Christen Gemeenten van God
[262]
De Wet en het Negende Gebod [262]
(Uitgave 1.1 19981011-19990525)
Er staat geschreven: Gij zult geen valse getuigenis geven
Dit artikel legt de gehele structuur uit van de Wet van God, zoals toegepast in de geboden en uitgelegd door de profeten en de Testamenten in gehoorzaamheid van het lezen van de Wet in de Sabbatsjaren.
Christian Churches of God
P.O. Box 369, WODEN ACT 2606, AUSTRALIA
E-mail:
secretary@ccg.org
(Copyright ã 1998, 1999 Wade Cox)
Dit artikel mag kosteloos gekopieerd en verspreid worden, mits het in zijn geheel weergegeven wordt, zonder veranderingen of weglatingen. De naam van de uitgever en het kopijrecht moeten vermeld zijn. Geen betaling mag verlangd worden van hen die de kopieën ontvangen. Korte aanhalingen zijn toegestaan in recensies en overzichten zonder het kopijrecht te schenden.
Dit artikel is te verkrijgen van het Wereld Wijde Web pagina:
De Wet en het Negende Gebod [262]
Er staat geschreven:
Exodus 2:16 16 Daar zat hij neer bij een bron. De priester van Midjan nu had zeven dochters; zij kwamen juist water putten en vulden de drinkbakken om de kudde van haar vader te drenken. (NBG51)
Deuteronomium 5:20 20 En gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste. (NBG51)
Het negende gebod gaat over de mens als de schepping Gods en Israël als de getuige Gods. Het is God en Zijn ordening van Wet die beschreven worden. Alle gerechtigheid en rechtvaardigheid (tsedek) is afhankelijk van een waarachtig getuigenis. Het begrip leugen is dan ook tegengesteld aan Gods ordening, die gebaseerd is op Zijn Wet. Satan, de tegenstander, is de vader van alle leugens (Johannes 8:44). Zijn ordening is tegengesteld aan die van Gods Wet, en gebaseerd op de leugen.
Gods getuige en Zijn ordening
De natie is een uitbreiding van Gods ordening.
Jesaja 43:1 1 Maar nu, zo zegt de Here, uw Schepper, o Jakob, en uw Formeerder, o Israël: Vrees niet, want Ik heb u verlost, Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn. (NBG51)
Wij worden geroepen om getuigen te zijn van de Levende God, als uitverkorenen en als natie.
Jesaja 43:10 10 Gij zijt, luidt het woord des Heren, mijn getuigen, en mijn knecht, die Ik verkoren heb, opdat gij het weet en in Mij gelooft en inziet, dat Ik dezelfde ben; voor Mij is er geen God geformeerd en na Mij zal er geen zijn (NBG51)
Wij moeten dan ook waarachtige getuigen zijn van Gods ordening.
Universaliteit van de Wet
De wet is universeel en gaat op voor allen die in de natie verblijven als deel ervan.
Numeri 15:13-16 13 Iedere geboren Israëliet zal aldus handelen, wanneer hij een vuuroffer aanbiedt tot een liefelijke reuk voor de Here. 14 En wanneer een vreemdeling bij u vertoeft, of iemand, die van geslacht op geslacht onder u is, en hij brengt een vuuroffer tot een liefelijke reuk voor de Here, dan zal hij handelen zoals gij; 15 wat de gemeente betreft, eenzelfde inzetting zal gelden zowel voor u als voor de vreemdeling die bij u vertoeft; een altoosdurende inzetting zal het zijn voor uw geslachten: gij en de vreemdeling zullen voor de Here gelijk zijn. 16 Eenzelfde wet en eenzelfde voorschrift zal gelden zowel voor u als voor de vreemdeling die bij u vertoeft. (NBG51)
De wet geldt op gelijke wijze voor de naties en alle mensen. Mensen kunnen nog steeds onopzettelijk zondigen, door onwetendheid of onbegrip, maar allen worden geoordeeld onder dezelfde wet voor ieder persoon.
Numeri 15:29-30 29 Eenzelfde wet zal voor u gelden, voor de onder de Israëlieten geborene en voor de vreemdeling die in uw midden vertoeft, ten aanzien van hem, die iets doet door een onopzettelijke zonde. 30 Maar wie iets met voorbedachten rade doet, hetzij geboren Israëliet, hetzij vreemdeling, die zal een lasteraar van de Here zijn, die zal uit zijn volk worden uitgeroeid, (NBG51)
Een zelfde strafmaat geldt voor allen.
Deuteronomium 10:18-19 18 die wees en weduwe recht doet en de vreemdeling liefde bewijst door hem brood en kleding te geven. 19 Daarom zult gij de vreemdeling liefde bewijzen, want vreemdelingen zijt gij geweest in het land Egypte. (NBG51)
Deze zaken worden ook in de teksten over de andere geboden behandeld.
Heiliging onder de Wet
Wij worden allen onder de wet Gods geheiligd tot een heilige natie. Onze heiliging komt voort uit het Verbond Gods door de Messias. Op die manier worden wij opgebouwd tot een heilig volk als het huisgezin van God zonder enige smet (Leviticus 19:2; 22:17-25; vgl. het artikel De Wet en het Vijfde Gebod [258]).
Door het woord Gods, dat de waarachtige getuige is, worden wij in de waarheid geleid (Psalm 119:105)
IJdele taal
Een waarachtige getuige kent dan ook geen ijdele taal. Want ijdele taal is vals getuigenis en wij moeten rekenschap afleggen van ieder ijdel woord, dat wij spreken.
Satan is de vader der leugen (Johannes 8:44) en zij, die niet van het geloof zijn, omringen de uitverkorenen met leugens en haat, en bestrijden ons zonder oorzaak (Psalm 109:3).
Degenen die het geloof losgelaten hebben, zijn bezig met praatjes en al te bezig met het spreken over onbehoorlijke dingen (1Timoteüs 5:13). Een huichelaar stort met zijn mond zijn naaste in het verderf, maar door kennis worden de rechtvaardigen gered (Spreuken 11:9).
Matteüs 12:35-37 35 Een goed mens brengt uit zijn goede schat goede dingen voort, en een slecht mens uit zijn boze schat boze dingen. 36 Maar Ik zeg u: Van elk ijdel woord, dat de mensen zullen spreken, zullen zij rekenschap geven op de dag des oordeels, 37 want naar uw woorden zult gij gerechtvaardigd worden, en naar uw woorden zult gij veroordeeld worden. (NBG51)
Wij oordelen elkaar, voordat wij onszelf oordelen, en in dat verkeerde oordeel geven wij een vals getuigenis.
Matteüs 7:1-5 1 Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt; 2 want met het oordeel, waarmede gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden, en met de maat, waarmede gij meet, zal u gemeten worden. 3 Wat ziet gij de splinter in het oog van uw broeder, maar de balk in uw eigen oog bemerkt gij niet? 4 Hoe zult gij dan tot uw broeder zeggen: Laat mij de splinter uit uw oog wegdoen, terwijl, zie, de balk in uw oog is? 5 Huichelaar, doe eerst de balk uit uw oog weg, dan zult gij scherp kunnen zien om de splinter uit het oog van uw broeder weg te doen. (NBG51)
Ons vertrouwen is in God en Zijn waarheid en niet in onze eigen kracht.
Psalm 52:1-5 1 Voor de koorleider. Een leerdicht van David, toen de Edomiet Doeg aan Saul mededeling was komen doen en tot hem gezegd had: David is in het huis van Achimelek gekomen. Wat beroemt gij u op het kwade, gij geweldige? Gods goedertierenheid duurt toch de ganse dag. 2 Gij zint op verderf, uw tong is als een scherpgeslepen scheermes, gij, die bedrog pleegt. 3 Gij hebt het kwade lief boven het goede, leugen boven waarheid spreken. 4 Gij houdt van allerlei verderfelijke taal, van een bedrieglijke tong. 5 Maar God zal u voor eeuwig verbreken, Hij zal u wegrukken en uit de tent sleuren, u ontwortelen uit het land der levenden. (NBG51)
Wij moeten die dingen spreken, die gefundeerd zijn op en leiden tot een gezonde leer.
Titus 2:1-3 1 Maar gij, kom uit voor hetgeen met de gezonde leer strookt. 2 Oude mannen moeten nuchter zijn, waardig, bezadigd, gezond in het geloof, de liefde en de volharding. 3 Oude vrouwen eveneens, priesterlijk in haar optreden, niet kwaadsprekend, niet verslaafd aan veel wijn, in het goede onderrichtende, (NBG51)
Elke aanklacht komt van de tegenstander. Het koninkrijk van onze God en Zijn Gezalfde is nu komende, terwijl de aanklager van onze broeders is neergeworpen. Hij werd overwonnen door de heiligen, die de geboden Gods bewaren met het bloed van het Lam en zij hebben hun leven niet lief gehad tot in de dood. Spoedig zal Satan duizend jaar lang gebonden worden (Openbaring 12:1-11; 22:14; 20:1-4).
Valse vrijheid als anarchie
De vrijheid van de wereld maakt de wetten van God tot een waarachtige getuige. Vrijheid zonder wet is valse vrijheid en anarchie. Genade en waarheid zijn door Jezus Christus gekomen (Johannes 1:17). Zij die de Vader aanbidden, aanbidden Hem in geest en waarheid, want de Vader zoekt zulke aanbidders (Johannes 4:23 e.v.). Alleen de waarheid zal ons vrijmaken.
Getuigenis tegen de mens en de gevallen heerscharen
Wij zijn verplicht om in waarheid te werken.
Er staat geschreven:
Deuteronomium 6:16 16 Gij zult de Here, uw God, niet verzoeken, zoals gij bij Massa gedaan hebt. (NBG51)
Wij moeten leven van alle woord, dat uit de mond Gods uitgaat.
Matteüs 4:3-10 3 En de verzoeker kwam en zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg dan, dat deze stenen broden worden. 4 Maar Hij antwoordde en zeide: Er staat geschreven: Niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord, dat uit de mond Gods uitgaat. 5 Toen nam de duivel Hem mede naar de heilige stad en hij stelde Hem op de rand van het dak des tempels, 6 en zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp Uzelf dan naar beneden; er staat immers geschreven: Aan zijn engelen zal Hij opdracht geven aangaande u, en op de handen zullen zij u dragen, opdat gij uw voet niet aan een steen stoot. 7 Jezus zeide tot hem: Er staat ook geschreven: Gij zult de Here, uw God, niet verzoeken. 8 Wederom nam de duivel Hem mede naar een zeer hoge berg en hij toonde Hem al de koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid, 9 en zeide tot Hem: Dit alles zal ik U geven, indien Gij U nederwerpt en mij aanbidt. 10 Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan! Er staat immers geschreven: De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen. (NBG51)
Christus aanbad God en weerlegde Satan met de woorden: Er staat geschreven: Gij zult de Here uw God aanbidden en Hem alleen dienen. Wanneer Christus niemand anders dan God aanbad, wat voor getuigenis geven wij, wanneer wij dit niet doen. Aanbidding van Christus is het geven van een vals getuigenis en een schending van de geboden, die Christus zelf niet zou schenden.
God verzoeken
De eerste leugen werd door Satan aan Eva verteld, en dat was de leugen van onsterfelijkheid: De slang zei echter tot de vrouw: Gij zult geenszins sterven (Genesis 3:4).
Genesis 3:3-4 3 maar van de vrucht van de boom, die in het midden van de hof staat, heeft God gezegd: Gij zult daarvan niet eten noch die aanraken; anders zult gij sterven. 4 De slang echter zeide tot de vrouw: Gij zult geenszins sterven, (NBG51)
Met dit valse getuigenis verzocht Satan zowel God als de vrouw, en hij haalde zich als de beschuttende cherub daarbij de doodstraf op de hals (Genesis 3:1-14; Jesaja 14:12 e.v.; Ezechiël 28:1-19).
