel, en grijp in, en richt uw knechten door de goddeloze zijn handelwijze te vergelden en deze op zijn eigen hoofd te doen neerkomen, en door de rechtvaardige vrij te spreken, en hem te doen naar zijn gerechtigheid.24
Indien uw volk Israël verslagen wordt door de vijand, omdat zij tegen U gezondigd hebben, en zij zich bekeren, uw naam belijden en voor uw aangezicht in dit huis bidden en smeken, 25 hoor Gij dan uit de hemel, vergeef de zonde van uw volk Israël en breng hen terug naar het land dat Gij hun en hun vaderen gegeven hebt.26
Wanneer de hemel gesloten blijft, zodat er geen regen komt, daar zij tegen U gezondigd hebben, en zij te dezer plaatse bidden, uw naam belijden en zich van hun zonde bekeren, omdat Gij hen vernederd hebt, 27 hoor Gij dan in de hemel, vergeef de zonde van uw knechten en van uw volk Israël, — want Gij wijst hun de goede weg waarop zij moeten wandelen — en geef regen op hun land, dat Gij uw volk ten erfdeel geschonken hebt.28
Wanneer er hongersnood in het land is, wanneer er pest is, brandkoren of honigdauw, sprinkhanen of kaalvreters, wanneer de vijand het volk in de steden van zijn land benauwt, welke plaag en welke ziekte ook; 29 welk gebed, welke smeking ook, die enig mens of uw gehele volk Israël doen zal, omdat ieder zijn plaag en zijn smart kent, zodat hij zijn handen in dit huis uitbreidt, — 30 hoor Gij dan uit de hemel, de vaste plaats uwer woning, vergeef en vergeld ieder naar al zijn wegen, daar Gij zijn hart kent — want gij alleen kent het hart der mensenkinderen —, 31 opdat zij U vrezen en in uw wegen wandelen al de dagen die zij leven in het land dat Gij onze vaderen gegeven hebt.32
Ook wanneer een vreemdeling die niet tot uw volk Israël behoort, terwille van uw grote naam, uw sterke hand en uw uitgestrekte arm uit verren lande komt, en men komt bidden in dit huis, 33 hoor Gij dan uit de hemel, de vaste plaats uwer woning, en doe naar alles wat de vreemdeling tot U roept, opdat alle volken der aarde uw naam leren kennen, en U vrezen zoals uw volk Israël, en weten dat uw naam uitgeroepen is over dit huis dat ik gebouwd heb.34
Wanneer uw volk ten strijde trekt tegen zijn vijanden langs de weg waarop Gij hen zendt, en zij bidden tot U in de richting van deze stad die Gij verkoren hebt, en van uw huis dat ik voor uw naam gebouwd heb, 35 hoor dan uit de hemel naar hun gebed en smeking, en verschaf hun recht.36
Wanneer zij tegen U zondigen - er is immers geen mens die niet zondigt - en Gij op hen toornig wordt en hen overlevert aan een vijand, zodat men hen als gevangenen wegvoert naar een land ver of nabij, 37 wanneer zij het dan ter harte nemen in het land waarheen zij weggevoerd zijn, zich bekeren, tot U smeken in het land hunner gevangenschap en zeggen: wij hebben gezondigd, ongerechtigheid bedreven en goddeloos gehandeld, 38 wanneer zij zich dan tot U bekeren met hun gehele hart en met hun gehele ziel in het land van hen die ze in gevangenschap weggevoerd hebben, wanneer zij bidden in de richting van hun land dat Gij hun vaderen gegeven hebt, en van de stad die Gij verkoren hebt, en van dit huis dat ik voor uw naam gebouwd heb — 39 hoor dan uit de hemel, de vaste plaats uwer woning, naar hun gebed en smekingen, verschaf hun recht en vergeef uw volk hetgeen waarin zij tegen U gezondigd hebben.40
Nu dan, mijn God, laten uw ogen geopend en uw oren opmerkzaam zijn op het gebed te dezer plaatse. 41 Nu dan, sta op, HERE God, naar uw rustplaats, Gij en de ark uwer sterkte. Laten uw priesters, HERE God, zich bekleden met heil, en uw gunstgenoten zich in het goede verheugen. 42 HERE God, wijs uw gezalfde niet af, gedenk de gunstbewijzen aan uw knecht David. (NBG)Hier zien wij dat het er niet toe doet wie in de vergadering is en ongeacht wat zij gedaan hebben: als zij zich tot de Here bekeren in berouw, zij gehoord en hersteld zullen worden. Er is geen aanzien des persoons in Gods oog en in de reden tot behoud van Jezus Christus.
