Christen Gemeenten van God

[258]

 

 

 

De Wet en het Vijfde Gebod [258]

(Uitgave 1.0 19981008-19981008)

Het vijfde gebod is het eerste gebod met een belofte en vormt de grondslag van de samenleving. Het is het eerste in een reeks geboden die namelijk het Tweede Grote Gebod vormt: Uw naaste liefhebben als uzelf.

 

Christian Churches of God

P.O. Box 369, WODEN ACT 2606, AUSTRALIA

E-mail: secretary@ccg.org

(Copyright ã 1998, Wade Cox)

Dit artikel mag kosteloos gekopieerd en verspreid worden, mits het in zijn geheel weergegeven wordt, zonder veranderingen of weglatingen. De naam van de uitgever en het kopijrecht moeten vermeld zijn. Geen betaling mag verlangd worden van hen die de kopieën ontvangen. Korte aanhalingen zijn toegestaan in recensies en overzichten zonder het kopijrecht te schenden.

Dit artikel is te verkrijgen van het Wereld Wijde Web pagina:

http://www.logon.org en http://www.ccg.org

De Wet en het Vijfde Gebod [258]

Het Vijfde Gebod staat in Exodus 20:12.

Exodus 20:12 12 Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de Here, uw God, u geven zal. (NBG51)

Deuteronomium 5:16 16 Eer uw vader en uw moeder, zoals de Here, uw God, u geboden heeft, opdat uw dagen verlengd worden en het u wel ga in het land, dat de Here, uw God, u geeft. (NBG51)

Het vijfde gebod is het eerste gebod met een belofte. Het is het eerste gebod, of beginpunt voor het Tweede Grote Gebod: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.

Matteüs 19:18-19 18 Hij zeide tot hem: Welke? Jezus zeide: Deze: Gij zult niet doodslaan, gij zult niet echtbreken, gij zult niet stelen, gij zult geen vals getuigenis geven, 19 eer uw vader en uw moeder, en gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. (NBG51)

Zoals bij alle geboden, wordt dit ook door het Nieuwe Testament bevestigd.

Efeziërs 6:1 1 Kinderen, weest uw ouders gehoorzaam in de Here, want dat is recht. (NBG)

Kolossenzen 3:20 20 Kinderen, gehoorzaamt uw ouders in alles, want dit is welbehagelijk in de Here. (NBG)

Het gezin als grondslag voor de maatschappij

De schepping was gegrond rond het gezin in de Hof van Eden (zie De leer van de erfzonde, Deel 1, De Hof van Eden [246] en De leer van de erfzonde, Deel 2, De geslachten van Adam [248]). Het gezin vormt de primaire bouwsteen van de samenleving.

Het menselijke gezin was gemaakt naar het beeld van God, en moest zich vermenigvuldigen en het beeld van God te verspreiden, en een tempel voor God worden (vgl. Genesis 1: 27-30; Genesis 2:7, 18).

De vader is de kracht van het huis, evenals de vrouw. De vrouw heeft gelijke en grote verantwoordelijkheid voor het huiselijk functioneren van het gezin zoals wij zien vanuit Spreuken 31:10-31. De vader is ook verantwoordelijk voor het functioneren van het gezin zoals het zich verhoudt tot de maatschappij. De functie van Spreuken 31 is om de effen en geordende functie te tonen van het gezin en de samenleving, zoals deze zich verhoudt ten opzichte van de geestelijke structuur van de gemeente. Zoals de vrouw is in het gezin, zo is de Gemeente voor Christus en beide voor God (zie ook het artikel Spreuken 31 [114]).

Het gezin is ook verder verantwoordelijk onder de wet, die niet afgeschaft is of lichtvaardig opgevat kan worden. Daarom is het merkteken van slavernij een mankement in de maatschappij, getoond door een priem in het oor (Exodus 21:6).

Op dezelfde wijze draagt het hoofd des huizes de verantwoordelijkheid volgens de wet (Exodus 22:8). Bij dit alles zijn wij kinderen van de Allerhoogste en zonen Gods. Staat er niet geschreven: Heb ik u niet gezegd dat gij goden zijt, ja, allen zonen des Allerhoogsten en de Schrift kan niet gebroken worden (vgl. Psalm 82:1-6 Johannes 10:35).

Psalmen 82:1-6 1 Een psalm van Asaf. God staat in de vergadering der goden, Hij houdt gericht te midden der goden. 2 Hoelang zult gij onrechtvaardig richten, en de goddelozen gunst bewijzen? 3 Richt de geringe en de wees, doet recht de ellendige en de behoeftige, 4 bevrijdt de geringe en de arme, redt hem uit der goddelozen hand. 5 Zij weten niets en begrijpen niets, in duisternis wandelen zij rond; alle grondvesten der aarde wankelen. 6 Wel heb Ik gezegd: Gij zijt goden, ja, allen zonen des Allerhoogsten; (NBG)

De gehele structuur is als een gezin van zonen Gods, zowel geestelijk als fysiek.

Heel de schepping is onderworpen aan de mens als gezin, binnen Gods plan (Genesis 1:28). Zo is er ook een orde in het gezin, zoals deze ook in het huisgezin Gods is.

1Petrus 3:1-7 1 Evenzo gij, vrouwen, weest uw mannen onderdanig, opdat, ook indien sommigen aan het woord niet gehoorzaam zijn, zij door de wandel hunner vrouwen zonder woorden gewonnen worden, 2 doordat zij uw reine en godvrezende wandel opmerken. 3 Uw sieraad zij niet uitwendig: het vlechten van haar, het omhangen van goud of het dragen van gewaden, 4 maar de verborgen mens uws harten, met de onvergankelijke tooi van een zachtmoedige en stille geest, die kostbaar is in het oog van God. 5 Want aldus tooiden zich ook weleer de heilige vrouwen, die hoopten op God, onderdanig aan haar mannen, 6 zoals Sara Abraham gehoorzaamde en hem heer noemde; en haar dochters zijt gij, als gij goed doet en u geen schrik laat aanjagen. 7 Desgelijks gij, mannen, leeft verstandig met uw vrouwen, als met brozer vaatwerk, en bewijst haar eer, daar zij ook mede-erfgenamen zijn van de genade des levens, opdat uw gebeden niet belemmerd worden. (NBG)

Ongehoorzaamheid aan ouders kent ook een belofte.

Spreuken 30:17 17 Het oog dat de vader bespot en de gehoorzaamheid aan de moeder veracht, dat zullen de raven der beek uitpikken en de jonge arenden opeten. (NBG)

Het gezin wordt de grondslag voor de maatschappij. De maatschappij is een orde die gevestigd is op het gezin, door de genade en verschijning die God ons gezonden heeft in Zijn beeld, namelijk Zijn zoon Jezus Christus.

Titus 2:1-15 1 Maar gij, kom uit voor hetgeen met de gezonde leer strookt.

2 Oude mannen moeten nuchter zijn, waardig, bezadigd, gezond in het geloof, de liefde en de volharding. 3 Oude vrouwen eveneens, priesterlijk in haar optreden, niet kwaadsprekend, niet verslaafd aan veel wijn, in het goede onderrichtende, 4 zodat zij de jonge vrouwen opwekken man en kinderen lief te hebben, 5 bezadigd, kuis, huishoudelijk, goed en aan haar man onderdanig te zijn, opdat het woord Gods niet gelasterd worde. 6 Vermaan evenzo de jonge mannen bezadigd te zijn in alles, 7 houd hun in uzelf een voorbeeld voor van goede werken, zuiverheid in de leer, waardigheid, 8 een gezonde prediking, waarop niets valt aan te merken, opdat de tegenstander tot zijn beschaming niets ongunstigs van ons hebbe te zeggen. 9 De slaven moeten hun meesters onderdanig zijn in alles, het hun naar de zin maken zonder tegenspraak, 10 of oneerlijkheid, maar alle goede trouw bewijzen, om de leer van God, onze Heiland, in alles tot sieraad te strekken. 11 Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen, 12 om ons op te voeden, zodat wij, de goddeloosheid en wereldse begeerten verzakende, bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld leven, 13 verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus, 14 die zich voor ons heeft gegeven om ons vrij te maken van alle ongerechtigheid, en voor zich te reinigen een eigen volk, volijverig in goede werken. 15 Spreek hiervan, vermaan en weerleg met alle nadruk: niemand mag u verachten. (NBG)

Op deze wijze moeten de ouders sparen en voorzien voor hun kinderen en naar de toekomst zien, en niet terug naar het verleden.

2Korintiërs 12:14 14 Zie, het is nu de derde maal, dat ik gereed sta tot u te komen, en ik zal u niet lastig vallen; want het is mij niet om het uwe, maar om uzelf te doen. Immers, kinderen behoren niet voor hun ouders te sparen, maar ouders voor hun kinderen. (NBG)

Op deze manier is er slechts een eerstgeboren erfdeel in het gezin, ongeacht het aantal vrouwen (Deuteronomium 21:15-17).

Deuteronomium 21:15-17 15 Wanneer een man twee vrouwen heeft, van wie hij de ene bemint en de andere niet, en zij hebben hem zonen gebaard, zowel de beminde als de niet-beminde en de eerstgeboren zoon is van de niet-beminde, 16 dan mag hij, wanneer hij zijn bezit aan zijn zonen vermaakt, aan de zoon der beminde niet het eerstgeboorterecht geven ten nadele van de zoon der niet-beminde, de eerstgeborene. 17 Maar de eerstgeborene, de zoon van de niet-beminde, moet hij erkennen door hem een dubbel deel te geven van alles wat het zijne zal blijken te zijn, want deze is de eersteling van zijn kracht: hem behoort het eerstgeboorterecht. (NBG)

Bij dit alles zijn de kinderen verantwoording verschuldigd aan de ouders en onderworpen aan de doodstraf (Deuteronomium 21:18-21). Deze doodstraf berust bij de ouders, en dan in de staat bij de oudsten, en vandaar bij het volk.

Deuteronomium 21:18-23 18 Wanneer een man een weerbarstige, weerspannige zoon heeft, die naar zijn vader en moeder niet wil luisteren, en hun niet gehoorzaamt, hoewel zij hem tuchtigen, 19 dan zullen zijn vader en moeder hem grijpen en naar de oudsten van zijn stad brengen, in de poort van zijn woonplaats, 20 en zij zullen tot de oudsten van zijn stad zeggen: Deze zoon van ons is weerbarstig en weerspannig, hij wil naar ons niet luisteren, hij is een doorbrenger en een drinker. 21 Dan zullen alle mannen van zijn stad hem stenigen, zodat hij sterft. Zo zult gij het kwaad uit uw midden wegdoen; geheel Israël zal dit horen en vrezen. 22 Wanneer iemand een zonde begaat, waarop de doodstraf staat, en hij wordt ter dood gebracht en gij hangt hem aan een paal, 23 dan zal zijn lijk gedurende de nacht niet aan de paal blijven, maar gij zult hem dezelfde dag nog begraven, want een gehangene is door God vervloekt en gij zult het land dat de Here, uw God, u als erfdeel geven zal niet verontreinigen. (NBG)

Grondslag van de maatschappij

Wij zien nu dat de basis van de maatschappij het gezin is en het gezin de bouwsteen is van de natie. Alle discipline van de maatschappij berust in het gezin als de eerste eenheid en het recht om te straffen en het leven te nemen komt van, en berust bij het gezin. Onze ouders hebben ons het leven geschonken door huwelijk en voortplanting en hun deelname in de schepping door de kracht van God Almachtig.

Gebod om heilig te zijn

Op deze manier oefent het gezin op fysieke wijze de verantwoordelijkheid van God in de geestelijke vorm uit. Wij hebben slechts één Vader.

Maleachi 2:10 10 Hebben wij niet allen een Vader? Heeft niet een God ons geschapen? Waarom zijn wij dan trouweloos tegenover elkander en ontheiligen het verbond onzer vaderen? (NBG)

Hij heeft ons geschapen en door Zijn wil bestaan wij en werden wij gemaakt.

Openbaring 5:8-10 8 En toen het de boekrol nam, wierpen de vier dieren en de vierentwintig oudsten zich voor het Lam neder, hebbende elk een citer en gouden schalen, vol reukwerk; dit zijn de gebeden der heiligen. 9 En zij zongen een nieuw gezang, zeggende: Gij zijt waardig de boekrol te nemen en haar zegels te openen; want gij zijt geslacht en gij hebt hen voor God gekocht met uw bloed, uit elke stam en taal en volk en natie; 10 en gij hebt hen voor onze God gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters, en zij zullen als koningen heersen op de aarde. (NBG)

(Opmerking: alle teksten vermelden zij zullen heersen op aarde).