Wij moeten zorgvuldig zijn, hoe wij en met wie wij in de waarheid omgaan. Geeft niet wat heilig is aan de honden en werpt uw paarlen niet voor de zwijnen. Christus heeft in gelijkenissen gesproken, zoals geprofeteerd was (Jesaja 6:9), zodat zij het niet zouden verstaan en zich bekeren en behouden worden voordat het hun tijd was (Matteüs 7:6; 13:10-13; Markus 4:11-17). De geheimenissen van het koninkrijk Gods zijn ons ter bewaring gegeven, maar nu is het einde der tijden gekomen en de tijd voor duidelijke taal. Tijdens de komende paar decennia zullen de naties en het wereldrijk naar de ordening van deze wereld te niet gedaan worden, en de demonen zullen ook in de bodemloze put geworpen worden, om hen te bewaren tot de tweede opstanding.
Wij aanbidden God in waarheid en in duidelijke taal. Onze gebeden mogen niet zoals die van de heidenen zijn, met een omhaal van woorden.
Matteüs 6:5-8 5 En wanneer gij bidt, zult gij niet zijn als de huichelaars, want zij staan gaarne in de synagogen en op de hoeken der pleinen te bidden, om zich aan de mensen te vertonen. Voorwaar, Ik zeg u, zij hebben hun loon reeds. 6 Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader in het verborgene; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden. 7 En gebruikt bij uw bidden geen omhaal van woorden, zoals de heidenen; want zij menen door hun veelheid van woorden verhoord te zullen worden. 8 Wordt hun dan niet gelijk, want God uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt. (NBG51)
God verhoort ons door de duidelijke taal en niet door het geroep van de Baäl priesters (1Koningen 18:28).
Wij getuigen voor God door onze daden binnen Zijn wet (Psalm 2:1-2).
Valse profetie
Valse profetie zal weggedaan worden met de wederkomst van Messias. Zij zal vernietigd worden ten tijde van het oordeel nadat het duizendjarig rijk voorbij is en de tweede opstanding heeft plaats gevonden.
Deuteronomium 18:10-15 10 Onder u zal er niemand worden aangetroffen, die zijn zoon of zijn dochter door het vuur doet gaan, die waarzeggerij pleegt, geen wichelaar, uitlegger van voortekenen, of tovenaar, 11 geen bezweerder, niemand, die de geest van een dode of een waarzeggende geest ondervraagt of die de doden raadpleegt. 12 Want ieder die deze dingen doet, is de Here een gruwel, en ter wille van deze gruwelen drijft de Here, uw God, hen voor u weg. 13 Gij zult onberispelijk staan tegenover de Here, uw God; 14 want deze volken, die gij verdrijven zult, luisteren naar wichelaars en waarzeggers, maar u heeft de Here, uw God, dit niet toegelaten. 15 Een profeet uit uw midden, uit uw broederen, zoals ik ben, zal de Here, uw God, u verwekken; naar hem zult gij luisteren. (NBG51)
Deze profeet was Messias en zijn woord is waarheid. De profeet die beweert dat hij een woord spreekt in de naam des Heren, die profeet moet sterven. Alle valse profeten sterven daarom en komen in de tweede opstanding.
Deuteronomium 18:20-22 20 Maar een profeet, die overmoedig genoeg is om in mijn naam een woord te spreken, dat Ik hem niet gebood te spreken, of die in de naam van andere goden spreekt, die profeet zal sterven. 21 Wanneer gij nu bij uzelf mocht zeggen: Hoe onderkennen wij het woord dat de Here niet gesproken heeft? 22 Als een profeet spreekt in de naam des Heren en zijn woord wordt niet vervuld en komt niet uit, dan is dit een woord, dat de Here niet gesproken heeft; in overmoed heeft de profeet het gesproken, gij zult voor hem niet vrezen. (NBG51)
Als een profeet een valse profeet is, zult u voor hem niet vrezen. Noch kan een profeet weerhouden worden om zijn taak te verrichten, totdat deze vervuld is.
Jeremia 11:21-23 21 Daarom zegt de Here aldus van de mannen van Anatot, die u naar het leven staan en zeggen: Profeteer niet in de naam des Heren, of gij sterft door onze hand. 22 Daarom zegt de Here der heerscharen aldus: Zie, Ik zal bezoeking over hen doen; de jonge mannen zullen sterven door het zwaard, hun zonen en dochters zullen sterven door de honger, 23 niemand van hen zal overblijven; want Ik zal onheil brengen over de mannen van Anatot in het jaar van hun bezoeking. (NBG51)
De bekwaamheid van de profeten is nauw verbonden met hun trouw jegens de Wet van God (Jeremia 23:9-10). De grootste der profeten deed wonderen door de kracht Gods, omdat de aarde van de Here God is, om ermee te doen, zoals Hij verkiest. Hij staat op het punt om Satan onder onze voeten te vermorzelen (Exodus 9:29; Deuteronomium 10:14; Romeinen 16:20).
Bileam
Sommige profeten, zoals Bileam, de zoon van Beor, spraken met God, of werden door God toegesproken door de Heilige Geest, ook wanneer zij niet tot Zijn uitverkoren volk behoorden. Hij heeft ze gebruikt, en kan ze voor bijzondere doeleinden gebruiken. De beproeving van hun rechtsgeldigheid is, of zij spreken naar de Wet en het Getuigenis. Wanneer zij hiernaar niet spreken, is er geen licht in hen (Jesaja 8:20).
Gods getuigenis door de profeten
God heeft door de profeten gesproken sinds de Aartsvaderen. Hij doet niets of hij openbaart het aan Zijn dienstknechten de profeten.
2Koningen 17:23 23 totdat de Here Israël van voor zijn aangezicht verwijderde, zoals Hij gesproken had door al zijn knechten, de profeten. En Israel werd uit zijn land in ballingschap weggevoerd naar Assur, tot op de huidige dag. (NBG51)
(vgl. Amos 3:7)
Getuigenis Gods door Messias
God heeft door Messias tot Juda gesproken en de hogepriester scheurde zijn klederen en riep waartoe hebben wij nog getuigen nodig, hoewel hij niet volledig de betekenis begreep van wat hij zei en deed. Daarop veroordeelden zij Jahoshua, de Messias, ter dood (Markus 14:63 e.v.). Hij was de getrouwe getuige en de overste over de koningen der aarde, het begin der schepping Gods (Openbaring 1:5-6; 3:14). Christus was geprofeteerd als de Messias.
Deuteronomium 18:15-19 15 Een profeet uit uw midden, uit uw broederen, zoals ik ben, zal de Here, uw God, u verwekken; naar hem zult gij luisteren. 16 Juist zoals gij van de Here, uw God, gevraagd hebt op Horeb, op de dag der samenkomst, toen gij zeidet: Ik wil niet langer de stem van de Here, mijn God, horen en dit grote vuur niet langer zien, opdat ik niet sterve. 17 Toen zeide de Here tot mij: Het is goed, wat zij gesproken hebben; 18 een profeet zal Ik hun verwekken uit het midden van hun broederen, zoals gij zijt; Ik zal mijn woorden in zijn mond leggen, en hij zal alles tot hen zeggen, wat Ik hem gebied. 19 De man, die niet luistert naar de woorden welke hij in mijn naam spreken zal, van die zal Ik rekenschap vragen. (NBG51)
Messias getuigde van de Vader, die in de hemelen is. Wij noemen niemand op aarde vader, want wij hebben slechts één Vader die in de hemelen is (Matteüs 6:9; 23:9). Niemand heeft ooit God gezien, behalve hij die van God kwam. Door het getuigenis van Christus, de eniggeboren elohim, werd de Vader aan ons geopenbaard (Matteüs 11:27; Johannes 1:18, 6:46; 10:15). Indien wij de werken Gods doen, dan zijn wij ware getuigen en kunnen wij geloofd worden (Johannes 10:34-38). Hij die in de zoon gelooft, heeft eeuwig leven en hij die niet in de zoon gelooft zal het leven niet zien maar de toorn Gods blijft op hem (Johannes 3:36). Want gelijk de Vader de doden opwekt en doet leven, zo doet ook de zoon leven, wie hij wil (Johannes 5:21).
Dat is het doel van het getuigenis van Messias. Hij kwam om de Vader te openbaren. Hieruit volgt dus dat het getuigenis van de waarheid het centrale thema is voor het geloof.
Vals getuigenis in de maatschappij
Spreuken 6:16-19 16 Deze zes dingen haat de Here, ja, zeven zijn Hem een hartgrondige gruwel: 17 hoogmoedige ogen, een valse tong, handen die onschuldig bloed vergieten, 18 een hart dat heilloze plannen smeedt, voeten die zich haasten om naar het kwade te snellen, 19 wie leugens uitblaast als een vals getuige en wie twist stookt tussen broeders. (NBG51)
God haat een vals getuigenis en een valse tong, want hierdoor wordt twist tussen de broeders gestookt.
Vals getuigenis en leugenlippen
Spreuken 12:22 22 Leugenlippen zijn de Here een gruwel, maar wie trouw handelen, zijn Hem welgevallig. (NBG51)
(vgl. Spreuken 6:16-19).
De straf voor het bedriegen van de Heilige Geest is de dood, soms onmiddellijk en duidelijk zichtbaar.
Handelingen 5:3-5 3 Maar Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld om de Heilige Geest te bedriegen en iets achter te houden van de opbrengst van het stuk land? 4 Als het onverkocht gebleven was, bleef het dan niet van u, en was, na de verkoop, de opbrengst niet te uwer beschikking? Hoe kondt gij aan deze daad in uw hart plaats geven? Gij hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God. 5 En bij het horen van deze woorden viel Ananias neder en blies de adem uit. En een grote vrees kwam over allen, die het hoorden. (NBG51)
God zegt in de Spreuken:
Spreuken 19:5 5 Een vals getuige blijft niet ongestraft, wie leugens uitblaast, ontkomt niet. (NBG51)
Paulus vermaande ons om niet tegen elkaar te liegen, maar dat wij de oude mens moesten afleggen en zijn werken (Kolossenzen 3:9).
Christus veroordeelde zijn mede Joden, toen zij hem probeerden te vermoorden. Zij wilden hem vermoorden, omdat zijn woord geen plaats bij hen vond. Hij die uit God is, hoort Gods woorden (Johannes 8:31-59). Dit zou ook de werkelijke test bij Adam en Eva geweest zijn. Zij zouden dan niet misleid zijn, noch zich ervoor verontschuldigd hebben (vgl. Genesis 3:1-24).
Christus is getrouw en waarachtig en wordt ook de Getrouwe en Waarachtige genoemd. Hij velt vonnis en voert oorlog in gerechtigheid (openbaring 19:11).
Er is een raadselachtig tekstgedeelte in 1Koningen 22:18-28. Het schijnt dat God een leugengeest de opdracht gegeven heeft om de monden der profeten binnen te gaan. Het antwoord werd op die manier gegeven, dat de koning dacht, dat aan de profeten van Israël een leugengeest gegeven was. Zij misleidden door een ware profetie vals te laten lijken. De profetie was: Trek op, Jahova zal het [Ramot in Gilead] in de macht des konings geven (1Koningen 22:6). Het probleem was echter dat Gilead overgeleverd werd in de hand van de koning van Aram.
God had niettemin zijn dienstknecht Micha gezonden en toen hem de waarheid gevraagd werd, sprak hij die (1Koningen 22:19-23). Leiding vragen zonder de wetten Gods te volgen is een gruwel en uitnodiging tot rampspoed. In deze tekst zien wij ook dat God de geesten in deze zaken beproeft.