Aanzien des persoons druist regelrecht in tegen de opvatting met betrekking tot Gods gerechtigheid en de genade tot behoud van Jezus Christus.
Hoe kan het dan dat wij dit probleem toch tot ontwikkeling zien komen? De eerste oorzaak komt voort uit het verlangen om macht en geld voor de priesters of een elite groep te reserveren. Dit is meestal gemakkelijker te realiseren in een religieuze groepering omdat mensen een aangeboren verlangen in zich hebben om in de ogen van God gerechtvaardigd te worden of, meer in het bijzonder, rechtvaardig in eigen ogen te zijn, anders zouden zij zich daar niet op de eerste plaats bevinden.
De Bijbel verlangt van ons dat wij ontzag hebben voor Gods wet en Zijn verbond.
Psalm 74:20 20 Aanschouw het verbond, want de duistere plaatsen des lands zijn vol woningen van geweld. (SV)
Psalm 119:6-17 6 Dan zou ik niet beschaamd staan, als ik op al uw geboden zie. 7 Ik zal U loven in oprechtheid des harten, wanneer ik uw rechtvaardige verordeningen leer. 8 Uw inzettingen zal ik onderhouden; verlaat mij niet geheel en al.
9
Waarmede zal de jongeling zijn pad rein bewaren? Als hij dat houdt naar uw woord. 10 Ik zoek U met mijn ganse hart, laat mij niet van uw geboden afdwalen. 11 Ik berg uw woord in mijn hart, opdat ik tegen U niet zondige. 12 Geprezen zijt Gij, HERE; leer mij uw inzettingen. 13 Met mijn lippen verkondig ik alle verordeningen van uw mond. 14 In de weg uwer getuigenissen verblijd ik mij als over allerlei rijkdom. 15 Uw bevelen zal ik overdenken en op uw paden zal ik letten. 16 In uw inzettingen zal ik mij verlustigen, uw woord zal ik niet vergeten.17
Doe wel aan uw knecht, dan zal ik leven en uw woord onderhouden. (NBG)Deze aanneming van mensen moet niet worden verward met het eenvoudig respecteren van hen van eenvoudige komaf. Dit wordt ook verlangd van hen die met macht bekleed zijn of die proberen om het gezag van God uit te oefenen.
Psalm 138:1-8 1 Van David. Ik zal U loven met mijn ganse hart, in de tegenwoordigheid der goden zal ik U psalmzingen. 2 Ik zal mij nederbuigen naar uw heilige tempel en uw naam prijzen om uw goedertierenheid en trouw, want Gij hebt, om uws grote naams wil, uw toezegging heerlijk gemaakt. 3 Ten dage dat ik riep, hebt Gij mij geantwoord, Gij hebt mij bemoedigd met kracht in mijn ziel.
4
Alle koningen der aarde zullen U, o HERE, loven, wanneer zij de woorden van uw mond gehoord hebben; 5 zij zullen zingen van de wegen des HEREN, want de heerlijkheid des HEREN is groot. 6 Want de HERE is verheven, en Hij aanschouwt de nederige, maar de hovaardige kent Hij van verre.7
Wanneer ik wandel te midden van benauwdheid, behoudt Gij mij in het leven; tegen de toorn van mijn vijanden strekt Gij uw hand uit, en uw rechterhand verlost mij. 8 De HERE zal het voor mij voleindigen. O HERE, uw goedertierenheid is tot in eeuwigheid. Laat niet varen de werken uwer handen. (NBG)De Here is de Allerhoogste, toch ziet Hij de nederige aan. Hoeveel te meer moeten wij niet een dergelijke achting hebben? Toch is vaak het omgekeerde het geval. De religieuzen zien neer op de armen en nederigen. De Farizeeërs hielden van de beste plaatsen in de synagogen en bij de feesten. De boetvaardigen worden geminacht. De zondaars die behouden worden door Gods genade, worden veracht. Dit probleem zien wij in Maleachi.