Hij, die heiligt en zij, die geheiligd worden, hebben allen dezelfde oorsprong.

Hebreeën 2:11 11 Want Hij, die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit een; daarom schaamt Hij Zich niet hen broeders te noemen, (NBG)

Wij mogen niemand vader noemen, want onze Vader is God alleen in de hemel en Hij is onze God en Vader, en de God en Vader van Jezus Christus, die Hij gezonden heeft.

Matteüs 23:9 9 En gij zult op aarde niemand uw vader noemen, want een is uw Vader, Hij, die in de hemelen is. (NBG)

Hij alleen is het doel van onze toewijding en gebed.

Matteüs 6:1-15 1 Ziet toe, dat gij uw gerechtigheid niet doet voor de mensen, om door hen opgemerkt te worden; want dan hebt gij geen loon bij uw Vader, die in de hemelen is. 2 Wanneer gij dan aalmoezen geeft, laat het niet voor u uitbazuinen, zoals de huichelaars doen in de synagogen en op de straten, om door de mensen geroemd te worden. Voorwaar, ik zeg u, zij hebben hun loon reeds. 3 Maar laat, als gij aalmoezen geeft, uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet, 4 opdat uw aalmoes in het verborgene zij, en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden.

5 En wanneer gij bidt, zult gij niet zijn als de huichelaars, want zij staan gaarne in de synagogen en op de hoeken der pleinen te bidden, om zich aan de mensen te vertonen. Voorwaar, ik zeg u, zij hebben hun loon reeds. 6 Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader in het verborgene; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden. 7 En gebruikt bij uw bidden geen omhaal van woorden, zoals de heidenen; want zij menen door hun veelheid van woorden verhoord te zullen worden. 8 Wordt hun dan niet gelijk, want God uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt. 9 Bidt gij dan aldus: Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; 10 uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. 11 Geef ons heden ons dagelijks brood; 12 en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; 13 en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. [Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen]. 14 Want indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; 15 maar indien gij de mensen niet vergeeft, zal ook uw Vader uw overtredingen niet vergeven. (NBG)

Dus de relatie met de Vader is het primaire doel, maar alleen door het Tweede Grote Gebod kunnen we het doel van het Eerste Grote Gebod, namelijk de liefde tot God, bereiken. U moet dus heilig zijn en alles wat u doet dient heilig te zijn, van hetgeen u tot u neemt tot hetgeen u voortbrengt.

Exodus 22:31 31 Gij zult Mij heilige mensen zijn; vlees van dieren, die in het veld verscheurd zijn, zult gij niet eten, gij zult het voor de honden werpen. (NBG)

Leviticus 11:44 44 Want Ik ben de Here, uw God; heiligt u en weest heilig, want Ik ben heilig; verontreinigt uzelf niet door allerlei wemelend gedierte dat op de grond krioelt. (NBG)

De afzonderlijke persoon is heilig en mag niet verontreinigd worden, want het was God, die ons verlost heeft om heilig te zijn.

Leviticus 11:45 45 Want Ik ben de Here, die u uit het land Egypte heb doen trekken, om u tot een God te zijn; weest heilig, want Ik ben heilig. (NBG)

Leviticus 19:2 2 Spreek tot de ganse vergadering der Israëlieten en zeg tot hen: Heilig zult gij zijn, want Ik, de Here, uw God, ben heilig. (NBG)

Leviticus 20:26 26 Weest Mij heilig, want heilig ben Ik, de Here, en Ik heb u afgezonderd van de volken, opdat gij Mij zoudt toebehoren. (NBG)

Doel van de schepping van de mensheid

Het heilige gezin

Op deze wijze is het gezin heilig. De natie is van God, en het koninkrijk wordt voor Christus voor eeuwig gevestigd volgens Davids geslacht. Wij zijn van dat huishouden als één gezin, en dit gezin wordt geregeerd door richteren onder het huishouden van David, die van Messias is en het priesterschap van Melchisedek. Want mijn Koning is rechtvaardig (Melchisedek) of mijn Heer is rechtvaardig (Adonisedek) is de erfelijke titel van de koning van Jeruzalem voor eeuwig (vgl. Genesis 14:18; Psalm 110:4 en Jozua 10:1 en ook G. Vermes De Dode Zee rollen, betreffende Melchisedek en de betekenis ervan).

2Samuel 7:10-16 10 Ik zal een plaats bepalen voor mijn volk, voor Israël, en het planten, zodat het op zijn eigen plaats kan wonen, zonder dat het meer opgeschrikt wordt en boosdoeners het onderdrukken zoals vroeger, 11 sedert de tijd dat Ik richters over mijn volk Israël aangesteld heb. Ik zal u rust geven van al uw vijanden. Ook kondigt de Here u aan: De Here zal u een huis bouwen. 12 Wanneer uw dagen vervuld zijn en gij bij uw vaderen te ruste zijt gegaan, dan zal Ik uw nakomeling, uw eigen zoon, na u doen optreden, en Ik zal zijn koningschap bevestigen. 13 Die zal mijn naam een huis bouwen, en Ik zal zijn koninklijke troon voor immer bevestigen. 14 Ik zal hem tot een vader zijn, en hij zal Mij tot een zoon zijn. Wanneer hij ongerechtigheid bedrijft, zal Ik hem tuchtigen met een roede der mensen en met slagen der mensenkinderen. 15 Maar mijn goedertierenheid zal van hem niet wijken, zoals Ik haar heb doen wijken van Saul, die Ik voor uw aangezicht heb weggedaan. 16 Uw huis en uw koningschap zullen voor immer bestendig zijn voor uw aangezicht, uw troon zal vast staan voor altijd. (NBG)

Messias wordt dus een vaderschap toegekend over de mensenkinderen als zonen Gods.

Jesaja 9:6-7 6 Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. 7 Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn koninkrijk, doordat hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid. De ijver van de Here der heerscharen zal dit doen. (NBG)

Hij zal de zoon van God genoemd worden.

Lucas 1:32-35 32 Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Here God zal hem de troon van zijn vader David geven, 33 en hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen. 34 En Maria zeide tot de engel: Hoe zal dat geschieden, daar ik geen omgang met een man heb? 35 En de engel antwoordde en zeide tot haar: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden. (NBG)

Gerechtigheid wordt met hem gevestigd voor het mensengezin (Jesaja 11:4, 5) in het zaad van Abraham (Galaten 3:6, 9). Hij is gesteld tot erfgenaam van alle dingen, gezonden om tot de mensen te spreken (Hebreeën 1:1, 2) en zal het onveranderlijke van zijn raad doen blijken, onder ede verbonden (Hebreeën 6:17). Door het geloof worden wij van Godswege gewaarschuwd door Noach in het eerste geslacht, en door de Zoon in het tweede geslacht van Adam, en door geloof volgen wij zijn raad op (Hebreeën 11:7). Indien wij door het geloof van Christus zijn, dan zijn wij van Abraham en naar de belofte erfgenamen (Galaten 3:16, 29), als zonen van Adam en zonen Gods (Lucas 3:38).

In de eerste Adam dragen wij het stoffelijke beeld. In de tweede Adam dragen wij het hemelse beeld (1Korintiërs 15:45-49).

1Korintiërs 15:45-49 45 Aldus staat er ook geschreven: de eerste mens, Adam, werd een levende ziel; de laatste Adam een levendmakende geest. 46 Doch het geestelijke komt niet eerst, maar het natuurlijke, en daarna het geestelijke. 47 De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk, de tweede mens is uit de hemel. 48 Gelijk de stoffelijke is, zijn ook de stoffelijken, en zoals de hemelse is, zijn ook de hemelsen. 49 En gelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij het beeld van de hemelse dragen. (NBG)

(vgl. Matteüs 28:18, 19; Ezechiël 21:27).

Zijn gezin is ons gezin, omdat wij de wil van God doen (Johannes 19:25-27). Zo is ook het gezin op twee niveaus, een stoffelijk of aards en een geestelijk if hemels gezin.

Matteüs 12:46-50 46 Terwijl hij nog tot de scharen sprak, zie, zijn moeder en broeders stonden buiten en trachtten hem te spreken te krijgen. 47 En iemand zeide tot hem: Zie, uw moeder en uw broeders staan buiten en trachten u te spreken te krijgen. 48 Maar hij antwoordde de boodschapper en zeide: Wie is mijn moeder en wie zijn mijn broeders? 49 En hij strekte zijn hand uit over zijn discipelen en zeide: Ziedaar mijn moeder en mijn broeders. 50 Want al wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is, die is mijn broeder en zuster en moeder. (NBG)

Zo worden wij gekend door hetgeen wij zeggen.

Matteüs 12:35-36 35 Een goed mens brengt uit zijn goede schat goede dingen voort, en een slecht mens uit zijn boze schat boze dingen. 36 Maar ik zeg u: Van elk ijdel woord, dat de mensen zullen spreken, zullen zij rekenschap geven op de dag des oordeels, (NBG)

Wij zijn dus niet de zonen van een slavin, maar zonen van het ware geslacht en derhalve erfgenamen (Genesis 21:10; 25:1-6). Het onderscheid is de lijn des geloofs, in het erfdeel Gods, vastgelegd in de wet, als onderscheid om de ongelovige af te scheiden.

Leviticus 25:45-46 45 Ook uit de kinderen der bijwoners die bij u vertoeven, uit hen zult gij ze kopen en uit hun geslacht, dat bij u is, dat zij in uw land hebben voortgebracht, en zij zullen uw bezit zijn; 46 gij zult hen aan uw kinderen na u tot een erfenis geven, zodat zij in hun bezit overgaan; voor altoos zult gij hen in dienst houden, maar over uw broeders, de Israëlieten, zult gij niet, de een over de ander, met hardheid heersen. (NBG)

De fysieke vestiging van de natie gaat aan de geestelijke vooraf, en het onderscheid is vastgesteld, om aan te tonen dat alleen door behoud en door opname in de natie van alle naties, alle mensen het eeuwige leven kunnen verwerven.

Teneinde wij dat kunnen, wordt een tijdspanne van onderricht gereed gemaakt onder Messias en het nieuwe priesterschap (vgl. Openbaring 20:1-9).

Op die dag zullen wij allen zijn als goden als de Engel van Jahovah aan het hoofd.

Zacharia 12:8 8 Te dien dage zal de Here de inwoners van Jeruzalem beschutten, en wie onder hen struikelt, zal te dien dage zijn als David, en het huis van David als God, als de Engel des Heren voor hun aangezicht. (NBG)

En zijn nakroost zal voor altoos bevestigd worden (Psalm 89:5).

Volgend op de tweede opstanding en de tijd van onderricht voor alle wezens (Jesaja 65:20), zullen wij allemaal, ieder mens, onze uiteindelijke bestemming bereiken.

God zal dan geheel in allen worden en wij zullen voor altoos de verblijfplaats van God zijn, als de Tempel Gods.

Efeziërs 4:6 6 een God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen. (NBG)

Dit is het eindresultaat van hetgeen God zal worden.

Exodus 3:14 14 Toen zeide God tot Mozes: Ik ben, die Ik ben. En Hij zeide: Aldus zult gij tot de Israëlieten zeggen: Ik ben heeft mij tot u gezonden. (NBG)

De tekst zegt feitelijk ‘eyeh ‘asher ‘eyeh of Ik zal zijn, wat Ik zal worden (vgl. voetnoot in New Oxford Annotated RSV).

Heiliging en reinheid

In dit proces worden wij geheiligd en rein. Er is een uitgebreide wetgeving over deze aangelegenheid. Deze wetgeving gaat over de reinheid van mensen en de planeet en het milieu.

De voedselwetten worden gevonden in Leviticus 11:1-47 en Deuteronomium 14:1-21 (Vgl. het artikel De voedselwetten [015]).

De natie en het volk worden geheiligd en apart gezet zo dat God tot hen kan komen. Hij heeft echter in de fysieke natie grenzen en gesteld, en sprak door de Engel van Jahovah.

Deze grenzen staan vermeld in Exodus 19:10-25.