Overlevering als vals getuigenis
Christus veroordeelde de overleveringen der Farizeeën, die in die tijd in Juda opgang deden. Hij zei:
Matteüs 15:1-14 1 Toen kwamen uit Jeruzalem Farizeeën en schriftgeleerden tot Jezus en vroegen: 2 Waarom overtreden uw discipelen de overlevering der ouden? Immers, zij wassen hun handen niet, wanneer zij brood eten. 3 Hij antwoordde hun en zeide: Waarom overtreedt ook gij ter wille van uw overlevering zelfs het gebod Gods? 4 Want God heeft gezegd: Eer uw vader en uw moeder, en: Wie vader of moeder vervloekt, zal de dood sterven. 5 Maar gij zegt: Wie tot zijn vader of zijn moeder zegt: Het is offergave, al wat gij van mij hadt kunnen trekken, behoeft zijn vader of zijn moeder niet te eren. 6 Zo hebt gij het woord Gods van kracht beroofd ter wille van uw overlevering. 7 Huichelaars, terecht heeft Jesaja over u geprofeteerd, zeggende: 8 Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij. 9 Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn. 10 En toen Hij de schare tot Zich geroepen had, zeide Hij tot hen: Hoort en verstaat! 11 Niet wat de mond binnengaat, maakt de mens onrein, maar wat de mond uitkomt dat maakt de mens onrein. 12 Toen kwamen zijn discipelen en zeiden tot Hem: Weet Gij, dat de Farizeeën, toen zij dit woord hoorden, er aanstoot aan namen? 13 Hij antwoordde hun en zeide: Elke plant, die mijn hemelse Vader niet geplant heeft, zal uitgeroeid worden. 14 Laat hen gaan, blinden zijn zij, die blinden leiden. Indien een blinde een blinde leidt, zullen zij beiden in een put vallen. (NBG51)
Zij maakten door hun overleveringen het woord Gods krachteloos. Zij zouden ook aan de Wet getoetst worden (Jesaja 8:20). Zij werden in de verstrooiing gezonden in 70 CE, overeenkomstig het teken van Jona, veertig jaar na de dood van Messias (vgl. het artikel Het teken van Jona en de geschiedenis van de herbouw van de tempel [013]).
Exodus 1:17-21 17 De vroedvrouwen echter vreesden God en deden niet wat de koning van Egypte haar gezegd had, maar lieten de jongens in leven. 18 Toen ontbood de koning van Egypte de vroedvrouwen en zeide tot haar: Waarom hebt gij dit gedaan en de jongens laten leven? 19 En de vroedvrouwen zeiden tot Farao: De Hebreeuwse vrouwen zijn niet als de Egyptische; zij zijn sterk: voordat een vroedvrouw bij haar komt, hebben zij al gebaard. 20 En God deed de vroedvrouwen wel; het volk vermenigvuldigde zich en werd zeer talrijk. 21 En daar de vroedvrouwen God vreesden, gaf Hij haar ieder een gezin. (NBG51)
De bescherming van alle mensen ligt in de vreze Gods. Zij die geroepen zijn en uitverkoren, worden allen gemaakt tot woningen en vertrekken in de Tempel van onze God.
Leviticus 19:14-18 14 Een dove zult gij niet vloeken en voor een blinde zult gij geen struikelblok leggen, maar gij zult voor uw God vrezen: Ik ben de Here. 15 Gij zult bij het rechtspreken geen onrecht doen; gij zult de arme niet begunstigen en de aanzienlijke niet voortrekken: op rechtvaardige wijze zult gij uw naaste berechten. 16 Gij zult onder uw volksgenoten niet als een lasteraar rondgaan; gij zult uw naaste niet naar het leven staan: Ik ben de Here. 17 Gij zult uw broeder in uw hart niet haten; openlijk zult gij uw volksgenoot terechtwijzen en niet ter wille van hem zonde op u laden. 18 Gij zult niet wraakzuchtig en haatdragend zijn tegenover de kinderen van uw volk, maar uw naaste liefhebben als uzelf: Ik ben de Here. (NBG51)
De gehele rechtsstructuur wordt gegeven overeenkomstig de waarheid, zonder aanzien des persoons en niet in onwetendheid.
Leviticus 19:35-36 35 Gij zult geen onrecht doen bij het rechtspreken, bij lengtemaat, gewicht of inhoudsmaat. 36 Een zuivere weegschaal, zuivere gewichten, een zuivere efa en een zuivere hin zult gij gebruiken: Ik ben de Here, uw God, die u uit het land Egypte geleid heb. (NBG51)
Het getuigenis van Gods volk is in ieder facet van hun leven. Er kan in generlei opzicht een vals getuigenis zijn bij hun werkzaamheden, of dit nu in bestuur, of rechtspraak, of handel met maten, gewichten of documenten is.
Laster
Laster of kwaadsprekerij is diefstal zoals wij gezien hebben in het artikel De Wet en het Achtste Gebod [261]. Met laster ontnemen wij iemands goede naam en vermoorden wij hem. Zijn levenskwaliteit wordt verminderd en zijn geest verbrijzeld. Wij hebben hierboven de bevelen hierover gezien.
Deze lasteraars zijn door God verworpen.
Jeremia 6:27-30 27 Tot een toetser heb Ik u onder mijn volk gezet, een keurmeester, opdat gij hun weg zoudt kennen en toetsen. 28 Allen zijn zij door en door weerbarstig, rondgaande met kwaadsprekerij; koper en ijzer, verdorven zijn zij, allemaal. 29 De blaasbalg zucht, wat gereed uit het vuur komt, is lood; tevergeefs smelt men almaar door, de bozen zijn niet af te scheiden. 30 Verworpen zilver noemt men hen, want de Here heeft hen verworpen. (NBG51)
God laat door Jeremia het uiteindelijke gevolg zien van het schenden der Wet.
Jeremia 9:1-6 1 Ach dat mijn hoofd water ware, en mijn oog een bron van tranen, dat ik dag en nacht kon bewenen de verslagenen van de dochter mijns volks! 2 Ach, dat ik in de woestijn een nachtverblijf voor reizigers wist, dat ik mijn volk kon verlaten en van hen weggaan; want allen zijn zij echtbrekers, een troep trouwelozen; 3 zij spannen hun tong als hun leugenboog en niet naar billijkheid oefenen zij de macht in het land, want van het ene kwaad gaan zij over op het andere, en Mij willen zij niet kennen, luidt het woord des Heren. 4 Neemt u in acht, een ieder voor zijn naaste, en stelt op niet een broeder uw vertrouwen, want iedere broeder is een aartsbedrieger, en iedere vriend gaat rond met kwaadsprekerij. 5 De een leidt de ander om de tuin en waarheid spreken zij niet; zij hebben hun tong gewend aan leugen spreken, met draaierij matten zij zich af. 6 Hier woont onderdrukking op onderdrukking, bedrog op bedrog; zij weigeren Mij te kennen, luidt het woord des Heren. (NBG51)
Vals getuigenis belet mensen om God te leren kennen. Mensen lasteren om bloed te vergieten (Ezechiël 22:9).
Exodus 23:7 7 Van een bedrieglijke zaak moet gij u ver houden. De onschuldige en de rechtvaardige moogt gij niet doden, want Ik verklaar de schuldige niet rechtvaardig. (NBG51)
Exodus 23:2 2 Gij zult de meerderheid in het kwade niet volgen, noch in een rechtsgeding getuigenis afleggen met de meerderheid mee, om het recht te buigen. (NBG51)
Gerechtigheid mag niet beïnvloed worden door aantallen of rijkdom. De waarheid mag niet verkeerd begrepen worden op grond van aantallen of het standpunt van de meerderheid.
Leviticus 19:16 16 Gij zult onder uw volksgenoten niet als een lasteraar rondgaan; gij zult uw naaste niet naar het leven staan: Ik ben de Here. (NBG51)
Roddelpraat vermoordt mensen en vernietigt huisgezinnen. Het is het kenmerk van een verworden natie.
Laster binnen het huisgezin
Een man die de kuisheid van zijn vrouw belastert, moet door de oudsten van de stad getuchtigd worden. Zo ook een dwaze vrouw die haar huis te schande maakt (vgl. Deuteronomium 22:13-21; en de artikelen De Wet en het Vijfde Gebod [258] en De Wet en het Zevende Gebod [260]).
Iedere man moet zijn vrouw liefhebben, zoals Christus de Gemeente heeft liefgehad. Niemand kan zijn huisgezin lasteren en tot het huisgezin Gods behoren (vgl. Efeziërs 5:28-29). Zoals elke vrouw haar man eer geeft, zo moet ook iedere man verstandig met zijn vrouw omgaan en haar eer bewijzen als mede-erfgenaam van de genade des levens, opdat uw gebeden niet belemmerd worden (1Petrus 3:1-7). God luistert niet naar een lasteraar, noch naar iemand die nalaat om gepaste eerbied op te brengen voor het huisgezin Gods.
Daarom mag een man geen vrouw vernederen (Deuteronomium 22:29; Exodus 22:16, 17).
Laster in het huisgezin is uitdrukkelijk verboden.
Psalm 50:19-20 19 Uw mond laat gij in boosheid gaan, uw tong koppelt bedrog aaneen; 20 gij zit en spreekt tegen uw broeder, gij werpt smaad op de zoon van uw moeder. (NBG51)
Laster is diefstal
Wij hebben gezegd, dat laster de diefstal is van iemands goede naam. Wij hebben de oude mens met zijn praktijken afgelegd en de nieuwe mens aangedaan, die in denken vernieuwd wordt, naar het beeld van Hem, die hem gemaakt heeft (Kolossenzen 3:9-10).
Kolossenzen 3:9-10 9 Liegt niet meer tegen elkander, daar gij de oude mens met zijn praktijken afgelegd, 10 en de nieuwe aangedaan hebt, die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper, (NBG51)
De nieuwe mens is de Heilige Geest in Jezus Christus, die het beeld is van God, Die hem geschapen heeft. Dit is één van de drie teksten (vgl. Hebreeën 3:2; Openbaring 2:14) over de schepping van Messias, en de enige, warmee niet te veel gehannest is, omdat deze de meest verborgen tekst is.
Laat ieder mens daarom de leugen afleggen en de waarheid spreken met zijn naaste (Efeziërs 4:25; vgl. Spreuken 11:9).
Wij worden aldus vermaand:
Efeziërs 4:29 29 Geen liederlijk woord kome uit uw mond, maar als gij een goed woord hebt, tot opbouw, waar dit nuttig is, opdat zij, die het horen, genade ontvangen. (NBG51)
Titus 3:1-3 1 Herinner hen eraan, dat zij zich aan overheid en gezag onderwerpen, gehoorzaam, tot alle goed werk bereid zijn, 2 geen lastertaal uiten, niet twisten, vriendelijk zijn en alle zachtmoedigheid bewijzen aan alle mensen. 3 Want vroeger waren ook wij verdwaasd, ongehoorzaam, dwalende, verslaafd aan velerlei begeerten en zingenot, levende in boosheid en nijd, hatelijk en elkander hatende. (NBG51)
Gehoorzaamt de Wet, en spreekt van niemand kwaad.
Jakobus 4:11 11 Spreekt geen kwaad van elkander, broeders. Wie van zijn broeder kwaad spreekt of hem oordeelt, spreekt kwaad van de wet en oordeelt haar; en indien gij de wet oordeelt, zijt gij geen dader, doch een rechter der wet. (NBG51)
Veroordeel uzelf uit eigen mond niet tot dwaas.
Spreuken 10:18 18 Wie haat verbergt, is een leugenlip; wie laster verbreidt, is een dwaas. (NBG51)
God heeft bekend gemaakt, wat Hij met de lasteraar en de hoogmoedige zal doen.
Psalm 101:5 5 Wie zijn naaste heimelijk lastert, die zal ik verdelgen; wie hoog van ogen en trots van hart is, die duld ik niet. (NBG51)
Deel II
Het rechtssysteem
De basis van het natuurlijke recht
Leviticus 24:22 22 Enerlei recht zult gij hebben; de vreemdeling zij gelijk de geboren Israëliet, want Ik ben de Here, uw God. (NBG51)
De basis van het natuurlijke recht verlangt dat iedere persoon onder dezelfde wetten valt. Ieder persoon moet de aanklachten tegen zich schriftelijk krijgen en de gelegenheid krijgen om te overwegen, wat hij hiermee doen zal. De aangeklaagde en aanklager moeten gehoor krijgen, vrij van vooroordeel. Hun rechters moeten onpartijdig zijn en geen aanzien des persoons kennen.