Maleachi 2:1-12 1 Nu dan, u geldt, o priesters, deze aanzegging: 2 Indien gij niet hoort, en indien gij het niet ter harte neemt mijn naam eer te geven, zegt de HERE der heerscharen, dan zal Ik onder u een vloek zenden en uw zegeningen in vloek verkeren; ja, Ik heb ze reeds in vloek verkeerd, omdat gij het niet ter harte genomen hebt. 3 Zie, Ik zal uw nakroost bedreigen en vuil op uw gelaat werpen, het vuil uwer feesten, ja, men zal u daarheen slepen. 4 Dan zult gij inzien, dat Ik u deze aanzegging gezonden heb, opdat mijn verbond met Levi besta, zegt de H
ERE der heerscharen. 5 Mijn verbond met hem was: leven en vrede; Ik heb ze hem gegeven tot godsvrucht, opdat hij Mij zou vrezen en voor mijn naam beven. 6 Betrouwbaar onderricht in de wet was in zijn mond en ongerechtigheid werd op zijn lippen niet gevonden. In vrede en oprechtheid wandelde hij met Mij en velen bracht hij van ongerechtigheid terug. 7 Want de lippen van de priester bewaren kennis en uit zijn mond zoekt men onderricht in de wet, want een bode van de HERE der Heerscharen is hij.8
Gij evenwel zijt van de weg afgeweken; gij hebt door het onderricht in de wet velen doen struikelen; gij hebt het verbond met Levi verdorven, zegt de HERE der Heerscharen. 9 Zo maak Ik u ook tot verachten en vernederden voor het gehele volk, omdat gij mijn wegen niet onderhoudt en bij het onderricht in de wet de persoon aanziet.10
Hebben wij niet allen één Vader? Heeft niet één God ons geschapen? Waarom zijn wij dan trouweloos tegenover elkander en ontheiligen het verbond onzer vaderen? 11 Juda is trouweloos geweest en een gruweldaad is bedreven in Israël en in Jeruzalem, want Juda heeft het heilige des HEREN, dat Hij liefheeft, ontheiligd, en heeft de dochter van een vreemde god getrouwd. 12 De HERE roeie de man uit, die zulks doet, wie hij ook zij, uit de tenten van Jakob, ook al brengt hij offer aan de HERE der Heerscharen. (NBG)Aldus is Waarheid het centrale thema van de oprechte en de rechtvaardige. Zowel priester als de geleerde zullen van God afgesneden worden wanneer zij de waarheid verdraaien (zie Romeinen 1:18).
Romeinen 1:18 18 Want toorn van God openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden. (NBG)
Het is dus de totale zorg die spreekt uit de waarheid van Gods wet: Wie dan ook in de vergadering des Heren berouw heeft kan voor God staan en dan is er geen aanzien des persoons is op de wijze waarop God hem hoort en met hem handelt.
In de vergadering des Heren is geen plaats voor verheffing van de één boven de ander. Er mag geen aanzien des persoons in de beoordeling zijn.
Spreuken 24:23 23 Ook dit zijn (spreuken) van wijzen. Aanzien des persoons in het gericht is verkeerd. (NBG)
Spreuken 28:21 21 Aanzien des persoons is verkeerd: zelfs om een bete broods kan een man overtreden. (NBG)
Wanneer eenmaal aanzien des persoons toegelaten wordt in de vergadering, leidt dit tot het verderf van oordeel, gelijkheid en waarheid. De Schriftgeleerden en Farizeeërs werden veroordeeld voor hun uiterlijk vertoon van godsdienstigheid en hun innerlijke gerichtheid met betrekking tot het aanzien des persoons.