De volledige tekst moet in het zevende jaar gelezen worden. Deze grenzen vertegenwoordigen de wijze waarop God door de natie zou werken en vervolgens door de Gemeente. De wet was oorspronkelijk aan de zeventig gegeven en vervolgens aan de natie. Het volk werd eerst geheiligd en dit heiligingproces wordt uitgevoerd door de Gemeente en natie op jaarbasis, van de Eerste dag van het Heilige Jaar en gaat voort tot de Zevende dag van de eerste maand, waarop zij geheiligd worden, die onopzettelijk en onwetend zondigen (vgl. de artikelen De heiliging van de Tempel Gods [241] en Gods feesten in hun relatie tot de schepping [227]). Het onderscheid was om aan de natie te tonen, dat er een verschillend wijze was waardoor zij tot God konden naderen en de wijze die door Messias in de Gemeente is ingesteld, door de doop met de Heilige Geest.

Heiliging is dan ook een deel van de werking om zichzelf te heiligen, als een bewaarplaats voor de levende God.

Leviticus 20:7 7 Heiligt u dan, en weest heilig, want Ik ben de Here, uw God. (NBG)

Instelling van gezag

God heeft Zijn gezalfde op de aarde gevestigd door zijn aangewezen leiders. God sprak door middelaren met zijn dienstknechten de profeten (vgl. Exodus 31:1). Deze activiteit in gezag werd toen achtereenvolgens van Gods profeten tot de leiders van de natie uitgeoefend.

Exodus 4:11-23 11 Maar de Here zeide tot hem: Wie heeft de mens een mond gegeven, wie maakt stom of doof ziende of blind; ben Ik het niet, de Here? 12 Nu dan, ga heen. Ik zal met uw mond zijn en u leren, wat gij spreken moet.

13 Maar hij zeide: Och Here, zend toch iemand anders. 14 Toen ontbrandde de toorn des Heren tegen Mozes en Hij zeide: Is niet de Leviet Aäron uw broeder? Ik weet, dat hij goed spreekt; en zie, hij is op weg gegaan, u tegemoet, en als hij u ziet, zal hij zich van harte verheugen. 15 Dan zult gij tot hem spreken en de woorden in zijn mond leggen, en Ik zal zijn met uw mond en zijn mond en Ik zal u leren, wat gij doen moet. 16 Hij zal voor u tot het volk spreken en zo zal hij u tot een mond zijn en gij zult hem tot God zijn. 17 En deze staf, waarmede gij de tekenen moet doen, moet gij in uw hand nemen. 18 Toen keerde Mozes naar zijn schoonvader Jetro terug en zeide tot hem: Ik wilde wel terugkeren naar mijn broeders, die in Egypte zijn, en zien, of zij nog leven. En Jetro zeide tot Mozes: Ga in vrede. 19 Want de Here had tot Mozes in Midian gezegd: Keer terug naar Egypte, want alle mannen, die u naar het leven stonden, zijn dood. 20 Daarop nam Mozes zijn vrouw en zijn zonen, zette hen op een ezel en keerde naar het land Egypte terug; ook nam Mozes de staf Gods in zijn hand. 21 En de Here zeide tot Mozes: Nu gij gaat terugkeren naar Egypte, zie toe, dat gij voor het aangezicht van Farao al de wonderen doet, die Ik in uw macht gesteld heb. Maar Ik zal zijn hart verharden, zodat hij het volk niet zal laten gaan. 22 Dan zult gij tot Farao zeggen: Zo zegt de Here: Israël is mijn eerstgeboren zoon; 23 daarom zeg Ik u: laat mijn zoon gaan, opdat hij Mij diene; zoudt gij echter weigeren hem te laten gaan, dan zal Ik uw eerstgeboren zoon doden. (NBG)

Mozes werd aangesteld tot elohim voor Farao (Exodus 7:1-19; vgl. De Wet en het Eerste Gebod [235] en De Wet en het Tweede Gebod [254]).

God bepaalt wie de leiders van Israël zijn.

Numeri 27:12-23 12 En de Here zeide tot Mozes: Beklim dit gebergte Abarim, en aanschouw het land, dat Ik de Israëlieten gegeven heb. 13 Als gij het aanschouwd hebt, dan zult ook gij tot uw voorgeslacht vergaderd worden, zoals uw broeder Aäron; 14 omdat gij in de woestijn Sin, toen de vergadering opstandig was, mijn bevel om Mij voor hun ogen bij het water te heiligen, weerstreefd hebt. Dat is het water van Meribat-kades in de woestijn Sin. 15 Toen sprak Mozes tot de Here: 16 De Here, de God der geesten van alle levende schepselen, stelle over de vergadering een man, 17 die voor hun aangezicht uitgaat en die voor hun aangezicht ingaat, en die hen doet uittrekken en hen weer terugbrengt, opdat de vergadering des Heren niet zij als schapen die geen herder hebben. 18 Toen zeide de Here tot Mozes: Neem u Jozua, de zoon van Nun, een man, van geest vervuld, en leg hem uw hand op, 19 en stel hem voor de priester Eleazar en voor de gehele vergadering, en geef hem in hun tegenwoordigheid uw bevelen 20 en leg op hem van uw heerlijkheid, opdat de gehele vergadering der Israëlieten het hore. 21 Hij zal voor de priester Eleazar staan, opdat deze voor het aangezicht des Heren de beslissing van de Urim voor hem vrage; op zijn bevel zullen zij uitrukken en op zijn bevel zullen zij inrukken, hij en alle Israëlieten met hem, en de gehele vergadering. 22 En Mozes deed, zoals de Here hem geboden had, en hij nam Jozua en stelde hem voor de priester Eleazar en voor de gehele vergadering; 23 hij legde hem zijn handen op en gaf hem zijn bevelen, zoals de Here door de dienst van Mozes gesproken had. (NBG)

Zo staat de priester van de urim en tummim voor raad voor de Heer, met de leider van Israël. De leider als koning wordt vastgesteld volgens de gewoonte van de naties. Christus, niet een mens, is koning. Niettemin bevestigt God deze rol onder de wet.

Deuteronomium 17:14-20 14 Wanneer gij gekomen zijt in het land dat de Here, uw God, u geven zal, dit in bezit genomen hebt en daarin woont, en gij dan zoudt zeggen: Ik wil een koning over mij aanstellen, zoals alle volken rondom mij hebben, 15 dan zult gij over u de koning aanstellen, die de Here, uw God, verkiezen zal; uit het midden van uw broeders zult gij een koning over u aanstellen; geen buitenlander, die uw broeder niet is, zult gij over u mogen aanstellen. 16 Maar hij zal niet veel paarden houden en het volk niet naar Egypte terugvoeren om zich veel paarden aan te schaffen; want de Here heeft tot u gezegd: Op deze weg zult gij nooit meer terugkeren. 17 Ook zal hij zich niet vele vrouwen nemen, opdat zijn hart niet afwijke; ook zal hij zich niet te veel zilver en goud vergaren. 18 Wanneer hij nu op de koninklijke troon gezeten is, dan zal hij voor zich een afschrift laten maken van deze wet, welke bij de levitische priesters berust. 19 Dat zal hij bij zich hebben en daarin zal hij lezen gedurende heel zijn leven om te leren de Here, zijn God, te vrezen door al de woorden van deze wet en al deze inzettingen naarstig te onderhouden, 20 opdat zijn hart zich niet verheffe boven zijn broeders, en hij van het gebod niet afwijke naar rechts of naar links, opdat hij lange tijd koning moge blijven, hijzelf en zijn zonen, te midden van Israël. (NBG)

Dus alleen iemand uit de stammen van Israël mag over Israël heersen. De koning is gebonden door Gods wet en zijn eigen verordeningen binnen deze wet.

Her verbond der besnijdenis beruste binnen Israël en de profeten moesten dit verlangen, ook al kostte dit hun eigen leven.

Exodus 4:25-28 25 Toen nam Sippora een stenen mes, besneed de voorhuid van haar zoon, raakte daarmee zijn voeten aan en zeide: Voorzeker, gij zijt mij een bloedbruidegom. 26 En Hij liet hem met rust. Bloedbruidegom, zeide zij toen, met het oog op de besnijdenis. 27 En de Here zeide tot Aäron: Ga Mozes in de woestijn tegemoet. Hij ging en ontmoette hem bij de berg Gods en kuste hem. 28 Mozes nu deelde Aäron al de woorden van de Here mede, met welke Hij hem gezonden had, en al de tekenen, die Hij hem had opgedragen. (NBG)

Het verbond der besnijdenis verwees naar het verbond van de besnijdenis des harten in de Heilige Geest en zo is werd de besnijdenis niet verlangd van de heidenen bij hun bekering. Mozes had onbesneden lippen (Exodus 6:30’ maar hij werd genezen en gemaakt tot elohim voor de Farao (Exodus 7:1). De besnijdenis van zijn huis door Abraham en opnieuw ingevoerd door Mozes en Jozua (vgl. Jozua 5:8; Johannes 7:22) verwezen naar de besnijdenis met de Heilige Geest en de verantwoordelijkheid van de uitverkorenen (vgl. Handelingen 7:8; 10:45-11:2). De heidenen werden deze vereiste bespaard wanneer zij toetraden tot de vergadering van Israël in de Heilige Geest. Want in de hogere wet zijn niet allen die besneden zijn, Israël, en niet alle onbesnedenen zijn uitgesloten van het verbond van het vaderschap van God.

Exodus 12:49 49 Eenzelfde wet zal gelden voor de geboren Israëliet en voor de vreemdeling, die in uw midden vertoeft. (NBG)

Sinds deze tijd verzamelde Mozes de oudsten en spraken Mozes en Aäron tot hen (Exodus 4:29-31).

Exodus 4:29-31 29 En Mozes ging met Aäron op weg en zij verzamelden al de oudsten der Israëlieten. 30 Aäron sprak al de woorden, die de Here tot Mozes gesproken had, en hij deed de tekenen voor de ogen van het volk. 31 Het volk nu geloofde, en toen zij hoorden, dat de Here op de Israëlieten acht geslagen en hun ellende gezien had, knielden zij en bogen zich neder. (NBG)

Het gezag van de natie is de wijze die God ook toepast op Zijn uitgebreide gezin.

Numeri 12:1-16 1 Mirjam nu sprak met Aäron over Mozes naar aanleiding van de Ethiopische vrouw, die hij genomen had, want hij had een Ethiopische vrouw genomen, 2 en zij zeiden: Heeft de Here soms uitsluitend door Mozes gesproken, heeft Hij ook niet door ons gesproken? En de Here hoorde het. 3 Mozes nu was een zeer zachtmoedig man, meer dan enig mens op de aardbodem. 4 Toen zeide de Here onverwijld tot Mozes, Aäron en Mirjam: Gaat met uw drieën uit naar de tent der samenkomst. Daarop gingen zij met hun drieën uit. 5 Toen daalde de Here neder in de wolkkolom, stelde Zich in de ingang der tent, en riep Aäron en Mirjam; en zij traden beiden naar voren. 6 Toen zeide Hij: Hoort nu mijn woorden. Indien onder u een profeet is, dan maak Ik, de Here, Mij in een gezicht aan hem bekend, in een droom spreek Ik met hem. 7 Niet aldus met mijn knecht Mozes, vertrouwd als hij is in geheel mijn huis. 8 Van mond tot mond spreek Ik met hem, duidelijk en niet in raadselen, maar hij aanschouwt de gestalte des Heren. Waarom hebt gij u dan niet ontzien tegen mijn knecht Mozes te spreken? 9 Daarom ontbrandde de toorn des Heren tegen hen en Hij ging heen. 10 Toen nu de wolk van boven de tent geweken was, zie, Mirjam was melaats als sneeuw; toen Aäron zich tot Mirjam omwendde, ziedaar een melaatse! 11 Toen zeide Aäron tot Mozes: Ach mijn heer, reken ons toch de zonde niet toe die wij in onze dwaasheid begaan hebben. 12 Laat haar toch niet zijn als een doodgeborene, wiens vlees reeds half vergaan is, wanneer hij uit de schoot zijner moeder komt. 13 En Mozes riep tot de Here: O God, genees haar toch. 14 Daarop zeide de Here tot Mozes: Had haar vader haar openlijk in het gezicht gespuwd, zou zij dan niet gedurende zeven dagen te schande zijn? Laat haar gedurende zeven dagen buiten de legerplaats gesloten worden, en daarna mag zij zich er weer bijvoegen. 15 Daarop werd Mirjam zeven dagen buiten de legerplaats gesloten; en het volk brak niet op, voordat Mirjam zich bij hen gevoegd had. 16 Toen brak het volk op uit Chaserot en legerde zich in de woestijn Paran. (NBG)

Passende uitoefening van gezag komt van God. Daarom mis opstandigheid toverij, want opstandigheid vestigt een wil tegengesteld aan Gods wil en is daarom afgoderij (vgl. 1Samuel 15:23).