Daarom heeft God ons Zijn wetten in geschrift gegeven, en de aanklacht tegen ons wordt gemaakt door de profeten en neergelegd in geschrift. Aan ons wordt de tijd gegeven, om te denken, wat wij ermee gaan doen, en God is liever langzaam tot oordeel, dan dat enig vlees verloren zou gaan.
Eenzelfde grondslag voor recht bestaat in de samenleving binnen de Wetten Gods, zoals uitgesproken door de ingestelde rechterlijke macht.
Wij hebben verschillende manieren gekregen, waarop wij beoordeeld worden. De uitverkorenen staan nu onder het oordeel, en het oordeel begint bij het huisgezin Gods.
1Petrus 4:17 17 Want het is nu de tijd, dat het oordeel begint bij het huis Gods; als het bij ons begint, wat zal het einde zijn van hen, die ongehoorzaam blijven aan het evangelie Gods? (NBG51)
De rest van de wereld wordt niet eerder geoordeeld dan in de tweede opstanding, wanneer zij allen opgewekt worden en in het oordeel verbeterd en de kans op behoud gegeven wordt (Openbaring 20:4-15).
Beproevingen door Godsoordeel
De Here heeft voor sommige gevallen binnen de natie het Godsoordeel vastgesteld met een psychologische achtergrond. Zij zijn gemaakt om het huisgezin te bewaren en te beschermen.
Numeri 5:11-31 11 De Here nu sprak tot Mozes: 12 Spreek tot de Israëlieten en zeg tot hen: Wanneer iemands vrouw zich misgaan zal hebben en hem ontrouw zal zijn geworden, 13 en een ander met haar geslachtsgemeenschap zal hebben gehad, zonder dat het aan haar man bekend werd, daar het verborgen bleef, dat zij zich verontreinigd had, en er geen getuige tegen haar was, en zij niet betrapt werd, 14 en wanneer dan de geest der jaloersheid over hem komt, zodat hij jaloers wordt ten aanzien van zijn vrouw, terwijl zij zich verontreinigd heeft, of wanneer de geest der jaloersheid over hem komt, zodat hij jaloers wordt ten aanzien van zijn vrouw, terwijl zij zich niet verontreinigd heeft, 15 dan zal die man zijn vrouw tot de priester brengen met een offergave voor haar van een tiende efa gerstemeel, waarover hij geen olie gegoten heeft en waaraan hij geen wierook toegevoegd heeft, omdat het een spijsoffer der jaloersheid is, een herinneringsoffer, dat ongerechtigheid in gedachtenis brengt. 16 Dan zal de priester haar doen naderen en voor het aangezicht des Heren stellen, 17 en de priester zal heilig water nemen in een aarden vat, en de priester zal van het stof dat op de vloer van de tabernakel ligt, nemen en aan het water toevoegen. 18 Heeft de priester de vrouw voor het aangezicht des Heren gesteld, dan zal hij het hoofdhaar der vrouw losmaken, en op haar handpalmen het herinneringsoffer, het spijsoffer der jaloersheid, leggen, terwijl in de hand van de priester zal zijn dat bittere water, dat de vloek brengt. 19 Dan zal de priester haar onder ede stellen en tot de vrouw zeggen: Indien geen man met u gemeenschap heeft gehad, en indien gij geen onreinheid begaan hebt, terwijl gij uw man toebehoordet, blijf dan ongestraft van dit bittere water, dat de vloek brengt; 20 maar indien gij u, terwijl gij uw man toebehoordet, misgaan en u verontreinigd hebt, doordat een ander dan uw eigen man met u gemeenschap heeft gehad, 21 de priester zal de vrouw onder een eed van vervloeking stellen, en de priester zal tot de vrouw zeggen: Dan stelle de Here u tot een vervloeking en een verwensing onder uw volk, doordat de Here uw heup doe invallen en uw buik doe opzwellen, 22 want dit water, dat de vloek brengt, zal in uw binnenste komen om uw buik te doen opzwellen en uw heup te doen invallen. Daarop zal de vrouw zeggen: Amen, amen. 23 Daarna zal de priester die vervloekingen op een blad schrijven en in het bittere water afwassen 24 en hij zal de vrouw het bittere water, dat de vloek brengt, te drinken geven, en het water, dat de vloek brengt, zal in haar worden tot bitterheid. 25 Dan zal de priester het spijsoffer der jaloersheid van de hand der vrouw nemen, en dit, na het voor het aangezicht des Heren bewogen te hebben, naar het altaar brengen, 26 en de priester zal een handvol ervan als gedachtenisgave afnemen en die op het altaar in rook doen opgaan; daarna zal hij de vrouw het water te drinken geven. 27 Heeft hij haar het water te drinken gegeven, dan zal, wanneer zij zich verontreinigd heeft en zij aan haar man ontrouw is geweest, het water, dat de vloek brengt, in haar worden tot bitterheid, zodat haar buik zal opzwellen en haar heup zal invallen, en die vrouw tot een vloek onder haar volk zal zijn. 28 Heeft de vrouw zich echter niet verontreinigd en is zij rein, dan zal zij ongestraft blijven en zwanger kunnen worden. 29 Dit is de wet op gevallen van jaloersheid als een vrouw zich misgaan heeft tegenover haar man en zich verontreinigd heeft, 30 of als over een man de geest der jaloersheid is gekomen, zodat hij jaloers is ten aanzien van zijn vrouw; hij zal de vrouw voor het aangezicht des Heren stellen en de priester zal heel deze wet op haar toepassen. 31 De man zal vrij zijn van ongerechtigheid, maar de vrouw zal haar ongerechtigheid dragen. (NBG51)
Deze wetten zijn ter bescherming van het huisgezin en de afzonderlijke persoon tegen zedelijke misstappen binnen het huishouden. Wij zien dit ook in Deuteronomium 22:13-21.
Lasterpraat en verstoring binnen het huishouden worden gestraft met boetes, en in het laatst der dagen de onmogelijkheid tot echtscheiding, zelfs wanneer het wenselijk geacht wordt op grond van bewijs. Vals getuigenis in een zaak tast de toekomstige verklaring aan over hetzelfde onderwerp; in dit geval de getrouwheid van de vrouw.
Het verdraaien van kennis komt veel voor. Wanneer een verklaring is vervalst om rechtspraak te verdraaien, of met vooroordeel gegeven, dan moet een dergelijke verklaring in zaken die hieruit voortvloeien, buiten beschouwing gelaten worden. Dit wordt soms de leer van de slechte boom genoemd, maar moet zorgvuldig worden toegepast en onder bijzondere omstandigheden (vgl. Deuteronomium 22:13-21; en ook De Wet en het Zevende Gebod [260]).
De Wet Gods is het getuigenis tegen de wereld.
Romeinen 3:9-23 9 Wat dan? Worden anderen boven ons gesteld? In geen enkel opzicht; wij hebben immers tevoren Joden zowel als Grieken beschuldigd, dat zij allen onder de zonde zijn, 10 gelijk geschreven staat: Niemand is rechtvaardig, ook niet een, 11 er is niemand, die verstandig is, niemand, die God ernstig zoekt; 12 allen zijn afgeweken, tezamen zijn zij onnut geworden; er is niemand, die doet wat goed is, zelfs niet een. 13 Hun keel is een open graf, met hun tong plegen zij bedrog, addergif is onder hun lippen; 14 hun mond is van vloek en bitterheid vol; 15 Snel zijn hun voeten om bloed te vergieten, 16 verwoesting en ellende zijn op hun wegen, 17 en de weg des vredes kennen zij niet. 18 De vreze Gods staat hun niet voor ogen. 19 Nu weten wij, dat de wet, bij al wat zij zegt, tot hen spreekt, die onder de wet zijn, opdat alle mond gestopt en de gehele wereld strafwaardig worde voor God, 20 daarom, dat uit werken der wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd zal worden, want wet doet zonde kennen. 21 Thans is echter buiten de wet om gerechtigheid Gods openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen, 22 en wel gerechtigheid Gods door het geloof in Jezus Christus, voor allen, die geloven; want er is geen onderscheid. 23 Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods, (NBG51)
Niemand wordt door de wet gerechtvaardigd, maar door de Wet is God Rechtvaardig, zoals getuigd wordt door de Wet en de Profeten.
De schepping zelve was een beproeving door Godsoordeel en allen hebben gezondigd, en allen zijn te kort geschoten in de heerlijkheid Gods.
Instelling van de rechtsorde en rechters
God heeft een ordening van rechters binnen de Wet ingesteld (Exodus 18:13-26).
Rechters
Er staat geschreven:
Deuteronomium 16:18 18 Rechters en opzieners zult gij aanstellen in al de steden die de Here, uw God, u geven zal, naar uw stammen; zij zullen het volk berechten met een rechtvaardige rechtspraak. (NBG51)
De rechtspraak is aan de zeventig oudsten van Israël gegeven, aan wie verantwoordelijkheid en begrip in de Heilige Geest des Heren.
Numeri 11:16-17 16 Toen zeide de Here tot Mozes: Vergader Mij uit de oudsten van Israël zeventig mannen, van wie gij weet, dat zij oudsten en opzieners van het volk zijn, en breng hen naar de tent der samenkomst, opdat zij zich daar bij u opstellen. 17 Dan zal Ik nederdalen en daar met u spreken en een deel van de Geest die op u is, nemen en op hen leggen, opdat zij met u de last van het volk dragen, en gij die niet alleen behoeft te dragen. (NBG51)
De last van het volk rust op de Vertolker der wet en de Hogepriester en de Raad der Oudsten Israëls. Van daaruit worden de rechters in alle steden Israëls in alle stammen aangesteld.
2Kronieken 19:1-7 1 Toen Josafat, de koning van Juda, behouden naar zijn huis te Jeruzalem terugkeerde, 2 ging de ziener Jehu, de zoon van Chanani, hem tegemoet en zeide tot koning Josafat: Moogt gij de goddeloze helpen en bevriend zijn met hen die de Here haten? Hierom rust er toorn op u van de zijde des Heren. 3 Toch is er wel iets goeds bij u gevonden, want gij hebt de gewijde palen uit het land weggedaan en uw hart erop gezet God te zoeken. 4 Josafat verbleef te Jeruzalem. Opnieuw trok hij uit onder het volk, van Berseba af tot aan het gebergte van Efraïm, en deed het wederkeren tot de Here, de God zijner vaderen. 5 Hij stelde rechters in het land aan, in al de versterkte steden van Juda, van stad tot stad. 6 Tot de rechters zeide hij: Ziet toe, wat gij doet, want gij oefent de rechtspraak niet uit voor mensen, maar voor de Here, die bij u is, als gij rechtspreekt. 7 Nu dan, de schrik des Heren zij over u; handelt nauwgezet, want bij de Here onze God, is geen onrecht, geen partijdigheid noch aanneming van geschenken. (NBG51)
Want de Here is met de rechters van Israël en er kan geen aanzien des persoons zijn, of geschenken, want zij oordelen niet voor de mens maar voor God. Dit is gebaseerd op de Torah.
Exodus 23:6-8 6 Gij zult het recht van de arme onder u in zijn rechtsgeding niet buigen. 7 Van een bedrieglijke zaak moet gij u ver houden. De onschuldige en de rechtvaardige moogt gij niet doden, want Ik verklaar de schuldige niet rechtvaardig. 8 Een geschenk zult gij niet aannemen, want een geschenk maakt zienden blind en verdraait de zaak der onschuldigen. (NBG51)
Leviticus 19:15 15 Gij zult bij het rechtspreken geen onrecht doen; gij zult de arme niet begunstigen en de aanzienlijke niet voortrekken: op rechtvaardige wijze zult gij uw naaste berechten. (NBG51)
Rechters werden aangesteld, zoals geschreven staat.