Markus 12:38-44 38 En Hij zeide in zijn onderwijs: Wacht u voor de schriftgeleerden, die gesteld zijn op het wandelen in lange gewaden en op begroetingen op de markten, 39 en op erezetels in de synagogen en eerste plaatsen bij de maaltijden, 40 die de huizen der weduwen opeten en voor de schijn lange gebeden uitspreken: dezen zullen een zwaarder oordeel ontvangen.
41
En Hij ging tegenover de offerkist zitten en zag met aandacht, hoe de schare kopergeld wierp in de offerkist. En vele rijken wierpen er veel in. 42 En er kwam een arme weduwe, die er twee koperstukjes in wierp, dat is een duit. 43 En Hij riep zijn discipelen en zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, deze arme weduwe heeft het meeste in de offerkist geworpen van allen, die er iets in geworpen hebben. 44 Want allen hebben erin geworpen van hun overvloed, maar zij heeft van haar armoede erin geworpen, al wat zij had, haar ganse levensonderhoud. (NBG)God ziet het hart aan en beoordeelt dat. Zowel de apostelen als Christus veroordeelden in veel gevallen deze zonde in het bijzonder; (de zonde van aanneming des persoons).
Handelingen 10:34 34 En Petrus, den mond opendoende, zeide: Ik verneem in der waarheid, dat God geen aannemer des persoons is; (SV)
Deze onpartijdigheid betekent dat het heil ook voor de heidenen was en dat er geen elitair priesterschap of natie was naar Gods gebod. Allen worden door God geoordeeld overeenkomstig de waarheid.
Romeinen 2:1-11 1 Daarom zijt gij, o mens, wie gij ook zijt, niet te verontschuldigen, wanneer gij oordeelt. Want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelf; want gij, die oordeelt, bedrijft dezelfde dingen. 2 Wij weten echter, dat het oordeel Gods onpartijdig gaat over hen, die zulke dingen bedrijven. 3 Rekent gij wellicht hierop, o mens, die oordeelt over hen, die zulke dingen bedrijven, en ze zelf doet, dat gij het oordeel Gods ontgaan zult? 4 Of veracht gij de rijkdom van zijn goedertierenheid, verdraagzaamheid en lankmoedigheid, en beseft gij niet, dat de goedertierenheid Gods u tot boetvaardigheid leidt? 5 Maar in uw weerbarstigheid en onboetvaardigheid van hart hoopt gij u toorn op tegen de dag des toorns en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods, 6 die een ieder vergelden zal naar zijn werken: 7 hun, die, in het goeddoen volhardende, heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken, het eeuwige leven; 8 maar hun, die zichzelf zoeken, der waarheid ongehoorzaam en der ongerechtigheid gehoorzaam zijn, wacht toorn en gramschap. 9 Verdrukking en benauwdheid (zal komen) over ieder levend mens, die het kwade bewerkt, eerst de Jood en ook de Griek; 10 maar heerlijkheid, eer en vrede over ieder, die het goede werkt, eerst de Jood en ook de Griek. 11 Want er is geen aanzien des persoons bij God. (NBG)
Dit begrip is niet ter harte genomen in de Gemeente, en er is tientallen jaren lang de meest verbijsterende vorm van aanzien des persoons geweest. Velen weten niet eens dat zij zondigen. Velen gebruiken aanzien des persoons als een controlemiddel wanneer zij zelf niet een voldoend begrip van de waarheid hebben. Soms heeft het betrekking op een voorkeursbehandeling van gasten tijdens plechtigheden. Soms betreft het: een verzoek aan de kant schuiven of een zaak gebaseerd op de plaats van een persoon in de Gemeente. Vaak is het simpelweg een manier om controle te behouden, wanneer zij, die aan de macht zijn, geen antwoorden op problemen hebben. Dit is meestal het geval. Vaak is het, zoals bij het Protestantisme, aangaande het onderricht over Christus in plaats van het behandelen van het evangelie van het Koninkrijk Gods, dat hij kwam prediken. Sommige interessante voorbeelden van aanziens des persoons en protestante boodschappen zijn aangehaald uit een recente kerk publikatie.