Uitoefening van gezag

Zelfs Gods gezalfde was onderworpen aan de wet van het vijfde gebod en de verhouding tot het gezin binnen het huwelijk, zoals ook zijn gezinsleden gebonden waren. Zo kwam ook wijsheid als door een andere priester en profeet. In Exodus 18:1-27 zien wij dat Mozes en zijn zonen aan haar vader had toevertrouwd en zijn schoonvader, die hij eerde. Jetro was een priester van Midian. Jetro gaf hem zijn gezin terug en gaf aan Mozes raad in het richten van Israël, en de wijze van recht en orde.

Mozes moest als middelaar handelen voor God en de mannen die gekozen moesten worden, die vrij waren van smeergeld en verderf, om heersers te zijn over tien, over honderd en over duizend. Deze mannen werden de richters in Israël. Zaken die te moeilijk voor hen waren, weren aan het hogere gezag voorgelegd.

Uit deze ordening zien wij dat families verdeeld worden in tientallen en vervolgens in vijftigtallen en dan in honderdtallen en dan in duizendtallen, en vandaar onder hoofden van tienduizendtallen en de stammen. Uit de stammen hebben wij dan de zeventig als de raad der elohim van het Gerecht. Het gezin werd dus een natie, dat een gezin van naties werd, alle onder gezag en orde, die voortkwamen uit God en Zijn Wet.

Onder Zijn gezag handelen wij in Zijn naam en wij gehoorzamen dan het derde gebod, voortkomende uit het eerste en tweede gebod. Als de zoenen van de Ene Ware God, worden wij een waar volk, dat op zijn beurt voorbestemd is om goden te worden als elohim, waarbij Eloah geheel in allen zal zijn. Wij zijn dus de Tempel Gods.

1Korintiërs 3:16 16 Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont? (NBG)

Wij zijn allen geroepen om zonen van de levende God te zijn.

Deuteronomium 6:13 13 De Here, uw God, zult gij vrezen, Hem zult gij dienen en bij zijn naam zweren. (NBG)

Gods naam is een uitbreiding van Zijn gezag onder Zijn volk, hetzij geestelijk, hetzij stoffelijk, dus het woord elohim wordt toegepast voor de hemelse heerscharen en de richters en heersers van de fysieke natie Israël.

Exodus 22:28 28 De goden zult gij niet vervloeken en een vorst onder uw volk zult gij niet verwensen. (NBG)

Deuteronomium 16:18-20 18 Rechters en opzieners zult gij aanstellen in al de steden die de Here, uw God, u geven zal, naar uw stammen; zij zullen het volk berechten met een rechtvaardige rechtspraak. 19 Gij zult het recht niet buigen; gij zult de persoon niet aanzien en geen geschenk aannemen; want een geschenk verblindt de ogen der wijzen en verdraait de woorden der onschuldigen. 20 Gij zult alleen gerechtigheid najagen, opdat gij moogt leven en het land bezitten, dat de Here, uw God, u geven zal. (NBG)

Er zal gerechtigheid zijn bij al onze rechtspraak, want recht is gerechtigheid.

De engelen Gods heetten allen Jahovah wanneer zij namens Hem optraden (vgl. Genesis 18:3, 27; de term wordt ook toegepast voor de twee andere engelen, die met het derde wezen genaamd Jahovah kwamen. Hij bleef bij Abraham, terwijl zij naar Lot in Sodom gingen, waar zij opnieuw Jahovah genoemd werden (vgl. het artikel Engel van JHVH [024]). Sinds de tijd van Adams zoon Set, begon men de naam van Jahovah aan te roepen (Genesis 4:26).

Wij zien dat vanuit het derde gebod wij voortgaan in het vierde gebod als een afbakening van heiligheid, zowel in tijd als in gezag.

Leviticus 19:1-3 1 De Here sprak tot Mozes: 2 Spreek tot de ganse vergadering der Israëlieten en zeg tot hen: Heilig zult gij zijn, want Ik, de Here, uw God, ben heilig. 3 Ieder zal voor zijn moeder en zijn vader ontzag hebben en mijn sabbatten houden: Ik ben de Here, uw God. (NBG)

Uit het Eerste Grote Gebod zien wij dat het vijfde is verbonden met de eerste vier geboden en uit deze voortkomt.

Het gezag voor de uitoefening van macht berust bij een persoon en niet bij beide. Dit is ook zo bij God en de Heerscharen, waarbij allen handelen overeenkomstig de wil van de Ene Ware God (Johannes 17:3). Dit begrijpen is belangrijk voor de structuur van de Heerscharen, zowel stoffelijk als Schriftuurlijk. Het wordt ook al weergegeven in de relaties binnen het gezin.

Waar een geschil is, dan kan de eed van de vrouw niet het gezin binden en de wil van de man kan gebruikt worden om de eed te verbreken, die tegengesteld kan zijn aan het vermeende belang van het gezin. Zo gaat Gods wil die van de Heerscharen te boven. Wij zien de wet geschreven in Numeri 30:1-16, die elk zevende jaar gelezen moet worden. De man van een vrouw, of vader, wanneer zij geen man heeft, kan de eed van de vrouw herroepen. Wanneer hij echter zwijgt op de dag, dat hij ervan hoort, dan is dit bindend. Wanner hij het herroept, is deze nietig. Slechts de geloften van een weduwe, na de dood van haar man, staan op zichzelf.

Dus de vrouw is onderworpen aan haar man en wordt uit het huisgezin genomen en aan het gezin van de man gegeven. Dit weerspiegelt de uitverkorenen als Gemeente, die genomen zijn uit de stam van de ouders en geplaatst in de stam van de man, binnen één gezin, onderworpen aan de Ene Ware God. Zoals de man hoofd van de vrouw is, zo is ook Christus het hoofd van de Gemeente, onder de Vader.

Dus het hoofd van de vrouw is de man (als gezin) en het hoofd van iedere man is Messias en het hoofd van de gezalfde Christus is God (1Korintiërs 11:3).

1Korintiërs 11:3 3 Ik wil echter, dat gij dit weet: het hoofd van iedere man is Christus, het hoofd der vrouw is de man, en het hoofd van Christus is God. (NBG)

Het stoffelijke gezin gaat slechts tot de dood, maar het geestelijke is eeuwig, waar wij noch huwen, noch ten huwelijk gegeven worden, maar zijn gelijk aan, en van dezelfde orde als de engelen (Lucas 20:34-35) als elohim (Zacharia 12:8). Evenals Messias zijn de engelen onze broeders (vgl. Psalm 22:22; Openbaring 3:5; vgl. Matteüs 10:32; 6:11; 12:10).

De familie als de stam in Israël

De families zijn verenigd in stammen en ook in groepen stammen. Dit staat opgetekend in Numeri 2:1-34.

De twaalf stammen zijn in vier groepen van drie. Deze groepen hebben ook betekenis voor de reorganisatie.

De Bijbel vertelt dat de stammen geteld werden en opgetekend. Het erfdeel der stammen werd toegekend naar de grootte van de stam, door het aantal namen van de mannen van strijdbare leeftijd, dat is van twintig jaar en ouder.

Numeri 26:51-56 51 Dit waren de getelden der Israëlieten: zeshonderdeenduizend zevenhonderd dertig. 52 En de Here sprak tot Mozes: 53 Onder dezen zal het land ten erfdeel worden verdeeld naar het aantal namen; 54 is dit groot, dan zult gij het erfdeel groot maken, en is dit klein, dan zult gij het erfdeel klein maken; overeenkomstig de getelden zal aan ieder zijn erfdeel gegeven worden. 55 Evenwel zal het land door het lot verdeeld worden; naar de namen van de stammen hunner vaderen zullen zij het erven; 56 naar het lot zal ieders erfdeel toegewezen worden, naar gelang van groter of kleiner aantal. (NBG)

Aldus werd het land toegewezen door loting of stemming, wat vandaag nog vaak het geval is. Het Jubeljaar geeft een herverdeling door stemming.

Van deze mannen die geteld werden bij Sinai was niemand overgebleven bij het tellen op de vlakten van Moab, behalve Kaleb, de zoon van Jefunne en Jozua, de zoon van Nun, want de Here zei dat de anderen voorzeker in de woestijn zouden sterven (Numeri 26:65). Dit was om naar hen te wijzen, die het beloofde land van doop in de Heilige Geest niet wilden binnengaan, gedurende de veertig Jubeljaren in de woestijn, vanaf de dood van Messias to zijn Wederkomst. Degenen die zich niet bekeren en de doop niet aanvaarden, gaan niet en zijn niet Israël binnengetrokken en het erfdeel van God. Zij zijn in de woestijn omgekomen. Deze mensen, zelfs van de stammen, moeten in het huisgezin van God opgenomen worden in de tweede opstanding.

Gehoorzaamheid aan de Wet

Numeri 2:34 34 En de Israëlieten deden het; juist zoals de Here Mozes geboden had, legerden zij zich naar hun vendels, en braken zij op, ieder naar zijn geslacht, bij zijn familie. (NBG)

Zo werd de natie ingedeeld naar de families.

Exodus 12:3 3 Spreekt tot de gehele vergadering van Israël als volgt: op de tiende van deze maand zal ieder voor zich een stuk kleinvee nemen, familiesgewijs, een stuk kleinvee per gezin. (NBG)

Verzoening is familiesgewijs.

Exodus 15:26 26 terwijl hij zeide: Indien gij aandachtig luistert naar de stem van de Here, uw God, en doet wat recht is in zijn ogen, en uw oor neigt tot zijn geboden en al zijn inzettingen onderhoudt, zal Ik u geen enkele van de kwalen opleggen, die Ik de Egyptenaren opgelegd heb; want Ik, de Here, ben uw Heelmeester. (NBG)

Door de gehoorzaamheid aan Gods wetten worden de gezinnen en de natie bewaard.

Het is geen enkele natie veroorloofd om overspelig te zijn en de natie Israël vervult een sleutelrol in deze wet. Hierdoor zijn de gezinnen beschermd, zowel van mens als dier.

Exodus 23:24-26 24 Gij zult u niet nederbuigen voor hun goden noch hen dienen en gij zult niet doen naar hun werken, maar gij zult ze volkomen vernielen en hun gewijde stenen zult gij geheel verbrijzelen. 25 Maar gij zult de Here, uw God, dienen; dan zal Hij uw brood en uw water zegenen en Ik zal ziekte uit uw midden verwijderen. 26 Geen vrouw in uw land zal een misgeboorte hebben of onvruchtbaar zijn. Het getal uwer dagen zal Ik vol maken. (NBG)

De straf voor afgoderij is ballingschap en vernietiging van het nakroost en de natie.

Amos 5:25-27 25 Hebt gij Mij slachtoffers en spijsoffers gebracht in de woestijn, veertig jaar, huis Israels, 26 en tevens gedragen Sikkut, uw koning, en Kewan, uw stergod, uw beelden die gij u gemaakt hebt? 27 Dus zal Ik u in ballingschap voeren, (voorbij Damascus) zegt de Here, wiens naam is God der heerscharen. (NBG)

(vgl. De Wet en het Tweede Gebod [254]).

In het gezin wordt de Wet onderwezen en in acht genomen van kindsbeen af.

Deuteronomium 32:46 46 zeide hij tot hen: Neemt al de woorden ter harte, waarmee ik u heden vermaan, opdat gij daarmee uw kinderen zult opdragen al de woorden dezer wet nauwgezet te onderhouden. (NBG)

Zo wordt dan het leven van een ieder verlengd binnen het gezin en de natie.

Deuteronomium 32:47 47 Want dit is voor u geen ledig woord, maar dit is uw leven: door dit woord zult gij lang wonen in het land, dat gij na het overtrekken van de Jordaan in bezit zult nemen. (NBG)

Dit is centrale motief van de wet en de profeten.