Exodus 18:22-27 22 Die zullen te allen tijde onder het volk rechtspreken; dan zullen zij alle grote zaken voor u brengen, maar alle kleine zaken zullen zij zelf berechten, zodat zij u verlichting geven en met u meedragen. 23 Indien gij dit doet en God het u gebiedt, dan zult gij staande kunnen blijven en zal ook al dit volk tevreden naar zijn woonplaats gaan. 24 Mozes nu luisterde naar de woorden van zijn schoonvader en deed al hetgeen hij gezegd had. 25 Onder geheel Israël koos Mozes flinke mannen en stelde hen aan als hoofden over het volk, oversten van duizend, oversten van honderd, oversten van vijftig en oversten van tien. 26 Dezen spraken te allen tijde recht onder het volk; de moeilijke zaken brachten zij tot Mozes, maar alle kleine zaken berechtten zij zelf. 27 Toen liet Mozes zijn schoonvader gaan en deze ging naar zijn land. (NBG51)
Mozes verhaalde opnieuw van de aanstelling van rechters voor Israël.
Deuteronomium 1:12-17 12 Hoe zou ik dan alleen uw moeite, uw last en uw rechtsgedingen kunnen dragen? 13 Wijst uit uw stammen wijze, verstandige en ervaren mannen aan, dat ik hen als uw hoofden aanstelle. 14 Toen antwoorddet gij mij en zeidet: het is goed, wat gij hebt voorgesteld te doen. 15 Daarop nam ik de hoofden van uw stammen, wijze en ervaren mannen, en stelde hen als hoofden over u aan, oversten over duizend, oversten over honderd, oversten over vijftig en oversten over tien, en opzieners voor uw stammen. 16 En ik gebood toentertijd aan uw rechters: hoort de geschillen tussen uw broeders en oordeelt rechtvaardig tussen de een en de ander, of dit diens broeder is dan wel de vreemdeling die bij hem woont. 17 Gij zult in de rechtspraak de persoon niet aanzien; gij zult de onaanzienlijke evenzeer horen als de aanzienlijke; gij zult voor niemand vrezen, want de rechtspraak is Godes. De zaak echter, die voor u te zwaar is, zult gij tot mij brengen, opdat ik die hore. (NBG51)
Israël had toch problemen in hun geloof, zelfs onder rechtvaardige rechters.
Oordeel moet de waardigheid van de persoon beschermen, zowel in de rechtsgang als in de strafmaat.
Deuteronomium 15:1-3 1 Na verloop van zeven jaar zult gij een kwijtschelding doen plaats hebben. 2 En dit is de wijze van kwijtschelding: iedere schuldeiser zal hetgeen hij aan zijn naaste leende, kwijtschelden; hij zal zijn naaste en zijn broeder niet tot betaling dwingen, omdat men een kwijtschelding voor de Here heeft afgekondigd. 3 Een buitenlander moogt gij tot betaling dwingen, maar hetgeen gij van uw broeder te goed hebt, zult gij hem kwijtschelden. (NBG51)
Verantwoordelijkheid der rechters
De wet verlangt onderzoek van de misdaad en rechtspraak gebaseerd op bewijsvoering.
Deuteronomium 21:1-9 1 Wanneer men in het land dat de Here, uw God, u in bezit zal geven, in het open veld iemand vindt liggen, die vermoord is, zonder dat men weet, wie hem gedood heeft, 2 dan zullen uw oudsten en rechters uitgaan en de afstand meten van de vermoorde naar de steden in de omtrek. 3 En de oudsten van de stad die het dichtst bij de vermoorde gelegen is, zullen een jonge koe nemen, waarmee nog geen werk gedaan is, die nog in geen juk heeft getrokken. 4 De oudsten van die stad zullen de jonge koe brengen naar een dal, dat altijd water heeft en bewerkt noch bezaaid is, en daar in het dal de jonge koe de nek breken. 5 De priesters, de zonen van Levi, zullen naar voren treden, want hen heeft de Here, uw God, verkoren om Hem te dienen en te zegenen in de naam des Heren; naar hun uitspraak zal elk rechtsgeding en elk geval van lichamelijk letsel beslecht worden. 6 En al de oudsten van die stad (zij, die het dichtst bij de vermoorde wonen) zullen hun handen wassen boven de jonge koe, waarvan in het dal de nek gebroken is, 7 en zij zullen betuigen: Onze handen hebben dit bloed niet vergoten en onze ogen hebben het niet gezien. 8 Doe verzoening voor uw volk Israël, dat Gij bevrijdt hebt, Here, en leg geen onschuldig bloed in het midden van uw volk Israël. Dan zal het bloed voor hen verzoend zijn. 9 Zo zult gij het onschuldig bloed uit uw midden wegdoen, want zo doet gij wat recht is in de ogen des Heren. (NBG51)
Bij dit alles wordt uitgegaan van onschuld voor de beide partijen, tot de uitspraak. Het uitgaan van onschuld is de rode draad voor de rechtspraak, die door heel Gods Wet loopt, en toch zijn alle mensen schuldig voor de wet (vgl. De Wet en het Zesde Gebod [259]).
Zelfs de tegenstander werd berecht voor zijn gelijken, met Christus in de woestijn. Het is het bloed van Christus dat ons geweten reinigt van de dode werken om de Levende God te dienen (Hebreeën 9:13-14).
Wanneer de uitspraak gedaan is en het vonnis is geveld, dan zal men alles wat opgelegd is moeten geven als losprijs voor zijn leven.
Exodus 21:30-35 30 Indien hem een zoengeld opgelegd wordt, dan zal hij alles wat hem opgelegd wordt, als losprijs voor zijn leven geven. 31 Stoot het een zoon of een dochter, dan zal met hem gehandeld worden volgens dezelfde verordening. 32 Maar indien het rund een slaaf of een slavin stoot, dan zal hij dertig sikkels zilver aan de heer van deze geven, en het rund zal gestenigd worden. 33 Wanneer iemand een put opent, of wanneer iemand een put graaft, zonder die te bedekken, en er valt een rund of een ezel in, 34 dan zal de eigenaar van de put vergoeding geven: hij zal er geld voor teruggeven aan de eigenaar ervan, maar het dode dier zal zijn eigendom zijn. 35 Wanneer iemands rund het rund van zijn naaste stoot, zodat het sterft, dan zal men het levende rund verkopen en zijn prijs verdelen en ook het dode dier zal men verdelen. (NBG51)
Gerechtshof en rechtsgang
Uit de aanstelling van rechters volgt ook dat de gerechtshoven en rechtsgang onder gezag van de wet worden ingesteld. Er is ook voorzien in een procedure van gerechtelijk onderzoek (vgl. ook Deuteronomium 21:1-9 hierboven).
Gerechtshoven
Moeilijke en tegenstrijdige zaken moeten verwezen worden naar hogere gerechtshoven.
Deuteronomium 17:8-11 8 Wanneer een zaak voor u te moeilijk is om daarin uitspraak te doen, in geval van bloedschuld, geschil of lichamelijk letsel (aanleidingen tot rechtsgedingen in uw steden) dan zult gij u begeven naar de plaats die de Here, uw God, verkiezen zal; 9 gij zult gaan tot de levitische priesters en tot de rechter, die er dan wezen zal, en hen raadplegen; zij zullen u hun rechterlijke uitspraak aanzeggen. 10 En gij zult handelen naar de uitspraak, die zij u aanzeggen ter plaatse die de Here verkiezen zal; gij zult nauwgezet doen naar alles, waarvan zij u onderrichten. 11 Naar het onderricht dat zij u geven, en naar de beslissing die zij u bekend maken, zult gij handelen; gij zult van de uitspraak die zij u aanzeggen, niet afwijken naar rechts of naar links. (NBG51)
In der minne schikken tussen partijen
Alle zaken moeten eerst in der minne geschikt worden, en pas voor het gerecht gebracht worden, wanneer iemand niet in der minne wil schikken.
Matteüs 18:15-16 15 Indien uw broeder zondigt, ga heen, bestraf hem onder vier ogen. Indien hij naar u luistert, hebt gij uw broeder gewonnen. 16 Indien hij niet luistert, neem dan nog een of twee met u mede, opdat op de verklaring van twee getuigen of van drie elke zaak vaststa. (NBG51)
Rechtsgang
De oudsten van de stad moesten een rechtbank stichten, die bekend was als de poort van de stad, waar in de oudheid de oudsten hun rechtszitting hielden (Deuteronomium 21:19; 22:15; 25:7; Amos 5:12, 15; Zacharia 8:16).
Het gerechtshof, gesticht door Salomo, was gemaakt van cederhout en de troonzaal, waarin hij recht sprak had een zoldering van cederhout. Dit was afgescheiden van het huis van de koning, dat een voorhof had, meer binnenwaarts gelegen van hetzelfde maaksel (1Koningen 7:7).
De aanklacht werd schriftelijk gedaan (vgl. Job 31:35).
Men betoonde aan het geheel van de rechtbank de verschuldigde plechtige eerbied, alsof deze van God en de elohim der rechtspraak kwam (vgl. Exodus 22:28). Er mag geen verachting van het gerechtshof zijn of voor zijn bevelen (Deuteronomium 17:12, 13).
Deuteronomium 17:9-13 9 gij zult gaan tot de levitische priesters en tot de rechter, die er dan wezen zal, en hen raadplegen; zij zullen u hun rechterlijke uitspraak aanzeggen. 10 En gij zult handelen naar de uitspraak, die zij u aanzeggen ter plaatse die de Here verkiezen zal; gij zult nauwgezet doen naar alles, waarvan zij u onderrichten. 11 Naar het onderricht dat zij u geven, en naar de beslissing die zij u bekend maken, zult gij handelen; gij zult van de uitspraak die zij u aanzeggen, niet afwijken naar rechts of naar links. 12 De man, die in overmoed handelt door niet te luisteren naar de priester, die daar in dienst staat van de Here, uw God, of naar de rechter, die man zal sterven; zo zult gij het kwaad uit Israël wegdoen. 13 Dan zal het gehele volk dit horen en vrezen en niet meer overmoedig zijn. (NBG51)
God zal van de Heilige Geest nemen, die op Messias rustte, en Hij zal die geven aan de rechters en bestuurders van Israël, in overeenstemming met hun verzoek en gehoorzaamheid aan Hem.
1Koningen 3:5-15 5 Te Gibeon verscheen de Here aan Salomo des nachts in een droom, en God zeide: Vraag; wat zal Ik u geven? 6 Toen zeide Salomo: Gij hebt uw knecht, mijn vader David, grote goedertierenheid bewezen, evenals hij voor uw aangezicht in trouw en rechtvaardigheid en oprechtheid van hart jegens U gewandeld heeft; en Gij hebt aan hem deze grote goedertierenheid bevestigd door hem een zoon te geven, die op zijn troon zit, zoals heden het geval is. 7 En nu, Here, mijn God, Gij zelf hebt uw knecht in de plaats van mijn vader David koning gemaakt, hoewel ik een jonge man ben; ik weet niet uit te gaan of in te gaan. 8 Zo staat uw knecht te midden van uw volk, dat Gij uitverkoren hebt, een groot volk, dat niet te tellen of te schatten is vanwege de menigte. 9 Geef dan uw knecht een opmerkzaam hart, opdat hij uw volk richte, door te onderscheiden tussen goed en kwaad, want wie zou in staat zijn dit uw talrijk volk te richten? 10 En het was goed in de ogen des Heren, dat Salomo dit gevraagd had. 11 En God zeide tot hem: Omdat gij dit gevraagd hebt, en voor u geen lang leven hebt gevraagd, en geen rijkdom, en ook niet gevraagd hebt het leven uwer vijanden, maar voor u inzicht hebt gevraagd om een rechtszaak te kunnen horen, 12 zie, Ik doe naar uw woord; zie, Ik geef u een wijs en verstandig hart, zodat uws gelijke voor u niet geweest is, noch na u zal opstaan. 13 En ook wat gij niet gevraagd hebt, geef Ik u, zowel rijkdom als eer, zodat onder de koningen uws gelijke niet zal zijn geweest al uw dagen. 14 En indien gij op mijn wegen wandelt en mijn inzettingen en geboden bewaart, zoals uw vader David gewandeld heeft, dan zal Ik uw leven verlengen. 15 Daarop ontwaakte Salomo, en zie, het was een droom. En toen hij te Jeruzalem gekomen was, stelde hij zich voor de ark van het verbond des Heren en offerde brandoffers en bereidde vredeoffers, en hij richtte een feestmaal aan voor al zijn dienaren. (NBG51)
Zelfs Salomo viel in ongenade, nadat hem alle wijsheid en macht gegeven was, en hij de Tempel had mogen bouwen. Zo kan ook een uitverkorene zijn plaats in de eerste opstanding verspelen, door afgodendienst of het schenden van de Geest der Wet. Salomo verspeelde zijn plaats, gelet op het ontbreken van enige vermelding van berouw van zijn kant in de tekst.