Hier zijn een paar juweeltjes uit de Global Church News, Volume 5 No. 4 Aug-Sep 1997.
Geliefde Broeders en vrienden, door Rod Meredith:
...Ik predik gewoon de positieve boodschap aangaande Christus, Zijn manier van leven en Zijn komende Koninkrijk... (Nadruk toegevoegd)
....Jezus Christus richtte de "Global Church of God" op. (Nadruk toegevoegd)
Hier zien wij een afglijden van het benadrukken van Gods wet en het evangelie van het Koninkrijk Gods naar een boodschap over Christus, die dan gevolgd wordt door de bizarre aanspraak dat Christus de Global Church of God oprichtte (opgericht circa 1993). Dit is een schaamteloos beroep op onwetendheid en exclusiviteit.
In hetzelfde tijdschrift gaan wij verder met het behandelen van de waarheid op de wijze zoals die door de meeste culten overgenomen is. Deze methode is wat wij noemen de eerst-de-man-en-dan-de-bal benadering. Dit zien wij vooral bij Rugby voetbal, waarbij het toegestaan is om de man zonder bal te spelen. En hierdoor zien wij het syndroom tot ontwikkeling komen om eerst de man te spelen. Deze methode bemoedigt en bemoedigde in de Worldwide Church of God tot het meest afschuwelijke aanzien des persoons aan, en vaak tegen de wet. Het beperkt zich niet tot de afsplitsingen van de Worldwide Church of God. Het is in de meeste kerken aanwezig, evenals in de Rooms Katholieke Kerk, die er eeuwen geleden al meesters in waren. Het gaat in het algemeen vergezeld van een verlangen om controle op informatie, die de mensen lezen, uit te oefenen en zodoende inzicht krijgen, hoe zij over zaken denken. Het is een ziekelijk verschijnsel bij de Jehova’s Getuigen, die ontmoedigd worden om enige serieuze studie ter hand te nemen, evenals de groepen van de Worldwide Church of God.
Wij gaan verder uit hetzelfde tijdschrift:
Beproef de Geesten, door Rex Sexton:
Leden van Gods Gemeente worden vandaag als het ware gebombardeerd door een talloze menigte "leraren" en "Bijbel autoriteiten" die hun verschillende meningen en boodschappen verspreiden. De hedendaagse communicatiemiddelen — vooral die via het Internet — hebben de verspreiding van HUN leer sneller en gemakkelijker dan ooit gemaakt! Maar zoals wij allen weten, kunt u niet alles geloven wat u hoort [aldus]. Dus een belangrijke sleutel om in gedachten te houden is om te zien van WIE het onderricht komt. (nadruk toegevoegd).
Hier hebben wij dus te maken met het idee van niet van wat maar van wie. Een recente uitgave van de Philadelphia Trumpet (Juni-Juli 1997, p. 10) beweert dat Herbert Armstrong de geestelijke vader van de kerk was en probeert allen die dit niet aanvaarden als Laodicenzen te isoleren. Christus gaf ons de opdracht om niemand op aarde vader te noemen. Wij hebben slechts één Vader, Hij, die in de hemelen is. (Mat. 23:9)
De mensen uit Berea onderzochten dagelijks de Schriften om na te gaan of de dingen die zij gehoord hadden waar waren.
Handelingen 17:10-14 10 Maar de broeders zonden terstond in de nacht Paulus en Silas naar Berea, die, daar aangekomen, naar de synagoge der Joden gingen; 11 en dezen onderscheidden zich gunstig van die te Tessalonica, daar zij het woord met alle bereidwilligheid aannamen en dagelijks de Schriften nagingen, of deze dingen zo waren, 12 Velen dan van hen kwamen tot het geloof, en van de aanzienlijke Griekse vrouwen en mannen niet weinigen.