Markus 7:10-13 10 Want Mozes heeft gezegd: Eer uw vader en uw moeder, en: Wie vader of moeder vervloekt, zal de dood sterven. 11 Maar gij zegt: Indien een mens tot zijn vader of moeder zegt: Het is korban, dat is, offergave, al wat gij van mij hadt kunnen trekken, 12 dan laat gij hem niet toe ook nog maar iets voor zijn vader of moeder te doen. 13 En zo maakt gij het woord Gods krachteloos door uw overlevering, die gij overgeleverd hebt. En dergelijke dingen doet gij vele. (NBG)

De wet kan niet door traditie uitgelegd worden, maar overeenkomstig het geschreven woord Gods, gesproken door Zijn dienstknechten de profeten.

Beperking van het gezag van mensen

Alle macht en gezag, evenals die van Messias, was en is van God, evenals wijsheid en begrip (vgl. Matteüs 21:23; Psalm 62:11).

Daniël 2:20-22 20 Daniël hief aan en zeide: Geprezen zij de naam Gods van eeuwigheid tot eeuwigheid, want Hem behoort de wijsheid en de kracht! 21 Hij toch verandert tijden en stonden, Hij zet koningen af en stelt koningen aan, Hij verleent wijsheid aan wijzen en kennis aan hen die inzicht hebben. 22 Hij openbaart ondoorgrondelijke en verborgen dingen, Hij weet wat in het duister is, en het licht woont bij Hem. (NBG)

De Allerhoogste verleent macht aan wie Hij wil (Daniël 4:25). Dit kan aan heidenen gegeven worden, of de gevallen heerscharen, of de Zonen Gods (Deuteronomium 32:8). Daarom moet ieder mens het wettige gezag gehoorzamen.

Romeinen 13:1 1 Ieder mens moet zich onderwerpen aan de overheden, die boven hem staan. Want er is geen overheid dan door God en die er zijn, zijn door God gesteld. (NBG)

God moet in alles gehoorzaamd worden en waar de besluiten van mensen de besluiten van God overtreden, dan moet God gehoorzaamd worden.

Handelingen 5:29 29 Maar Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: Men moet Gode meer gehoorzamen dan de mensen. (NBG)

De gehoorzaamheid aan God als onze vader is vastgelegd in Zijn wet.

Deuteronomium 28:58-59 58 Indien gij niet naarstig onderhoudt al de woorden der wet, die in dit boek geschreven zijn, en gij niet deze heerlijke, geduchte Naam, de Here, uw God vreest, 59 dan zal de Here u en uw nageslacht ongemeen zwaar tuchtigen met felle, aanhoudende slagen en boze, aanhoudende ziekten. (NBG)

Wanneer het gezag van God aan de mensen gegeven wordt, en wanneer een koning gegeven wordt om over ons te regeren, dan kan dat gezag niet aan een vreemdeling gegeven worden (vgl. Deuteronomium 17:14-20 hierboven).

Niemand is geschikt om te regeren, tenzij hij zich onderwerpt aan Gods wet. Zijn kroost is ook aan deze gehoorzaamheid gebonden.

Raad en advies van het gezin moet worden gezocht (Spreuken 23:22, 25). Het gezin moet ook vroeg de juiste correctie geven. Tucht is binnen het gezin een verantwoordelijkheid en niet een vriendelijkheid om tijdige correctie door een fysieke kastijding met een roede achterwege te laten (Spreuken 13:24; 19:18; 23:13-16; 22:15). Het luisteren naar een terechtwijzing is een teken van verstand (Spreuken 15:32, 33).

Spreuken 15:32-33 32 Wie de tucht in de wind slaat, veracht zijn leven; maar wie naar terechtwijzing luistert, verkrijgt verstand. 33 De vreze des Heren voedt op tot wijsheid, en ootmoed gaat vooraf aan de eer. (NBG)

Hebreeën 12:11 11 Want alle tucht schijnt op het ogenblik zelf geen vreugde, maar smart te brengen, doch later brengt zij hun, die erdoor geoefend zijn, een vreedzame vrucht, die bestaat in gerechtigheid. (NBG)

Bestraffing bij de opvoeding aan de jeugd gegeven, zal in de toekomst beloond worden door een juist gedrag. Het nalaten om de jeugd op te voeden en terecht te wijzen zal tot gevolg hebben dat de samenleving vernietigd wordt. Het fundamentele probleem met de maatschappij van de twintigste eeuw is veroorzaakt door het gebrek aan Bijbelse onderricht en tucht in de jonge jaren, en de ervaring van de jeugd om zijn opvoeding te volgen.

Spreuken 22:6 6 Oefen de knaap volgens de eis van zijn weg, ook wanneer hij oud geworden is, zal hij daarvan niet afwijken. (NBG)

De opvoeding van de jeugd kan niet met goed gevolg aan anderen overgelaten worden. Het is de verantwoording van de ouders om hun kinderen op te voeden en te tuchtigen. Wanneer deze verantwoording weggenomen wordt of achterwege gelaten, dan begint de samenleving uiteen te vallen.

Spreuken 29:15 15 Roede en bestraffing geven wijsheid, maar een aan zichzelf overgelaten knaap maakt zijn moeder te schande. (NBG)

Daarom is echtscheiding zo schadelij, omdat het gezinnen splijt en de invloed van de jeugd in Gods regeringordening wegneemt.

Deze wijze van tucht strekt zich uit tot alle lagen en leeftijden van de samenleving.

Spreuken 1:7 7 De vreze des Heren is het begin der kennis; de dwazen verachten wijsheid en tucht. (NBG)

Het onderricht van het volk komt door de gezinnen en het gezin is de schatkamer van de wet. Daarom moet de wet ook elk Sabbatsjaar gelezen worden.

Deuteronomium 4:7-9 7 Immers welk groot volk is er, waaraan de goden zo nabij zijn als de Here, onze God, telkens als wij tot Hem roepen? 8 En welk groot volk is er, dat inzettingen en verordeningen heeft zo rechtvaardig, als heel deze wet, die ik u heden voorleg? 9 Alleen neem u ervoor in acht en hoed u er terdege voor, dat gij de dingen die gij met eigen ogen gezien hebt, niet vergeet, en zij niet uit uw hart wijken zolang gij leeft; maak ze aan uw kinderen en kindskinderen bekend: (NBG)

Op gelijke wijze wordt de verplichting herhaald voor de familie en het huisgezin.

Deuteronomium 6:6-7 6 Wat ik u heden gebied, zal in uw hart zijn, 7 gij zult het uw kinderen inprenten en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit, wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat. (NBG)

(vgl. Spreuken 4:10).

Dit onderricht in de wet wordt dan iedere zeven jaar gedaan, ook als natie. Dit lezen handelt als onafhankelijke controle op alle bezigheden.

Deuteronomium 31:10-13 10 En Mozes gebood hun: Na verloop van zeven jaar, op de bepaalde tijd van het jaar der kwijtschelding, namelijk het Loofhuttenfeest, 11 wanneer geheel Israël opgaat om voor het aangezicht van de Here, uw God, te verschijnen, op de plaats die Hij verkiezen zal, zult gij deze wet ten aanhoren van geheel Israël voorlezen. 12 Roep het volk tezamen, mannen, vrouwen en kinderen, ook de vreemdeling, die in uw steden woont, opdat zij ernaar horen en de Here, uw God, leren vrezen en al de woorden dezer wet naarstig onderhouden, 13 en opdat hun kinderen, die er niet van weten, het horen en de Here, uw God, leren vrezen, al de tijd, dat gij leeft in het land, dat gij na het overtrekken van de Jordaan in bezit zult nemen. (NBG)

De bescherming van het milieu is ook gekoppeld aan de wetten voor het gezin, en de diersoorten, en een lang leven komt voort uit gehoorzaamheid.

Deuteronomium 22:6-7 6 Wanneer gij onderweg een vogelnest aantreft in een of andere boom of op de grond, met jongen of eieren (en de moeder zit op de jongen of de eieren) dan zult gij met de jongen niet ook de moeder wegnemen; 7 de moeder zult gij in elk geval laten wegvliegen, maar de jongen moogt gij meenemen; opdat het u wel ga en gij lang leeft. (NBG)

Dit is ook hetzelfde of het nu gaat om wilde dieren of huisdieren.

Leviticus 22:28 28 Een rund of een stuk kleinvee zult gij niet tegelijk met zijn jong op een dag slachten. (NBG)

Dit strekt zich ook uit tot het koken van een bokje in de melk van zijn moeder. Deze bijzondere manier van koken was verboden, omdat het begrip van gezin volkomen kapot maakt, maar het schijnt ook een relatie te hebben met de vruchtbaarheidsculten en mysterie culten.

Exodus 23:19 19 Het beste der eerstelingen van uw bodem zult gij in het huis van de Here, uw God, brengen. Gij zult een bokje niet koken in de melk van zijn moeder. (NBG)

De gehele structuur van de Wet moet zo gehouden worden dat de afzonderlijke persoon en het gezin het kunnen dragen.

Deuteronomium 4:40 40 Onderhoud dan zijn inzettingen en zijn geboden, die ik u heden opleg, opdat het u en uw kinderen na u wel ga en opdat gij lang leeft in het land, dat de Here, uw God, u geven zal voor altijd. (NBG)

Deuteronomium 5:29 29 Och, hadden zij steeds zulk een hart om Mij te vrezen en om al mijn geboden te onderhouden, opdat het hun en hun kinderen voor altoos wel mocht gaan! (NBG)

Deuteronomium 5:33 33 Heel de weg, die de Here, uw God, u geboden heeft, zult gij gaan, opdat gij leeft en het u wel ga en gij lang woont in het land, dat gij in bezit zult nemen. (NBG)

Het bevel om te handelen als natie voor God, strekt zich ook uit tot het land dat de Here u zal geven.

Deuteronomium 7:12-26 12 Het zal geschieden, omdat gij aan deze verordeningen gehoor geeft en ze naarstig onderhoudt, dat de Here, uw God, jegens u het verbond en de goedertierenheid zal bevestigen, die Hij aan uw vaderen met een eed bekrachtigd heeft; 13 Hij zal u liefhebben, zegenen en talrijk maken; Hij zal zegenen de vrucht van uw schoot en de vrucht van uw bodem, uw koren, most en olie, de worp van uw runderen en de dracht van uw kleinvee, in het land, waarvan Hij uw vaderen gezworen heeft, dat Hij het u geven zou. 14 Gezegend zult gij zijn boven alle volken; er zal geen onvruchtbare zijn onder uw mannen of vrouwen, noch onder uw vee 15 De Here zal alle ziekten van u afwenden, en geen van de boze kwalen van Egypte, die gij kent, zal Hij u opleggen, maar Hij zal die brengen over allen die u haten. 16 Gij zult alle volken die de Here, uw God, u geven zal, verslinden; gij zult hen niet ontzien en hun goden niet dienen, want dat zou u tot een valstrik worden. 17 Wanneer gij bij uzelf zoudt zeggen: Deze volken zijn talrijker dan ik, hoe zou ik dan in staat zijn hen te verdrijven? 18 dan moet gij niet voor hen vrezen; houd steeds in gedachten, wat de Here, uw God, aan Farao en geheel Egypte gedaan heeft, 19 de grote beproevingen, die uw ogen gezien hebben, de tekenen en wonderen, de sterke hand en de uitgestrekte arm, waarmede de Here, uw God, u uitgeleid heeft; zo zal de Here, uw God, doen aan alle volken, voor welke gij bevreesd zijt. 20 Bovendien zal de Here, uw God, hoornaars op hen afzenden, totdat wie overgebleven waren en zich voor u verborgen hadden, zijn omgekomen. 21 Sidder niet voor hen, want de Here, uw God, is in uw midden, een grote en vreselijke God. 22 De Here, uw God, zal deze volken langzamerhand voor u uit verdrijven; gij zult hen niet in korte tijd mogen vernietigen, opdat het wild gedierte u niet te talrijk worde. 23 Zo zal de Here, uw God, hen aan u overleveren en hen in grote verwarring brengen, totdat zij verdelgd zijn. 24 Hun koningen zal Hij in uw macht geven, zodat gij hun naam van onder de hemel doet verdwijnen; niemand zal tegen u standhouden, totdat gij hen verdelgd hebt. 25 De gesneden beelden van hun goden zult gij met vuur verbranden; het zilver en het goud daaraan zult gij niet begeren en u niet toe-eigenen, opdat gij daardoor niet verstrikt wordt, want het is een gruwel voor de Here, uw God. 26 En gij zult geen gruwel in uw huis brengen, zodat gijzelf evenzo onder de ban zoudt komen; gij zult het ten sterkste verfoeien en verafschuwen, want het ligt onder de ban. (NBG)

Deze geboden werden aan Israël gegeven, omdat het nakroost van Kanaän vervloekt was voor afgoderij.