Hechtenis of arrest
Een mens kan in hechtenis genomen worden hangende de rechtszaak (Numeri 15:32-36). De rechtsspraak moet snel gedaan worden en de straf moet toegemeten zijn naar de misdaad.
Ezra 7:26 26 Aan ieder die de wet van uw God en de wet van de koning niet volbrengt, zal stipt recht geoefend worden: hetzij ter dood, hetzij tot verbanning, hetzij tot geldboete of tot gevangenzetting. (NBG51)
Een persoon moet dus zonder uitstel voor het gerecht gebracht worden. Hechtenis zonder rechtzitting is tegen Gods Wetten.
Gevangenisstraf dient voor het betalen van achterstallige schulden door dwangarbeid, overeenkomstig de veroordeling. De gelden worden gebruikt om betaling of vergoeding te geven voor het misdrijf, wanneer de in beslagname van goederen niet de misdaad vergoeden. Hieruit volgt dat de vergoeding voor dwangarbeid redelijk moet zijn, omdat anders de staat schuldig is aan het onthouden van de lonen van de armen en een vermindering van de strafmaat moet volgen. Dus de gevangeniswerkplaatsen, die goedkope arbeidskrachten gebruiken, zoals in China, zijn tegen de wetten Gods. Ieder mens kan tot dwangarbeid veroordeeld worden in aan vrijstad, zolang de priester in die stad leeft. De arbeid in een vrijstad mag niet ontaarden tot eenzame opsluiting in een gevangenis, wat gezien moet worden als een wrede en onnatuurlijke straf. Terughoudendheid geldt voor de bescherming van de afzonderlijke persoon en de maatschappij hangende de rechtszaak (vgl. ook De Wet en het Achtste Gebod [261]).
Samuel als rondreizende rechter
Samuel had een vastgestelde rondreis als rechter (richter) in Israël en het is daarom toegestaan om een van plaats veranderende rechtbank te hebben.
1Samuel 7:16-17 16 Hij maakte van jaar tot jaar een rondreis langs Betel, Gilgal en Mispa, en richtte Israël op al deze plaatsen; 17 daarna keerde hij naar Rama terug, want daar was zijn huis en daar richtte hij Israël; en hij bouwde daar de Here een altaar. (NBG51)
Rechtspraak is verankerd in de regering van Israël als natie. Elke rechtspraak behoort in overeenstemming te zijn met de aanbidding van de Levende God.
2Kronieken 6:23 23 hoor Gij dan uit de hemel, en grijp in, en richt uw knechten door de goddeloze zijn handelwijze te vergelden en deze op zijn eigen hoofd te doen neerkomen, en door de rechtvaardige vrij te spreken, en hem te doen naar zijn gerechtigheid. (NBG51)
Lijfstraffen werden voltrokken buiten Israëls legerplaats (Leviticus 24:14).
Op afgoderij staat de doodstraf.
Deuteronomium 13:8-10 8 dan zult gij hem niet ter wille zijn noch naar hem luisteren; gij zult hem niet ontzien, noch hem sparen en zijn schuld bedekken, 9 maar hem zeker doden; het eerst zal uw hand zich tegen hem keren om hem ter dood te brengen en daarna de hand van het gehele volk. 10 Gij zult hem stenigen, zodat hij sterft, omdat hij getracht heeft u af te trekken van de Here, uw God, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heeft. (NBG51)
Salomo zondigde en stierf een natuurlijke dood. Zijn beloning echter zal niet die van zijn vader David zijn.
Vooroordeel in aanzien des persoons
In de rechtspraak mag er geen aanzien des persoons zijn.
Deuteronomium 1:17 17 Gij zult in de rechtspraak de persoon niet aanzien; gij zult de onaanzienlijke evenzeer horen als de aanzienlijke; gij zult voor niemand vrezen, want de rechtspraak is Godes. De zaak echter, die voor u te zwaar is, zult gij tot mij brengen, opdat ik die hore. (NBG51)
Achterhouden van bewijsmateriaal
Men mag geen bewijsmateriaal achterhouden. Onopzettelijk achterwege laten van bewijs brengt schuld met zich mee bij ontdekking. Dus het bewijsmateriaal moet worden getoond, tenzij het reeds met het zondoffer is afgehandeld, zoals wij in de teksten zien. Zulke schuldoffers en boetedoening ontslaan niet van het getuigenis, dat bekend was en voor het berouw reeds benodigd was.
Leviticus 5:4-13 4 Of wanneer iemand onbezonnen een eed uitspreekt, om iets te doen, hetzij kwaad, hetzij goed, hoe een mens ook maar in een eed onbezonnen spreken kan, zonder er zich van bewust te zijn, en hij bemerkt het, dan is hij schuldig aan een van deze dingen. 5 Wanneer hij nu aan een van deze dingen schuldig is, dan zal hij belijden, waarin hij gezondigd heeft, 6 en aan de Here als boete voor de zonde die hij begaan heeft, een dier van het vrouwelijk geslacht uit het kleinvee, een schaap of een geit, ten zondoffer brengen; zo zal de priester over hem voor zijn zonde verzoening doen. 7 Maar indien zijn draagkracht ontoereikend is voor een stuk kleinvee, dan zal hij als boete voor de zonde die hij gedaan heeft, twee tortelduiven of twee jonge duiven de Here brengen, een ten zondoffer en een ten brandoffer. 8 Hij zal ze tot de priester brengen, en deze zal het eerst offeren die, welke ten zondoffer bestemd is. En hij zal haar kop van haar nek afknijpen, maar die niet afscheiden. 9 Hij zal van het bloed van het zondoffer tegen de zijde van het altaar sprenkelen, maar wat van het bloed overblijft zal aan de voet van het altaar uitgedrukt worden; het is een zondoffer. 10 En de tweede zal hij als brandoffer bereiden, volgens het voorschrift. Zo zal de priester verzoening over hem doen voor de zonde die hij begaan heeft, en het zal hem vergeven worden. 11 Indien echter zijn draagkracht ontoereikend is voor twee tortelduiven of twee jonge duiven, dan zal hij als offergave voor de zonde die hij gedaan heeft, een tiende efa fijn meel ten zondoffer brengen. Hij zal er geen olie op gieten en er geen wierook bijvoegen, want het is een zondoffer. 12 Hij zal het tot de priester brengen, en de priester zal daarvan een handvol nemen als gedenkoffer en op het altaar in rook doen opgaan op de vuuroffers des Heren; het is een zondoffer. 13 Zo zal de priester verzoening over hem doen voor de zonde die hij in een van deze dingen begaan heeft, en het zal hem vergeven worden. En het zal, evenals het spijsoffer, voor de priester zijn. (NBG51)
De waarheid in ongerechtigheid ten onder houden, gaat ook op voor vals onderwijs.
Romeinen 1:18 18 Want toorn van God openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden, (NBG51)
Het terughouden van waarheid in ongerechtigheid gaat ook op voor het getuigenis van de Heilige Geest in het bijbelse onderricht. Dienaren, die tegengesteld aan de waarheid en hun geweten leren, zijn schuldig aan dit misdrijf.
Geen Gemeente heeft het recht om wetten of een leer in te voeren, die in tegenspraak zijn met de Wet en het Getuigenis van de Bijbel. Iedere Gemeenteraad en ieder Gemeente regel die in conflict staat met de bijbelse wet is niet alleen onjuist, maar het is ook een misdrijf jegens de Almachtige God. Ieder persoon afzonderlijk, die een dergelijk misdrijf heeft begaan, heeft zichzelf veroordeeld tot de tweede opstanding, samen met allen, die hem volgden. Waarlijk er kan geen grotere angst ervaren worden dan die in de tweede opstanding, wanneer talloze miljoenen mensen zullen beseffen, dat zij tot hun nadeel afvallige geestelijken gevolgd hebben en dat zij helemaal opnieuw moeten beginnen. Niet tevreden met het zichzelf ontzeggen van het koninkrijk Gods, hebben zulke mensen, als instrumenten van de draak Satan, de Gemeente vervolgd en zij die de geboden Gods en het getuigenis en geloof van Jezus Christus bewaarden (Openbaring 6:9-11; 12:17; 14:12; 22:14).
In het fysieke vlak geldt de verplichting om de hele waarheid te spreken voor iedereen. Liegen door een halve waarheid aan de wettelijke instantie te vertellen is het afleggen van een vals getuigenis.
Persoonlijk zijn met verantwoordelijkheid belast te zijn, betekent ook die uit te oefenen
Alle mensen die tot beheerder zijn aangesteld, moeten door en door betrouwbaar zijn.
1Korintiërs 4:2 2 Voor zulke beheerders is dit tenslotte het vereiste: betrouwbaar te blijken. (NBG51)
Volmacht betekent dus voor de gemachtigde om zich plichtsgetrouw voor gezag en verantwoordelijkheid te kwijten.
Optreden in opdracht van een ander
Het is een schending van het natuurlijke recht om rechtspraak uit te oefenen in opdracht van een ander. Christus oordeelt, omdat hij hiertoe door God gemachtigd was. Hij kwam niet in de wereld om te oordelen, maar om de wereld onderricht te geven, waardoor zij geoordeeld zou worden. Die hem aanvaard hebben en deel werden van het huishouden Gods, zouden geoordeeld worden van toen aan tot de eerste opstanding (1Petrus 4:17). Die hem niet aanvaardden worden in het laatst der dagen geoordeeld, in dit geval in de tweede opstanding der doden, als genoemd in Openbaring 20:11-15.
Johannes 12:46-48 46 Ik ben als een licht in de wereld gekomen, opdat een ieder, die in Mij gelooft, niet in de duisternis blijve. 47 En indien iemand naar mijn woorden hoort, maar ze niet bewaart, Ik oordeel hem niet, want Ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, doch om de wereld te behouden. 48 Wie Mij verwerpt en mijn woorden niet aanneemt, heeft een, die hem oordeelt: het woord, dat Ik heb gesproken, dat zal hem oordelen ten jongsten dage. (NBG51)
Messias werd dus niet naar de wereld gestuurd om deze te oordelen, toen hij gezonden werd om deze te behouden. Het laatst der dagen is een tijdspanne van duizend jaar sinds de Wederkomst en de eerste opstanding, tot de tweede opstanding aan het einde van het Millennium (vgl. Openbaring 20:1-14; zie ook het artikel De dag des Heren en het laatst der dagen [192]).
Optreden in tegenstrijd met de Bijbel
Alle gezag is ingesteld door God. Iedere daad moet ook in overeenstemming zijn met Gods wet, zoals deze voortkomt uit Zijn natuur (vgl. het artikel De regering Gods [174]). Heel de wet en de profeten komen voort uit de Twee Grote Geboden van de Wet. Hieruit volgt dat een daad, die tegengesteld is aan de Wet Gods ook tegengesteld is aan de Wil Gods.
Optreden de bijbelse Wet te buiten gaand
Een daad die de bijbelse Wet te buiten gaat moet niet schadelijk voor een ander zijn. Algemene regels kunnen gegeven worden om de samenleving te regelen, aangezien aan de natie beheer is gegeven in bestuur.
Niets kan aan het Getuigenis toegevoegd worden, noch weggenomen (vgl. Openbaring 22:18-19). De betekenis van sommige teksten was verborgen tot het einde der tijden, maar de Heilige Geest spreekt nu duidelijk tot degenen, die willen horen. Geen wetten kunnen de vrijheid en de structuur, als vastgelegd in de Wet Gods, verminderen.