13
Maar toen de Joden uit Tessalonica bemerkten, dat het woord Gods ook te Berea door Paulus werd verkondigd, kwamen zij ook daar de scharen opzetten en verontrusten. 14 Doch de broeders lieten toen terstond Paulus vertrekken in de richting van de zee, maar Silas en Timoteüs bleven daar achter. (NBG)Hier zien wij dat de Joden in Berea probeerden het woord van God, zoals het door de Gemeente geleerd werd, te kleineren. Zij hadden geen antwoord en probeerden eerder de man te spelen, dan in het licht van de Schriften te onderzoeken wat gezegd werd.
Hetzelfde probleem komt bij culten naar voren die denken dat alle waarheid aan hen geopenbaard is. Wanneer dwalingen in hun betoog aan het licht komen door geschiedenis, of nieuw bewijs, of beter onderzoek, proberen zij aan hun probleem vast te houden, door veeleer de boodschapper aan te vallen, dan door de zaak in waarheid te beantwoorden. Dit gaat altijd gepaard met roddel en kwaadaardigheid. Men kon en kan, dit in de praktijk waarnemen bij de vele sekten en groepen van de wereldse systemen, met inbegrip van de hierboven genoemde kerken. Volgens het Bijbelse onderricht mogen leraren niet dreigen of intimideren. Gevoegd bij de waarschuwing aan de Romeinen moest Paulus ook de Efeziërs over deze zaak vermanen.
Efeziërs 6:9 9 En gij, heren, handelt evenzo jegens hen; laat het dreigen na. Gij weet immers, dat hun en uw Heer in de hemelen is, en bij Hem is geen aanzien des persoons. (NBG)
Hij waarschuwde ook de Kolossenzen.
Kolossenzen 3:25 25 Want wie onrecht doet, zal zijn onrecht terugontvangen, en er is geen aanzien des persoons. (NBG)
Jakobus, de broeder van Jezus Christus had het volgende te zeggen over het probleem van aanzien des persoons, dat hij aantrof in de Gemeente, en blijkbaar zelfs in Jeruzalem.
Jakobus 2:1-20 1 Mijn broeders, houdt uw geloof in onze Here der heerlijkheid, Jezus Christus, vrij van aanzien des persoons. 2 Want stel, er kwam in uw vergadering een man binnen met een gouden ring aan zijn vinger en in prachtige kleding, en er kwam ook een arme binnen in schamele kleding, 3 en gij zoudt opzien tegen de man met de prachtige kleding en zeggen: neem gij hier deze goede plaats, maar tot de arme zoudt gij zeggen: ga gij daar staan, of ga beneden bij mijn voetbank zitten, 4 zoudt gij dan geen onderscheid maken onder elkander en optreden als rechters, die zich door verkeerde overwegingen laten leiden? 5 Hoort, mijn geliefde broeders! Heeft God niet de armen naar de wereld uitverkoren om rijk te zijn in het geloof en erfgenamen van het Koninkrijk, dat Hij beloofd heeft aan wie Hem liefhebben? 6 Doch gíj hebt de arme smadelijk behandeld. Zijn het niet de rijken, die u geweld aandoen en die u voor de rechtbanken slepen? 7 Zijn zij het niet, die de goede naam, welke over u aangeroepen is, lasteren? 8 Indien gij echter de koninklijke wet vervult naar het schriftwoord: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf, dan doet gij wèl. 9 Doch indien gij met aanzien des persoons handelt, doet gij zonde en wordt gij door de wet overtuigd van overtreding. 10 Want wie de gehele wet houdt, maar op één punt struikelt, is schuldig geworden aan alle (geboden). 11 Want Hij, die gezegd heeft: Gij zult niet echtbreken, heeft ook gezegd: Gij zult niet doodslaan. Indien gij nu geen echtbreuk pleegt, maar wel doodslag, zijt gij toch een overtreder van de wet geworden. 12 Spreekt zó en handelt zó als (mensen past), die door de wet der vrijheid zullen geoordeeld worden. 13 Want onbarmhartig zal het oordeel zijn over hem, die geen barmhartigheid bewezen heeft; barmhartigheid (echter) roemt tegen het oordeel.