De gehele structuur van het gezin en de natie en de wet ziet vooruit naar Messias en het gezin dat de schapen van zijn kudde zijn.

Johannes 10:7-16 7 Jezus zeide dan nogmaals: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik ben de deur der schapen. 8 Allen, die voor Mij gekomen zijn, zijn dieven en rovers, maar de schapen hebben naar hen niet gehoord. 9 Ik ben de deur; als iemand door Mij binnenkomt, zal hij behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden. 10 De dief komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen; Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed.

11 Ik ben de goede herder. De goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen; 12 maar wie huurling is en geen herder, wie de schapen niet toebehoren, ziet de wolf aankomen, laat de schapen in de steek en vlucht (en de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen) 13 want hij is een huurling en de schapen gaan hem niet ter harte. 14 Ik ben de goede herder en Ik ken de mijne en de mijne kennen Mij, 15 gelijk Mij de Vader kent en Ik de Vader ken, en Ik zet mijn leven in voor de schapen. 16 Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden een kudde, een herder. (NBG)

Zo verwijst de hele structuur van het gezin en de wet naar één natie, als Israël, onder God, staande met Messias aan hun hoofd.

Ongehoorzaamheid aan de Wet

Ongehoorzaamheid in het gezin onder de wet is bestrafbaar met de dood (Deuteronomium 21:18-23) zoals wij hierboven gezien hebben. Dus rust de doodstraf op de eerste plaats in de hand van de ouders en in de hand van de getuigen in de tweede plaats (Deuteronomium 17:6-7). Niemand mag ter dood gebracht worden, dan aan de hand van twee getuigen.

Deuteronomium 17:6-7 6 Op de verklaring van twee of drie getuigen zal de ter dood veroordeelde ter dood gebracht worden; op de verklaring van een getuige zal hij niet ter dood gebracht worden. 7 Het eerst zal de hand der getuigen zich tegen hem keren om hem ter dood te brengen, en daarna de hand van het gehele volk. Zo zult gij het kwaad uit uw midden wegdoen. (NBG51)

Het gezin is volgens de wet vastgelegd en hoererij en sodomie zijn voor het gezin verboden, en de voortbrengselen ervan zijn in het Huis Gods verboden. Geen hoer of sodomiet (noch opbrengst van hun praktijk) kunnen de Tempel en het koninkrijk Gods binnengaan.

Deuteronomium 23:17-18 17 Er zal onder de dochters van Israël geen aan ontucht gewijde vrouw zijn, en er zal onder de zonen van Israël geen aan ontucht gewijde man zijn. 18 Gij zult geen hoerenloon of hondengeld in het huis van de Here, uw God, brengen ter vervulling van een of andere gelofte, want deze beide zijn de Here, uw God, een gruwel. (NBG)

Het gehele gezin is verantwoordelijk voor de beheer van de wet en de doodstraf.

Deuteronomium 13:6-10 6 Wanneer uw broeder, de zoon van uw moeder, of uw zoon, uw dochter, uw eigen vrouw of uw boezemvriend u in het geheim wil verleiden en zegt: laten wij andere goden gaan dienen, goden die noch gij noch uw vaderen gekend hebben, 7 behorende tot de goden der volken rondom u, dichtbij of veraf, van het ene einde der aarde tot het andere; 8 dan zult gij hem niet ter wille zijn noch naar hem luisteren; gij zult hem niet ontzien, noch hem sparen en zijn schuld bedekken, 9 maar hem zeker doden; het eerst zal uw hand zich tegen hem keren om hem ter dood te brengen en daarna de hand van het gehele volk. 10 Gij zult hem stenigen, zodat hij sterft, omdat hij getracht heeft u af te trekken van de Here, uw God, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heeft. (NBG)

Messias toonde ons het juiste kijk op de wet, doordat de wet geschonden en verdraaid was door de overleveringen van de Farizeeën en de rabbinale scholen. Deze vallen onder hetzelfde hoofd als de verwoesters van de wet.

Markus 7:6-13 1 Maar hij zeide tot hen: Terecht heeft Jesaja van u, huichelaars, geprofeteerd, zoals er geschreven staat: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij. 2 Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn. 3 Gij verwaarloost het gebod Gods en houdt u aan de overlevering der mensen. 4 En Hij zeide tot hen: Het gebod Gods stelt gij wel fraai buiten werking om uw overlevering in stand te houden. 5 Want Mozes heeft gezegd: Eer uw vader en uw moeder, en: Wie vader of moeder vervloekt, zal de dood sterven. 6 Maar gij zegt: Indien een mens tot zijn vader of moeder zegt: Het is korban, dat is, offergave, al wat gij van mij hadt kunnen trekken, dan laat gij hem niet toe ook nog maar iets voor zijn vader of moeder te doen. 7 En zo maakt gij het woord Gods krachteloos door uw overlevering, die gij overgeleverd hebt. En dergelijke dingen doet gij vele. (NBG)

Om deze reden mochten Juda en Levi eeuwen lang verwoest worden, en nog steeds horen zij niet naar het woord van de levende God, maar maken de geboden krachteloos door de overlevering van mensen.

Deuteronomium 28:58-68 58 Indien gij niet naarstig onderhoudt al de woorden der wet, die in dit boek geschreven zijn, en gij niet deze heerlijke, geduchte Naam, de Here, uw God vreest, 59 dan zal de Here u en uw nageslacht ongemeen zwaar tuchtigen met felle, aanhoudende slagen en boze, aanhoudende ziekten. 60 Hij zal alle kwalen van Egypte, waarvoor gij bevreesd zijt, weer over u brengen, zodat zij aan u kleven. 61 Ook allerlei ziekten en slagen, die in het boek van deze wet niet beschreven zijn, zal de Here over u doen komen, totdat gij verdelgd zijt. 62 Met weinigen zult gij overblijven, terwijl gij talrijk geweest zijt als de sterren des hemels, omdat gij niet geluisterd hebt naar de stem van de Here, uw God. 63 Zoals de Here er behagen in had om u wel te doen en u talrijk te maken, zo zal de Here er behagen in hebben om u te gronde te richten en te verdelgen; en gij zult weggerukt worden uit het land, dat gij in bezit gaat nemen. 64 De Here zal u verstrooien onder alle natiën van het ene einde der aarde tot het andere; aldaar zult gij andere goden dienen, die noch gij noch uw vaderen gekend hebben: hout en steen. 65 Gij zult onder die volken geen rust vinden noch een rustplaats voor uw voetzool; de Here zal u daar een bevend hart geven, ogen vol heimwee en een kwijnende ziel. 66 Zonder ophouden zal uw leven in gevaar verkeren; des nachts en des daags zult gij opschrikken en van uw leven niet zeker zijn. 67 Des morgens zult gij zeggen: Was het maar avond; en des avonds: Was het maar morgen. Vanwege de vrees, die uw hart vervult, en vanwege het schouwspel, dat uw ogen zien. 68 De Here zal u op schepen naar Egypte terugbrengen langs de weg, waarvan Ik u gezegd had: Gij zult die nooit weerzien; gij zult daar aan uw vijanden als slaven en slavinnen te koop aangeboden worden, maar er zal geen koper zijn. (NBG)

Gezag binnen het gezin

Het gezag in het gezin berust bij de vader, net als in het huisgezin Gods. Wij hebben daarom gezien dat de eed van een man tegenover God bindend is, en de eed van een vrouw onderworpen is aan de toestemming van haar man. De vader, en later in het huwelijk, haar echtgenoot, mogen de eed van een dochter of vrouw afwijzen wanneer deze tegengesteld is aan verantwoordelijkheid en het gezag. Dit was één van de redenen, waarom Adam ook verantwoordelijk gehouden werd voor de zonden van Eva. Christus is verantwoordelijk om ons voor God te stellen zonder gebrek of smet. Dit komt door de offerwet.

Leviticus 22:19-20 19 het moet, zo gij welgevallig wilt zijn, gaaf wezen, van het mannelijke geslacht van het rundvee, van de schapen en van de geiten. 20 Niets dat enig gebrek heeft, zult gij offeren; want het zou u geen welgevallen doen vinden. (NBG)

Wij zijn de eerstelingen van Gods Oogst. Zoals Christus zonder gebrek was, zo moeten wij ook zonder gebrek zijn, als vrouw van de bruidegom, wit gewassen in het bloed van het lam (vgl. Daniël 11:35; Openbaring 3:18; 6:11; 7:13-14; 15:6-7; 19:7-10).

Al deze verantwoordelijkheden berusten in het gezin en op de eerste plaats bij de ouders. Op deze wijze is God verantwoordelijk om voor Zijn kinderen te voorzien onder Zijn eigen Wetten. Dus voor al de Heerscharen is voorzien met zijn Alwetendheid en Almacht en binnen Zijn wil en volmaakte liefde. Daarom heeft God, in Zijn Alwetendheid voorzien voor Zijn kinderen in Zijn volmaakte liefde, vertegenwoordigd door de wet en de twee Grote Geboden (vgl. Numeri 30:1-16 en het artikel Het verloren schaap en de verloren zoon [199]).

Het gezag binnen het gezin berust bij het hoofd. Daarom kunnen de geloften van een vrouw teniet gedaan worden door het hoofd des huizes, waar er een duidelijk geschil in het gezinsbelang is. Zwijgen wordt beschouwd als een bevestiging van de beslissing of overeenkomst (Numeri 30:1-16 boven).

Geloften aan God, door de Gemeente zijn bindend en onderworpen aan de doodstraf, indien gemaakt door de Heilige Geest, zoals het geval was met Ananias en zijn vrouw Saffira, die beiden deelgenoten waren aan een gelofte (Handelingen 5:1-10).

Verantwoordelijkheid in het gezin

De ouders zijn verantwoordelijk om voor het gezin te voorzien. Hij die niet voorziet in de noden van zijn eigen gezin is erger dan een ongelovige.

De verantwoordelijkheid berust in de eerste plaats bij de vader en de moeder op de tweede plaats, en dan bij de grootouders op de derde plaats, en dan bij de verdere familie of de Gemeente.

1Timoteüs 5:1-16 1 Word niet heftig tegen een oude man, maar vermaan hem als een vader; doe het jonge mannen als broeders, 2 oude vrouwen als moeders, jonge vrouwen als zusters, in alle reinheid. 3 Houd als weduwen in ere, wie waarlijk weduwen zijn. 4 Maar indien een weduwe kinderen of kleinkinderen heeft, laten zij dan eerst aan eigen familie godsvrucht tonen en aan het vorig geslacht vergelden wat zij hun te danken hebben, want dit is welgevallig aan God. 5 Een ware weduwe dan, die alleen staat, heeft haar hoop op God gevestigd en volhardt in haar smekingen en gebeden dag en nacht; 6 doch zij, die een los leven leidt, is levend dood. 7 Ook deze dingen moet gij bevelen, opdat zij onberispelijk blijven. 8 Maar indien een vrouw voor de haren, en nog wel voor haar huisgenoten, niet zorgt, dan heeft zij haar geloof verloochend en is zij erger dan een ongelovige. 9 Als weduwe kome in aanmerking iemand niet beneden de zestig jaren, die de vrouw geweest is van een man; 10 inzake goede werken moet van haar getuigd kunnen worden, dat zij kinderen grootgebracht heeft, gastvrijheid bewezen, de voeten der heiligen gewassen, verdrukten ondersteund en alle goed werk behartigd heeft. 11 Maar wijs jonge weduwen af, want wanneer de zinnen haar van Christus aftrekken, willen zij huwen, 12 en halen een oordeel over zich, omdat zij haar eerste trouw hebben verzaakt. 13 Maar tegelijk wennen zij zich eraan de huizen rond te gaan bij gebrek aan bezigheid, en niet alleen zonder bezigheid, maar ook bezig met praatjes en al te bezig met het spreken over onbehoorlijke dingen. 14 Ik wil daarom, dat de jonge weduwen huwen, kinderen krijgen, haar huis bestieren, en niet door lasterpraat aan de tegenpartij vat op zich geven. 15 Want reeds zijn sommigen afgeweken, de satan achterna. 16 Indien een gelovige vrouw weduwen bij zich heeft, laat zij die ondersteunen, zodat de gemeente er niet door bezwaard wordt; dan kan deze de werkelijke weduwen ondersteunen. (NBG)

Het gezin is de voorziener, maar de Gemeente is het uiteindelijke gezin en bron van verademing. Het is de verantwoordelijkheid van de jongere vrouwen om te huwen en gezinnen te stichten, naarmate zij gezegend zijn.

