Christen Gemeenten van God

[234]

 

 

 

 

Wij, de bende van Broeders [234]

(Uitgave 1.0)

Deze bemoedigende tekst uit een toneel van het vierde bedrijf van Shakespeare’s stuk; "Het leven van Koning Hendrik de Vijfde" is door James Dailley in andere woorden weergegeven. Doch wij strijden een andere strijd, op een ander Feest, voor een betere opstanding onder een grotere koning.

Christian Churches of God

P.O. Box 369, WODEN ACT 2606, AUSTRALIA

E-mail: secretary@ccg.org

 

 

Dit artikel mag kosteloos gekopieerd en verspreid worden, mits het in zijn geheel weergegeven wordt, zonder veranderingen of weglatingen. De naam van de uitgever en het kopijrecht moeten vermeld zijn. Geen betaling mag verlangd worden van hen die de kopieën ontvangen. Korte aanhalingen zijn toegestaan in recensies en overzichten zonder het kopijrecht te schenden.

Dit artikel is te verkrijgen van het Wereld Wijde Web pagina:
http://www.logon.org and http://www.ccg.org

 

Wij, de bende van Broeders [234]

Indien wij slechts één op de tienduizend hadden van allen die thans thuis of op het werk zijn.

Wie is het toch die zulks wenst voor hen? Mijn neef? Geen sprake van!

Indien wij opgetekend zijn om te sterven, zijn wij mogelijk een verlies voor ons huis, maar indien opgetekend om te leven, des te minder hier bij ons, des te groter ons deel in de eer. Indien het Gods wil is, zou ik wensen dat niet één mens méér hier bij ons zou zijn.

Ik begeer geen goud, en het doet mij niets, wie leeft op mijn kosten. Ik maak mij geen zorgen wanneer mensen nemen hetgeen van mij is, omdat deze dingen mij niet verontrusten. Indien het zonde is om eer te begeren, dan ben ik de meest schuldige! Heb vertrouwen, neef. Wens niet dat er nog één meer is, dan ons reeds gegeven zijn. Ik zou geen enkele eer willen verliezen, dat gedeeld zou moeten worden, want ik heb het volste vertrouwen. Verkondig daarentegen, dat een ieder die geen lust heeft om te strijden, moet vertrekken. Geef hen een vrijgeleide, leeftocht voor de reis naar hun thuis. Ik zou niet willen sterven temidden van hen die bevreesd zijn om met ons te sterven.

De Feestdag is aanstaande, en degenen die deze dag overleven en veilig thuis komen, zullen vol trots staan wanneer deze tijd weer genoemd wordt en de tinteling voelen wanneer deze dag herdacht wordt. Zij, die deze dag zullen overleven en op hoge leeftijd komen, zullen jaarlijks de wake voor het Feest met hun metgezellen houden en zeggen: "Morgen is het feest!" En zij zullen hun mouwen opstropen, hun borst ontbloten, hun littekens tonen en zeggen: "Deze wonden heb ik gekregen op weg naar het Feest".

Oude mannen vergeten; maar wanneer al het andere vergeten is, zullen zij zich nog steeds dit herinneren: welke daden hij onderweg verricht heeft. Dan zullen al onze namen, bekend als gewone woorden, weer opnieuw herinnerd worden. Deze geschiedenis zal overgeleverd worden in hun geslachten en dit Feest, dat wij herdacht worden, zal niet voorbijgaan van nu aan tot het einde der tijden.

Wij enkelingen. Wij gelukkige enkelingen. Wij bende van Broeders.

Want degenen die vandaag met ons hun bloed zullen uitstorten, zullen altijd onze broeders zijn. Deze tijd zal de hardvochtigen vertederen en de zwakken sterken. Zij die in hun bed liggen zullen zichzelf vervloeken omdat zij niet hier met ons waren.

Allen zullen tot zwijgen vervallen, voor een ieder die spreekt, die één van diegenen was, die met ons gestreden heeft op deze Weg naar het Feest.

Hendrik V.

In andere woorden weergegeven.

q