14
Wat baat het, mijn broeders, of iemand al beweert geloof te hebben, als hij geen werken heeft? Kan dat geloof hem behouden? 15 Stel, dat een broeder of zuster gebrek heeft aan kleding en aan dagelijks voedsel, 16 en iemand uwer zegt tot hen: Gaat heen in vrede, houdt u warm en eet goed, zonder hen echter van het nodige voor het lichaam te voorzien, wat baat dit? 17 Zo is het ook met het geloof: indien het niet met werken gepaard gaat, is het, op zichzelf genomen, dood. 18 Maar, zal iemand zeggen: Gíj hebt geloof en ík heb werken. Toon mij dan uw geloof zonder de werken, en ik zal u mijn geloof tonen uit mijn werken. 19 Gij gelooft, dat God één is? Daaraan doet gij wèl, (maar) dat geloven de boze geesten ook en zij sidderen. 20 Wilt gij weten, gij dwaze mens, dat het geloof zonder de werken niets uitwerkt? (NBG)Petrus neemt dit thema op voor de verdere ontwikkeling van het verstand van de uitverkorenen.
1Petrus 1:13-25 13 Omgordt dus de lendenen van uw verstand, weest nuchter, en vestigt uw hoop volkomen op de genade, die u gebracht wordt door de openbaring van Jezus Christus. 14 Voegt u, als gehoorzame kinderen, niet naar de begeerten uit de tijd uwer onwetendheid, 15 maar gelijk Hij, die u geroepen heeft, heilig is, wordt (zo) ook gijzelf heilig in al uw wandel; 16 er staat immers geschreven: Weest heilig, want Ik ben heilig. 17 En indien gij Hem als Vader aanroept, die zonder aanzien des persoons naar ieders werk oordeelt, wandelt dan in vreze de tijd uwer vreemdelingschap, 18 wetende, dat gij niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, zijt vrijgekocht van uw ijdele wandel, die (u) van de vaderen overgeleverd is, 19 maar met het kostbare bloed van Christus, als van een onberispelijk en vlekkeloos lam. 20 Hij was van tevoren gekend, vóór de grondlegging der wereld, doch is bij het einde der tijden geopenbaard ter wille van u, 21 die door Hem gelooft in God, die Hem opgewekt heeft uit de doden en Hem heerlijkheid gegeven heeft, zodat uw geloof tevens hoop is op uw God.
22
Nu gij uw zielen door gehoorzaamheid aan de waarheid gereinigd hebt tot ongeveinsde broederliefde, hebt dan elkander van harte en bestendig lief, 23 als wedergeborenen niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende woord van God.24
Want: Alle vlees is als gras en al zijn heerlijkheid als een bloem in het gras; het gras verdort en de bloem valt af, 25 maar het woord des Heren blijft in der eeuwigheid.Dit nu is het woord, dat u als evangelie verkondigd is. (NBG)
God verkoos tot Bileam te spreken bij monde van een ezel. Hij spreekt tot de uitverkorenen op velerlei wijze. Alle sprekers moeten beoordeeld worden op het essentiële van hetgeen zij zeggen. Daarom vermeldt onze Internet site in hypertekst formaat geen namen, uitzonderingen daar gelaten. De artikelen kunnen geschreven zijn door mannen of vrouwen, oudsten, diakenen of een ander ambt in de dienst van God. De artikelen komen van vele Gemeenten en mensen in deze organisaties en van mensen die tot geen enkele organisatie behoren.
Wij zien, dat bij God helemaal geen aanzien des persoons is. Zij, die Hij verkozen heeft door hen te roepen, en aan wie Hij de Heilige Geest geeft, worden behouden door Zijn genade en verlost door Zijn tussenkomst en het werk van Zijn zoon en de Heilige Geest. God wordt niet beperkt in Zijn beslissing wie Hij wil gebruiken en hoe Hij zal handelen in dat proces. Houdt vast aan wat waar is. Zoals Paulus tot de Filippenzen zei:
Filippenzen 4:6-9 6 Weest in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God. 7 En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus.
8
Voorts, broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient, bedenkt dat; 9 wat u geleerd en overgeleverd is, wat gij van mij gehoord en gezien hebt, brengt dat in toepassing en de God des vredes zal met u zijn. (NBG)q