Maatschappelijke wisselwerking

Een ieder is verantwoordelijk voor zijn of haar gedrag met betrekking tot het gezin zelf in de eerste plaats.

Exodus 21:15 15 Wie zijn vader of zijn moeder slaat, zal zeker ter dood gebracht worden. (NBG)

En zowel in het gezin als op de tweede plaats binnen de samenleving.

Exodus 21:17 17 Wie zijn vader of zijn moeder vervloekt, zal zeker ter dood gebracht worden. (NBG)

Leviticus 20:9 9 Wanneer er iemand is, die zijn vader of zijn moeder vervloekt, die zal zeker ter dood gebracht worden; zijn vader of zijn moeder heeft hij vervloekt, zijn bloedschuld is op hem. (NBG)

Dit bevel wordt een derde maal herhaald om het belang ervan te onderstrepen.

Deuteronomium 27:16 16 Vervloekt is hij, die zijn vader of moeder veracht. En het gehele volk zal zeggen: Amen. (NBG)

Bovendien moet leeftijd ook geëerd worden.

Leviticus 19:32 23 Voor het grijze haar zult gij opstaan en aan de oude zult gij eer bewijzen en voor uw God zult gij vrezen: Ik ben de Here. (NBG)

Bescherming van vreemdelingen

De kinderen van Jakob telden zeventig zielen. Onder Mozes vertegenwoordigden deze oudsten de zonen van Jakob en de regering van Israël. Van Messias kwamen zeventig, en de duivelen waren aan hen onderworpen, evenals aan de oudsten van de Gemeente, die geestelijk Israël is en het eindresultaat van de regering van God.

Exodus 1:1-22 1 Dit nu zijn de namen der zonen van Israël, die met Jakob naar Egypte gekomen zijn; zij kwamen er ieder met zijn gezin: 2 Ruben, Simeon, Levi en Juda; 3 Issakar, Zebulon en Benjamin; 4 Dan en Naftali, Gad en Aser. 5 De afstammelingen van Jakob waren zeventig zielen in het geheel. Jozef echter was reeds in Egypte. 6 En Jozef stierf, benevens al zijn broeders en dat gehele geslacht. 7 De Israëlieten nu waren vruchtbaar en breidden zich snel uit; zij vermenigvuldigden zich en werden uitermate talrijk, zodat het land met hen vervuld werd. 8 Toen kwam er een nieuwe koning over Egypte, die Jozef niet gekend had. 9 Deze nu zeide tot zijn volk: Zie, het volk der Israëlieten is groter en talrijker dan wij. 10 Welnu, laten wij met beleid tegen hen optreden, opdat zij zich niet vermenigvuldigen en zich, als wij in oorlog komen, bij onze tegenstanders aansluiten, tegen ons strijden en uit het land wegtrekken. 11 Daarom stelde men opzichters van herendiensten over hen aan om hen door de hun opgelegde dwangarbeid te onderdrukken: zij moesten voor Farao voorraadsteden bouwen, Pitom en Raämses. 12 Maar hoemeer men hen onderdrukte, des te meer vermenigvuldigden zij zich en breidden zij zich uit, zodat men bevreesd werd voor de Israëlieten. 13 Toen lieten de Egyptenaren de Israëlieten onder mishandeling werken; 14 ja, zij maakten hun het leven bitter door harde slavenarbeid met leem en tichelstenen en door allerlei arbeid op het veld. Alle werk, waartoe zij hen onder mishandeling als slaven gebruikten. 15 Ook beval de koning van Egypte de vroedvrouwen der Hebreeuwse vrouwen, van wie de een Sifra heette en de ander Pua: 16 Wanneer gij de Hebreeuwse vrouwen bij de bevalling helpt, dan moet gij goed toezien bij de verlossing; indien het een zoon is, dan moet gij hem doden, maar indien het een dochter is, mag zij blijven leven. 17 De vroedvrouwen echter vreesden God en deden niet wat de koning van Egypte haar gezegd had, maar lieten de jongens in leven. 18 Toen ontbood de koning van Egypte de vroedvrouwen en zeide tot haar: Waarom hebt gij dit gedaan en de jongens laten leven? 19 En de vroedvrouwen zeiden tot Farao: De Hebreeuwse vrouwen zijn niet als de Egyptische; zij zijn sterk: voordat een vroedvrouw bij haar komt, hebben zij al gebaard. 20 En God deed de vroedvrouwen wel; het volk vermenigvuldigde zich en werd zeer talrijk. 21 En daar de vroedvrouwen God vreesden, gaf Hij haar ieder een gezin. 22 Toen gebood Farao aan zijn gehele volk: Werpt alle jongens die geboren worden, in de Nijl, maar alle meisjes moogt gij laten leven. (NBG)

Juist daarom worden de zonen Gods vervolgd door de god van deze wereld en zijn ordening. Hun bescherming wordt door God beloond, zoals wij zien dat de vroedvrouwen beloond werden. De beloning voor bescherming wordt ook gegeven in de gelijkenis van de schapen en bokken (Matteüs 25:31-46).

Bescherming van het gezin als geografische realiteit

Het gezin is de grondslag van de stamgroep, welke een uitgebreide gezinsstructuur heeft. De stammen vormen de natie. De stammen worden in hun land beschermd door de wetten van God. De bescherming van de stammen staat vermeld in Numeri 27:1-11 (moet volledig ieder Sabbatsjaar gelezen worden) in het verhaal over de dochters van Selofchad. Selofchad stierf in de woestijn vanwege zijn eigen zonden en hij had

Geen zoons. Zijn erfdeel werd beschermd en ging over naar zijn dochters, die het erfdeel in hun eigen bezit hadden, maar niet buiten de stam konden huwen. Dit geeft ook een beeld van de bekering en het erfdeel der uitverkorenen. Het erfdeel moest binnen de familie blijven en overgaan naar de naast verwante, en dit is een rechtsoordeel in Israël.

Daarom moeten zij met een erfdeel in de stam binnen de stam huwen en zo zal het gezin en de stam beschermd worden.

Numeri 36:1-12 1 De familiehoofden van het geslacht der zonen van Gilead, de zoon van Makir, de zoon van Manasse, uit de geslachten der zonen van Jozef, naderden en spraken in tegenwoordigheid van Mozes en van de vorsten, de familiehoofden der Israëlieten, 2 en zeiden: De Here heeft mijn heer geboden het land door het lot de Israëlieten ten erfdeel te geven, en door de Here is aan mijn heer geboden het erfdeel van onze broeder Selofchad aan zijn dochters te geven. 3 Mochten zij nu huwen met iemand van de zonen van de andere stammen der Israëlieten, dan zou haar erfdeel van het erfdeel onzer vaderen afgenomen worden en bij het erfdeel van de stam gevoegd, waartoe zij dan zouden behoren, maar van het door het lot ons toegewezen erfdeel zou het worden afgenomen. 4 Wanneer de Israëlieten dan het jubeljaar zouden hebben, zou haar erfdeel gevoegd worden bij het erfdeel van de stam, waartoe zij dan zouden behoren, en van het erfdeel van de stam onzer vaderen zou haar erfdeel worden afgenomen. 5 Toen gebood Mozes de Israëlieten volgens het bevel des Heren: De stam der zonen van Jozef heeft gelijk. 6 Dit is het woord, dat de Here gebiedt aangaande de dochters van Selofchad: Zij mogen huwen met wie haar wenst, mits zij huwen binnen het geslacht van de stam haars vaders. 7 Want een erfdeel der Israëlieten zal niet van de ene stam op de andere overgaan, maar de Israëlieten zullen vasthouden, ieder aan het erfdeel van de stam zijner vaderen. 8 Dus zal iedere dochter, die een erfdeel uit de stammen der Israëlieten verworven heeft, huwen met iemand van het geslacht van de stam haars vaders opdat ieder der Israëlieten het erfdeel zijner vaderen erve. 9 Want het erfdeel zal niet van de ene stam op de andere overgaan, maar de Israëlieten zullen vasthouden, ieder aan zijn eigen erfdeel. 10 Zoals de Here Mozes geboden had, zo deden de dochters van Selofchad; 11 en Machla, Tirsa en Chogla en Milka en Noa, de dochters van Selofchad, huwden met de zonen van haar ooms; 12 met mannen uit de geslachten der zonen van Manasse, de zoon van Jozef, huwden zij, zodat haar erfdeel aan de stam van het geslacht haars vaders verbleef. (NBG)

Op deze manier zal het gezin vanaf de koninklijke familie beschermd worden en alle land wordt gehandhaafd onder de ordening van het Jubeljaar.

Ezechiël 46:16-18 16 Zo zegt de Here Here: Wanneer de vorst een geschenk aan een zijner zonen geeft, dan is het diens erfdeel; aan zijn zonen zal het toebehoren, het is hun bezit als erfdeel; 17 maar wanneer hij een geschenk uit zijn erfdeel aan een van zijn dienaren geeft, zal het hem toebehoren tot het jaar der vrijlating en dan tot de vorst terugkeren; voorwaar, het is zijn eigen erfdeel, aan zijn zonen zal het blijven toebehoren. 18 De vorst mag echter niets nemen uit het erfdeel van het volk door het uit zijn bezit te verdringen; hij zal van zijn eigen bezit zijn zonen doen erven, opdat niemand van mijn volk uit zijn bezitting verdreven worde. (NBG)

Niets kan door onderdrukking genomen worden en de structuur gaat verder.

Bescherming van weduwen en wezen

God is de beschermer van de weerlozen en vergelding volgt van Godswege.

Johannes 19:26 26 Toen dan Jezus zijn moeder zag en de discipel, die hij liefhad, bij haar staande, zeide hij tot zijn moeder: Vrouw, zie, uw zoon. (NBG)

De Gemeente is dus een bewaarplaats van de verantwoordelijkheid van het gezin. Mariam had vier zonen en een aantal dochters toen Jezus het volgende tot Johannes zei:

Johannes 19:27 27 Daarna zeide hij tot de discipel: Zie, uw moeder. En van dat uur af nam de discipel haar bij zich in huis. (NBG)

De broeders van Christus kwamen in de Gemeente en functioneerden geweldig als oudsten van de Gemeente, maar dat had geen invloed op het punt dat hier gesteld wordt.

Psalm 68:5-6 5 Hij is de vader der wezen en de rechter der weduwen, God in zijn heilige woning; 6 God, die eenzamen in een huisgezin doet wonen, die gevangenen uitleidt in voorspoed; doch weerspannigen wonen in een dor land. (NBG)

God zal de zaak van de weduwe en de wezen behartigen (vgl. Jesaja 10:2 e.v.; Jeremia 49:11). God veroordeelt door de profeet Ezechiël ten strengste de verontreiniging van Israël. In dat gebeuren wordt de natie veroordeeld, omdat zij hun vader en moeder verachten en ontucht plegen en geestelijke verontreiniging (vgl. Ezechiël 22:1-16) en hiervoor zal God Israël verstrooien (vgl. Deuteronomium 4:27; 28:25, 64).

Exodus 22:21-24 21 Een vreemdeling zult gij niet onderdrukken, noch hem benauwen, want gij zijt vreemdelingen geweest in het land Egypte. 22 Geen enkele weduwe of wees zult gij verdrukken. 23 Indien gij dezen toch verdrukt, voorzeker zal Ik, indien zij luide tot Mij roepen, hun geroep horen, 24 en mijn toorn zal ontbranden en Ik zal u met het zwaard doden, zodat uw vrouwen weduwen worden en uw kinderen wezen. (NBG)

Bescherming van de vreemdeling en dienstknecht als gezin van God

De wet over onderdrukking strekt zich uit over alle gehuurde knechten, die vrij en gebonden zijn en vreemdelingen.