De Wet moet iedere zeven jaar opnieuw verkondigd worden
De Wet moet iedere zeven jaar bestudeerd en opnieuw verklaard worden, in het Sabbatsjaar van het Jubeljaar.
Deuteronomium 31:10-13 10 En Mozes gebood hun: Na verloop van zeven jaar, op de bepaalde tijd van het jaar der kwijtschelding, namelijk het Loofhuttenfeest, 11 wanneer geheel Israël opgaat om voor het aangezicht van de Here, uw God, te verschijnen, op de plaats die Hij verkiezen zal, zult gij deze wet ten aanhoren van geheel Israël voorlezen. 12 Roep het volk tezamen, mannen, vrouwen en kinderen, ook de vreemdeling, die in uw steden woont, opdat zij ernaar horen en de Here, uw God, leren vrezen en al de woorden dezer wet naarstig onderhouden, 13 en opdat hun kinderen, die er niet van weten, het horen en de Here, uw God, leren vrezen, al de tijd, dat gij leeft in het land, dat gij na het overtrekken van de Jordaan in bezit zult nemen. (NBG51)
Geen burgerlijke wet kan in tegenspraak zijn met Gods Wet
Geen natie kan een geldige wet aannemen, die in tegenspraak is met de Wet Gods. Geen groep kan een overlevering instellen die de Wet Gods verandert, kleiner of groter maakt. Geen Gemeente kan een wet aannemen die Gods Wet of Gods kalender, die vastgesteld is in de hemelen en geleerd in de Bijbel, verandert. Het doorsnee Christendom heeft onwettig meer mensen vermoord, die geweigerd hebben om hun door de mensen gemaakte regels te gehoorzamen, die in tegenspraak waren tot de geschreven Wet Gods, dan enige andere ordening op aarde. Waarlijk zij zijn dronken van het bloed der heiligen en martelaren (Openbaring 17:4-6).
Handelingen 5:29 29 Maar Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: Men moet Gode meer gehoorzamen dan de mensen. (NBG51)
Zo veroordeelde Christus ook de Farizeeën.
Matteüs 15:3-9 3 Hij antwoordde hun en zeide: Waarom overtreedt ook gij ter wille van uw overlevering zelfs het gebod Gods? 4 Want God heeft gezegd: Eer uw vader en uw moeder, en: Wie vader of moeder vervloekt, zal de dood sterven. 5 Maar gij zegt: Wie tot zijn vader of zijn moeder zegt: Het is offergave, al wat gij van mij hadt kunnen trekken, behoeft zijn vader of zijn moeder niet te eren. 6 Zo hebt gij het woord Gods van kracht beroofd ter wille van uw overlevering. 7 Huichelaars, terecht heeft Jesaja over u geprofeteerd, zeggende: 8 Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij. 9 Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn. (NBG51)
Bewijslast
Er moet een systeem voor het verzamelen en beoordelen van bewijs ingesteld zijn (vgl. Deuteronomium 19:3-13).
Niemand kan ter dood gebracht worden op de verklaring van één getuige.
Numeri 35:30 30 Men zal ieder, die iemand gedood heeft, volgens de verklaring van getuigen als een doodslager doden, maar een enkele getuige zal niet tegen iemand kunnen optreden in een halszaak. (NBG51)
Eén getuige kan niet tegen iemand opstaan voor enige zonde.
Deuteronomium 19:15 15 Een enkele getuige zal niet tegen iemand kunnen optreden ter zake van enige ongerechtigheid of zonde, welke ook, die hij begaan mocht hebben; op de verklaring van twee of drie getuigen zal een zaak vaststaan. (NBG51)
Dit gaat ook voor alle oudsten op (1Timoteüs 5:19).
Bewijs moet aan beide partijen openbaar gemaakt worden tijdens het verhoor. Er mag geen bewijs of getuigenis achter gehouden worden (vgl. Matteüs 18:15, 16).
De wet door Mozes gegeven is de grondwet van God. Door de Heilige Geest kunnen alle mensen genade ontvangen
Hebreeën 10:28-29 28 Indien iemand de wet van Mozes terzijde heeft gesteld, wordt hij zonder mededogen gedood op het getuigenis van twee of drie personen. 29 Hoeveel zwaarder straf, meent gij, zal hij verdienen, die de Zoon van God met voeten heeft getreden, het bloed des verbonds, waardoor hij geheiligd was, onrein geacht en de Geest der genade gesmaad heeft? (NBG51)
In de dagen der Richteren werd de schuld bepaald door het lot en vervolgens door bekentenis (vgl. Jozua 7:14-26). Geen bedreiging mag ooit gebruikt worden om bewijs onder bijbelse wet te verkrijgen. Het woord der profeten werd vaak door God gebruikt.
Het nalaten om bewijs te verkrijgen in een rechtszaak is medeplichtigheid in een misdaad (Leviticus 5:1; Psalm 50:18).
Leviticus 5:1 1 Wanneer iemand zondigt, in geval hij een overluid gesproken vervloeking hoort en getuige is, hetzij hij het zelf gehoord heeft of het te weten gekomen is, dan draagt hij, indien hij het niet aanbrengt, zijn ongerechtigheid. (NBG51)
Vals gerucht is verboden
Exodus 23:1-3 1 Gij zult geen vals gerucht verbreiden; gij moogt de schuldige niet helpen als misdadig getuige. 2 Gij zult de meerderheid in het kwade niet volgen, noch in een rechtsgeding getuigenis afleggen met de meerderheid mee, om het recht te buigen. 3 Ook zult gij een onaanzienlijke niet voortrekken in zijn rechtsgeding. (NBG51)
Gods ordening houdt rekening met de armen en alle mensen wordt levensonderhoud gegeven, maar met inspanning van hun kant.
Leviticus 19:9-11 9 Wanneer gij de oogst van uw land binnenhaalt, zult gij de rand van uw veld niet geheel afmaaien, en wat nog is blijven liggen van uw oogst, zult gij niet oplezen. 10 Ook zult gij uw wijngaard niet afzoeken en het afgevallene van uw wijngaard niet oplezen; dit zult gij voor de armen en de vreemdelingen laten liggen: Ik ben de Here, uw God. 11 Gij zult niet stelen, gij zult niet liegen en gij zult elkander niet bedriegen. (NBG51)
Niemand mag met een ander vals handelen. Deze vereiste omvat ook handel en nijverheid in alle aangelegenheden.
Deuteronomium 25:13-19 13 Gij zult in uw buidel geen tweeërlei gewicht hebben, een groot en een klein, 14 Gij zult in uw huis geen tweeërlei efa hebben, een grote en een kleine. 15 Gij zult een vol en zuiver gewicht hebben; gij zult een volle en zuivere efa hebben, opdat gij lang leeft in het land, dat de Here, uw God, u geven zal. 16 Want ieder die deze dingen doet, ieder die onrecht doet, is de Here, uw God een gruwel. 17 Gedenk wat Amalek u gedaan heeft op uw tocht, toen gij uit Egypte getrokken waart; 18 hoe hij u onderweg tegenkwam en al de zwakken in uw achterhoede afsneed, terwijl gij vermoeid en uitgeput waart, en hoe hij God niet vreesde. 19 Als dan de Here, uw God, u rust gegeven heeft van al de vijanden rondom u in het land, dat de Here, uw God, u ten erfdeel geven zal om het te bezitten, dan zult gij de herinnering aan Amalek onder de hemel uitwissen; vergeet het niet. (NBG51)
Vals getuigenis in gewichten en maten is ook een vals getuigenis. Voordeel behalen van zwakte, om een andere groep of mensen te vernietigen is tegen Gods Wet, behalve daar waar het in het bijzonder door God onder de wet opgedragen wordt.
Meineed
Niemand mag vals zweren.
Leviticus 19:12 12 Gij zult bij mijn naam niet vals zweren en zo de naam van uw God ontheiligen: Ik ben de Here. (NBG51)
Straf op meineed is verplicht (Spreuken 19:5, 9; vgl. 25:18). Iedere valse getuige sluit zichzelf de toegang tot het leven uit (Matteüs 19:17-19; Markus 10:18-19; Lukas 18:19-20).
Lukas 18:19-20 19 Jezus zeide tot hem: Waarom noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan God alleen. 20 Gij kent de geboden: Gij zult niet echtbreken, gij zult niet doodslaan, gij zult niet stelen, gij zult geen vals getuigenis geven, eer uw vader en moeder. (NBG51)
(vgl. Romeinen 13:8-10).
Een ieder die faalt in de geboden, heeft gefaald in het geloof, en moet uit de broederschap verwijderd worden tot berouw.
Vals getuigenis is zonde tegen God
Leviticus 6:1-7 1 De Here sprak tot Mozes: 2 Wanneer iemand zonde doet en ontrouw wordt jegens de Here, en tegenover zijn volksgenoot ontkent, dat hij iets in bewaring heeft, of dat hem iets is ter hand gesteld, of dat hij iets weggeroofd heeft; 3 of hij heeft zijn volksgenoot iets afgeperst, of hij heeft iets dat verloren was, gevonden en hij ontkent het, en doet een valse eed ten opzichte van enige zaak die een mens doen kan, zodat hij zich daaraan bezondigt, 4 wanneer hij zo zonde doet en schuldig wordt, dan zal hij teruggeven het geroofde dat hij wegroofde, of het afgeperste dat hij afperste, of het in bewaring gegevene dat hem in bewaring gegeven was, of het verlorene dat hij gevonden had, 5 of alles, ten opzichte waarvan hij een valse eed zwoer. Hij zal de volle waarde ervan vergoeden en nog een vijfde daaraan toevoegen; aan degene wie het behoorde, die zal hij het geven, op de dag wanneer hij zijn schuldoffer brengt. 6 Als zijn schuldoffer zal hij voor de Here brengen een gave ram uit het kleinvee, in waarde geschat, ten schuldoffer tot de priester. En de priester zal over hem verzoening doen voor het aangezicht des Heren, en hem zal vergeving geschonken worden, ten aanzien van elke zaak waardoor hij schuld op zich laadt. (NBG51)
Elk vals getuigenis brengt zonde en verlies met zich mee en dat verlangt weer herstel.
Deuteronomium 19:15-21 15 Een enkele getuige zal niet tegen iemand kunnen optreden ter zake van enige ongerechtigheid of zonde, welke ook, die hij begaan mocht hebben; op de verklaring van twee of drie getuigen zal een zaak vaststaan. 16 Wanneer een misdadig getuige tegen iemand optreedt om hem van een overtreding aan te klagen, 17 dan zullen de twee mannen, die dit geschil hebben, zich voor de Here stellen, voor de priesters en de rechters, die er dan zijn zullen. 18 Dan zullen de rechters dit nauwkeurig onderzoeken, en blijkt, dat de getuige een valse getuige is en dat hij een valse aanklacht tegen zijn broeder heeft ingediend, 19 dan zult gij hem doen, zoals hij zijn broeder dacht te doen. Zo zult gij het kwaad uit uw midden wegdoen, 20 want de overigen zullen dit horen en vrezen en niet weer zulk een kwaad in uw midden doen. 21 Gij zult hem niet ontzien; leven om leven, oog om oog, tand om tand, hand om hand, voet om voet. (NBG51)
Dus de straf voor meineed staat in verhouding tot de opzet en de misdaad en de daarop betrekking hebbende straf.
Oordeel
Jakobus laat ons de geest van de Wet zien.
Jakobus 2:8-13 8 Indien gij echter de koninklijke wet vervult naar het schriftwoord: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf, dan doet gij wel. 9 Doch indien gij met aanzien des persoons handelt, doet gij zonde en wordt gij door de wet overtuigd van overtreding. 10 Want wie de gehele wet houdt, maar op een punt struikelt, is schuldig geworden aan alle geboden. 11 Want Hij, die gezegd heeft: Gij zult niet echtbreken, heeft ook gezegd: Gij zult niet doodslaan. Indien gij nu geen echtbreuk pleegt, maar wel doodslag, zijt gij toch een overtreder van de wet geworden. 12 Spreekt zo en handelt zo als mensen past, die door de wet der vrijheid zullen geoordeeld worden. 13 Want onbarmhartig zal het oordeel zijn over hem, die geen barmhartigheid bewezen heeft; barmhartigheid echter roemt tegen het oordeel. (NBG51)
Oordeel zonder genade is ongerechtigheid. Hij die zonder genade oordeelt zal ook zonder genade geoordeeld worden.