Leviticus 25:14 14 Wanneer gij iets aan uw volksgenoot verkoopt of iets van hem koopt, dan zal de een de ander niet benadelen. (NBG)

Leviticus 25:17 17 Gij zult elkander niet benadelen, maar voor uw God vrezen, want Ik ben de Here, uw God. (NBG)

Exodus 23:9 9 De vreemdeling zult gij niet benauwen, want gij kent de gemoedsgesteldheid van de vreemdeling, omdat gij vreemdelingen zijt geweest in het land Egypte. (NBG)

Want wij hebben allen slechts één Vader en één God heeft ons allen geschapen (Maleachi 2:10). God als Vader redt de kinderen Israëls en herstelt hen (vgl. Jesaja 49:15-26). Zelfs onze vijanden moeten beschermd worden voor hun eigen onachtzaamheid.

Exodus 23:5 5 Wanneer gij de ezel van uw vijand onder zijn last ziet bezwijken, zult gij dit niet onverschillig aan hem overlaten. Gij zult hem zeker helpen met afladen. (NBG)

Bewijst daarom de vreemdeling liefde, want gij zijt vreemdelingen geweest in Egypte (Deuteronomium 10:19).

De natie van afgodendienaars wordt geen verblijfplaats toegestaan en moet volledig onder de kinderen Israëls uitgeroeid worden en de zonen van de Levende God (Deuteronomium 7:1-26). Maar dit is niet vanwege de rechtvaardigheid van Israël, maar om hun eigen onrechtvaardigheid worden zij vernietigd (vgl. Deuteronomium 9:1-29).

Dit schijnbare strijdpunt in de bedoeling van de wet, is gericht op de handhaving van het gezin en de maatschappelijke betrekkingen van de samenleving, toegekend aan hun relatie met god. Afgoderij moet uit de samenleving uitgeroeid worden.

Recht van leven in het gezin en de betrekking tot het zesde gebod

De verantwoording om leven in het gezin te beschermen berust bij de ouders en vaak wordt deze verantwoordelijkheid beloofd door God, zoals wij zien vanuit Exodus 2:1-10.

De god van deze wereld zoekt de dood van de uitverkorenen. Hij probeerde Mozes en de Israëlieten te vernietigen (Exodus 2:1-10). Op dezelfde wijze trachtte hij Messias te vernietigen (Matteüs 2:1-23). Hij probeert nog steeds de natie te vernietigen en de Gemeente die Israël is (Openbaring 12:13-18).

Het is de verantwoordelijkheid van het gezin om het leven van de natie te beschermen. God zal ons behoud vergroten. Messias zal terugkeren om hen te behouden die hem ijverig verwachten. Tot die tijd wordt de Gemeente beproefd en getest en gelouterd in het vuur van de vervolging.

Enig kind dat het leven van een ouder bedreigt, verbeurt zijn of haar eigen leven volgens bovenstaande teksten.

Dit wordt ook onderzocht in het artikel De Wet en het zesde gebod [259]).

Gezinswetgeving en maatschappelijk controle door de rechterlijke macht in vrede en oorlog.

Gezinswetgeving is een uitgebreid op zichzelf staand wettelijk raamwerk.

Uit deze teksten en de tekst over De Wet en het Zevende Gebod [260] volgt dat echtscheiding is toegestaan, maar God haat de echtscheiding.

Overspel is een reden voor echtscheiding, en is het fysieke tegendeel van afgoderij. Maleachi werd naar Juda gezonden omdat de natie begonnen was vreemde eredienst Israël binnen te brengen en de dochter van een vreemde God gehuwd had. Daarom gingen zij tenslotte in ballingschap. Kastijding van de afzonderlijke persoon is de verantwoordelijkheid van de ouder. De uiteindelijke macht en ouder is God die de natie als nationaal gezin straft.

Maleachi 2:10-17 10 ¶ Hebben wij niet allen een Vader? Heeft niet een God ons geschapen? Waarom zijn wij dan trouweloos tegenover elkander en ontheiligen het verbond onzer vaderen? 11 Juda is trouweloos geweest en een gruweldaad is bedreven in Israël en in Jeruzalem, want Juda heeft het heilige des Heren, dat Hij liefheeft, ontheiligd, en heeft de dochter van een vreemde god getrouwd. 12 De Here roeie de man uit, die zulks doet, wie hij ook zij, uit de tenten van Jakob, ook al brengt hij offer aan de Here der heerscharen. 13 In de tweede plaats doet gij dit: gij bedekt met tranen het altaar des Heren, onder geween en gezucht, omdat Hij Zich niet meer tot het offer wendt, noch het uit uw hand aanneemt als Hem welgevallig. 14 En dan zegt gij: Waarom? Omdat de Here getuige geweest is tussen u en de vrouw uwer jeugd, aan wie gij ontrouw geworden zijt, terwijl zij toch uw gezellin en uw wettige vrouw is. 15 Niet een doet zo, die voldoende geest bezit, want wat zoekt die ene? Het zaad Gods. Weest dan op uw hoede voor uw hartstocht, en dat men niet ontrouw worde aan de vrouw zijner jeugd. 16 Want Ik haat de echtscheiding, zegt de Here, de God van Israël, en dat men zijn gewaad met geweldpleging overdekt, zegt de Here der heerscharen. Daarom, weest op uw hoede voor uw hartstocht en weest niet ontrouw. 17 Gij vermoeit de Here met uw woorden. En dan zegt gij: Waarmee vermoeien wij Hem? Doordat gij zegt: Ieder die kwaad doet, is goed in de ogen des Heren en aan hen heeft Hij een welgevallen; waar is anders de God van het recht? (NBG)

Echtscheiding is toegestaan vanwege de hardheid hunner harten en de onbekeerlijke aard van hun denken, maar zo mag het niet onder de uitverkorenen zijn.

Daarom zijn er twee soorten huwelijk in de maatschappij. Het eerste is onder de ongedoopten, of tussen de uitverkorenen en de ongedoopten, en het tweede is tussen twee mensen van het geloof. Oorspronkelijk schijnt het dat het de bedoeling van God was, dat de man maar één vrouw zou hebben (Genesis 2:24), maar het blijkt dat dit door de Aartsvaderen terzijde gelegd is, met de goedkeuring van God. Het raamwerk van het huwelijk laat de relatie zien van de afzonderlijke mens en de natie tot God en zo is getrouwheid ook een kenmerk van het huwelijkssacrament.

Vanuit de Torah en de verklaring tot en met Christus zijn er een aantal kanten die een uitleg behoeven met het zevende gebod. De beperking van het aantal vrouwen dat een man mag hebben onder de naties, is een functie van hun eigen grondwet. E Koran volgt meestal de rabbinale overlevering, die het aantal beperkt tot vier (sommige rabbi’s gaan tot vijf) voor de gewone man, en achttien voor de koning.

Het Nieuwe Testament stelt het aantal op één voor oudsten. Geen man kan oudste zijn, wanneer hij meer dan één vrouw heeft (1Timoteüs 3:2; Titus 1:6). Oudsten moeten huwen, aangezien het huwelijk de verantwoordelijkheid voor alle mannen is vanwege de opdracht gegeven aan Adam.

Dus een man kan scheiden en opnieuw huwen voordat hij in de Gemeente komt, maar moet niet meer scheiden wanneer hij eenmaal deel van de Gemeente is, behalve op bijzondere gronden.

Deze zijn nader beschreven door Messias en worden behandeld in het artikel De Wet en het Zevende Gebod [260].

De relatie met het gezin eindigt met een huwelijk, en daarom is de toestemming van de ouders vereist volgens Gods wet.

Exodus 22:16-17 16 ¶ Wanneer iemand een maagd verleidt, die niet ondertrouwd is, en gemeenschap met haar heeft, dan zal hij haar tegen de volle bruidsprijs tot vrouw nemen. 17 Indien haar vader ten stelligste weigert haar aan hem te geven, dan zal hij de bruidsprijs der maagden aan zilver afwegen. (NBG)

Dus de toestemming van de vader is vereist voor zijn dochter, zelfs al is zij gecompromitteerd onder de wet.

De trouwbelofte wordt verbroken door de dood van één der partners (Matteüs 22:29-30; Markus 12:24-25).

De ingewikkelde zaak van huwelijk en echtscheiding worden gedekt in de wetten van het zevende gebod.

Het gezin is de bouwsteen van de natie en ook van Gods plan. De aanval op de instelling van het huwelijk, is een aanval op het gezin en het plan van God. Niemand kan in de Gemeente zijn en de huwelijkswetten en de verplichtingen tegenover het gezin negéren.

Al het leven komt voort uit de gezinseenheid en gaat over in de natie. Daarom is ook de regeling van het leven in het gezin het eerst gevestigd en vervolgens in de natie.

Het vijfde gebod verwijst naar de Messias, die optreedt als onze eeuwige vader onder zijn eeuwige Vader, die de Allerhoogste God is en die alleen onsterfelijkheid heeft en die geen mens ooit gezien heeft of zien kan (1Timoteüs 6:16) of ooit zijn stem heeft gehoord (Johannes 5:37). Elke vader staat op de plaats van Messias en zijn vrouw staat op de plaats van de gemeente. Zij zijn verantwoording verschuldigd tegenover God voor hun daden. Het hoofd van iedere man is Christus en het hoofd van Christus is God (Efeziërs 5:23).

Deuteronomium 18:9-22 9 ¶ Wanneer gij gekomen zijt in het land dat de Here, uw God, u geven zal, dan zult gij niet leren doen naar de gruwelen van die volken. 10 Onder u zal er niemand worden aangetroffen, die zijn zoon of zijn dochter door het vuur doet gaan, die waarzeggerij pleegt, geen wichelaar, uitlegger van voortekenen, of tovenaar, 11 geen bezweerder, niemand, die de geest van een dode of een waarzeggende geest ondervraagt of die de doden raadpleegt. 12 Want ieder die deze dingen doet, is de Here een gruwel, en ter wille van deze gruwelen drijft de Here, uw God, hen voor u weg. 13 Gij zult onberispelijk staan tegenover de Here, uw God; 14 want deze volken, die gij verdrijven zult, luisteren naar wichelaars en waarzeggers, maar u heeft de Here, uw God, dit niet toegelaten. 15 ¶ Een profeet uit uw midden, uit uw broederen, zoals ik ben, zal de Here, uw God, u verwekken; naar hem zult gij luisteren. 16 Juist zoals gij van de Here, uw God, gevraagd hebt op Horeb, op de dag der samenkomst, toen gij zeidet: Ik wil niet langer de stem van de Here, mijn God, horen en dit grote vuur niet langer zien, opdat ik niet sterve. 17 Toen zeide de Here tot mij: Het is goed, wat zij gesproken hebben; 18 een profeet zal Ik hun verwekken uit het midden van hun broederen, zoals gij zijt; Ik zal mijn woorden in zijn mond leggen, en hij zal alles tot hen zeggen, wat Ik hem gebied. 19 De man, die niet luistert naar de woorden welke hij in mijn naam spreken zal, van die zal Ik rekenschap vragen. 20 Maar een profeet, die overmoedig genoeg is om in mijn naam een woord te spreken, dat Ik hem niet gebood te spreken, of die in de naam van andere goden spreekt, die profeet zal sterven. 21 Wanneer gij nu bij uzelf mocht zeggen: Hoe onderkennen wij het woord dat de Here niet gesproken heeft? 22 Als een profeet spreekt in de naam des Heren en zijn woord wordt niet vervuld en komt niet uit, dan is dit een woord, dat de Here niet gesproken heeft; in overmoed heeft de profeet het gesproken, gij zult voor hem niet vrezen. (NBG)

Uw troon is een troon van God.

Daarom heeft God uw God u gezalfd met vreugdeolie boven uw metgezellen (Psalm 45: 7-8; Hebreeën 1:8-9).

Jesaja 9:6 6 Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare Raadsman, (Engel van de Hoge Raad, LXX) Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. (NBG)

Naar hem zien wij als het eeuwigdurende hoofd van ons gezin en vredevorst. De Bijbel vertelt ons dat er vele geslachten zijn (Efeziërs 3:14), en alle onder de Ene Waarachtige God (Johannes 17:3).

Wij zijn de bruid van Christus en onder zijn heerschappij zullen wij de wereld onderrichten, als ons gezin, zowel in de ordening van het duizendjarig rijk als in de tweede opstanding (vgl. Openbaring 20:1-15).

Slechts door het besef dat van ons verlangd wordt dat wij een gezin worden onder God, met God werkend in ons als een vergroot wezen geroepen en handelend als God kunnen wij de bedoeling begrijpen van het Tweede Grote Gebod: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. U bent bestemd om Goden te worden, alle gij zonen van de Allerhoogste en de Schrift kan niet gebroken worden (Johannes 10:34-35).

q