Deuteronomium 1:16 16 En ik gebood toentertijd aan uw rechters: hoort de geschillen tussen uw broeders en oordeelt rechtvaardig tussen de een en de ander, of dit diens broeder is dan wel de vreemdeling die bij hem woont. (NBG51)
De rechter draagt het zwaard niet tevergeefs en staat in de macht van God, ongeacht de ordening.
Romeinen 13:1-4 1 Ieder mens moet zich onderwerpen aan de overheden, die boven hem staan. Want er is geen overheid dan door God en die er zijn, zijn door God gesteld. 2 Wie zich dus tegen de overheid verzet, wederstaat de instelling Gods, en wie dit doen, zullen een oordeel over zich brengen. 3 Want, als iemand goed handelt, behoeft hij niet bevreesd te zijn voor de overheidspersonen, maar wel, als hij verkeerd handelt. Wilt gij zonder vrees voor de overheid zijn? Doe het goede, en gij zult lof van haar ontvangen. 4 Zij staat immers in dienst van God, u ten goede. Maar indien gij kwaad doet wees dan bevreesd; want zij draagt het zwaard niet tevergeefs; zij staat immers in de dienst van God, als toornende wreekster voor hem, die kwaad bedrijft. (NBG51)
God oordeelt te midden der elohim (Psalm 82:1).
Psalm 82:8 2 Sta op, o God, richt de aarde, want Gij bezit alle volken. (NBG51)
Hoe kunnen wij engelen oordelen, indien wij niet elkaar kunnen oordelen.
1Korintiërs 6:3-4 3 Weet gij niet, dat wij over engelen oordelen zullen? Hoeveel te meer dan over alledaagse dingen? 4 Indien gij alledaagse geschillen te berechten hebt, laat gij dan hen zitting nemen, die in de gemeente niet in tel zijn? (NBG51)
Door rechtspraak uit te oefenen, worden allen geoefend voor de plichten die in een hogere ordening aan hen gegeven worden. De rechter moet rechtspraak uitoefenen, want zonder rechtspraak is er geen gerechtigheid, want zij zijn hetzelfde woord in het Hebreeuws (tsedek).
Rechtspraak moet zonder smet zijn, want rechtspraak is een offer voor God in gerechtigheid.
Deuteronomium 17:1-20 1 Gij zult voor de Here, uw God, geen rund en geen stuk kleinvee slachten, waaraan een gebrek is, iets, dat niet deugt; want dat is een gruwel voor de Here, uw God. 2 Wanneer in uw midden in een der steden, die de Here, uw God, u geven zal, een man of een vrouw aangetroffen wordt, die doet wat kwaad is in de ogen van de Here, uw God, door zijn verbond te overtreden; 3 die andere goden gaat dienen en zich daarvoor nederbuigt, voor de zon of de maan of heel het heer des hemels, wat Ik verboden heb; 4 en het wordt u meegedeeld en gij hoort daarvan, dan zult gij dit terdege onderzoeken. Als het dan waar blijkt, als het feit vast staat, als deze gruwel in Israël bedreven is, 5 dan zult gij de man of de vrouw, die deze wandaad bedreven heeft, naar de poort brengen, die man of die vrouw, en gij zult ze stenigen, zodat zij sterven. 6 Op de verklaring van twee of drie getuigen zal de ter dood veroordeelde ter dood gebracht worden; op de verklaring van een getuige zal hij niet ter dood gebracht worden. 7 Het eerst zal de hand der getuigen zich tegen hem keren om hem ter dood te brengen, en daarna de hand van het gehele volk. Zo zult gij het kwaad uit uw midden wegdoen. 8 Wanneer een zaak voor u te moeilijk is om daarin uitspraak te doen, in geval van bloedschuld, geschil of lichamelijk letsel (aanleidingen tot rechtsgedingen in uw steden) dan zult gij u begeven naar de plaats die de Here, uw God, verkiezen zal; 9 gij zult gaan tot de levitische priesters en tot de rechter, die er dan wezen zal, en hen raadplegen; zij zullen u hun rechterlijke uitspraak aanzeggen. 10 En gij zult handelen naar de uitspraak, die zij u aanzeggen ter plaatse die de Here verkiezen zal; gij zult nauwgezet doen naar alles, waarvan zij u onderrichten. 11 Naar het onderricht dat zij u geven, en naar de beslissing die zij u bekend maken, zult gij handelen; gij zult van de uitspraak die zij u aanzeggen, niet afwijken naar rechts of naar links. 12 De man, die in overmoed handelt door niet te luisteren naar de priester, die daar in dienst staat van de Here, uw God, of naar de rechter, die man zal sterven; zo zult gij het kwaad uit Israel wegdoen. 13 Dan zal het gehele volk dit horen en vrezen en niet meer overmoedig zijn. 14 Wanneer gij gekomen zijt in het land dat de Here, uw God, u geven zal, dit in bezit genomen hebt en daarin woont, en gij dan zoudt zeggen: Ik wil een koning over mij aanstellen, zoals alle volken rondom mij hebben, 15 dan zult gij over u de koning aanstellen, die de Here, uw God, verkiezen zal; uit het midden van uw broeders zult gij een koning over u aanstellen; geen buitenlander, die uw broeder niet is, zult gij over u mogen aanstellen. 16 Maar hij zal niet veel paarden houden en het volk niet naar Egypte terugvoeren om zich veel paarden aan te schaffen; want de Here heeft tot u gezegd: Op deze weg zult gij nooit meer terugkeren. 17 Ook zal hij zich niet vele vrouwen nemen, opdat zijn hart niet afwijke; ook zal hij zich niet te veel zilver en goud vergaren. 18 Wanneer hij nu op de koninklijke troon gezeten is, dan zal hij voor zich een afschrift laten maken van deze wet, welke bij de levitische priesters berust. 19 Dat zal hij bij zich hebben en daarin zal hij lezen gedurende heel zijn leven om te leren de Here, zijn God, te vrezen door al de woorden van deze wet en al deze inzettingen naarstig te onderhouden, 20 opdat zijn hart zich niet verheffe boven zijn broeders, en hij van het gebod niet afwijke naar rechts of naar links, opdat hij lange tijd koning moge blijven, hijzelf en zijn zonen, te midden van Israël. (NBG51)
Niemand kan regeren zonder voor zichzelf een afschrift van de wet gemaakt te hebben, en deze te bestuderen, en de Torah in gedeelten uit te schrijven. Het vonnis van de rechtszaak moet overeenkomstig Gods Wet zijn, in genade en gerechtigheid, en moet uitgevoerd worden.
Rechtspraak
De structuur van de rechtspraak heeft betrekking op een aantal begrippen, die reeds hiervoor beschreven zijn.
Deuteronomium 16:18-20 18 Rechters en opzieners zult gij aanstellen in al de steden die de Here, uw God, u geven zal, naar uw stammen; zij zullen het volk berechten met een rechtvaardige rechtspraak. 19 Gij zult het recht niet buigen; gij zult de persoon niet aanzien en geen geschenk aannemen; want een geschenk verblindt de ogen der wijzen en verdraait de woorden der onschuldigen. 20 Gij zult alleen gerechtigheid najagen, opdat gij moogt leven en het land bezitten, dat de Here, uw God, u geven zal. (NBG51)
Deuteronomium 25:1-4 1 Wanneer mannen een twist hebben en daarmee voor het gerecht komen, en men wijst vonnis door de onschuldige in het gelijk te stellen en de schuldige te veroordelen, 2 dan zal, indien de schuldige slagen verdiend heeft, de rechter hem doen neerliggen en hem in zijn tegenwoordigheid een aantal slagen doen geven in overeenstemming met zijn schuld. 3 Veertig slagen zal hij hem doen geven, niet meer; opdat niet, wanneer hij hem nog meer slagen zou laten geven, uw broeder in uw ogen verachtelijk zou worden. 4 Gij zult een dorsende os niet muilbanden. (NBG51)
Veroordeling
Na de rechtszitting met verhoor zonder aanzien des persoons of vooroordelen, gaan wij over tot het vonnis. Het eerste begrip in de veroordeling is de rehabilitatie. Elke misdaad is zonde en zonde is de overtreding der wet. God wil niet dat enig vlees verloren gaat, maar dat allen hem moeten dienen. Dus de eerste overweging is berouw en rehabilitatie in genade.
Rehabilitatie
Geheel Israël moet de Here heilig zijn. Rehabilitatie dient om zeker te stellen dat de persoon terug kan keren in de samenleving en voortgang maakt naar de staat van volmaaktheid. Onthoudt dat bij elk oordeel de Geest Gods zichtbaar moet zijn.
Matteüs 5:3-13 3 Zalig de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen. 4 Zalig die treuren, want zij zullen vertroost worden. 5 Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beerven. 6 Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. 7 Zalig de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden. 8 Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien. 9 Zalig de vredestichters, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden. 10 Zalig de vervolgden om der gerechtigheid wil, want hunner is het Koninkrijk der hemelen. 11 Zalig zijt gij, wanneer men u smaadt en vervolgt en liegende allerlei kwaad van u spreekt om Mijnentwil. 12 Verblijdt u en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij de profeten voor u vervolgd. 13 Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden. (NBG51)
Door Christus is behoud ook uitgebreid tot de niet-joden en de structuur van de rechtspraak werd aan alle naties gegeven. Moab en Ammon worden volgens de profetie opgenomen in Juda en komen dus tot geloof in het laatst der dagen als deel van Israël. Egypte zal ongeschonden blijven. Alle naties zullen deel worden van de Tempel van de Levende God.
Deuteronomium 23:3-8 3 Een Ammoniet of Moabiet zal niet in de gemeente des Heren komen; zelfs hun tiende geslacht zal nimmer in de gemeente des Heren komen, 4 omdat zij u bij uw uittocht uit Egypte op de weg niet met brood en water tegemoet gekomen zijn, en omdat zij tegen u Bileam, de zoon van Beor, uit Petor in Mesopotamië, gehuurd hadden om u te vervloeken. 5 Maar de Here, uw God, heeft naar Bileam niet willen luisteren en de Here, uw God, heeft de vloek voor u in een zegen veranderd, omdat de Here, uw God u liefhad. 6 Gij zult zolang gij leeft nimmer de vrede en het goede voor hen zoeken. 7 De Edomiet zult gij niet verafschuwen, want hij is uw broeder. De Egyptenaar zult gij niet verafschuwen, want gij zijt vreemdeling geweest in zijn land. 8 De kinderen, die hun in het derde geslacht geboren worden, mogen in de gemeente des Heren komen. (NBG51)
Hier zien wij dat het begrip van broederschap onder de Wet Gods ook uitgebreid wordt buiten de stammen Israëls tot de Syro-Feniciërs, die de Edomieten, de Idumeeërs, opgenomen hebben, en tot de Egyptenaren, vanwege hun gastvrijheid jegens Israël. Het wordt ook uitgebreid tot Assyrië, dat uit het noorden hand in hand wandelen zal met Israël in het laatst der dagen. Behoud wordt uitgebreid tot de niet-joden.
Herstel
Het doel van de Wet is ook om het welzijn van ieder mens te verzekeren. Waar een vals getuigenis heeft geleid tot verlies, daar zal ook herstel plaats vinden. Er is echter binnen de gehele wet een element van vergeving en genade. Waar geen vergiffenis is, daar kan ook geen volledig eerherstel zijn. Ieder mens moet beseffen, wat hij verloren heeft, en wat hij kan hopen te winnen. Het is beter om hersteld te worden als iemand broeder, dan als zijn eigendom.
Misdaad en bestraffing
Misdaad wordt vergezeld van bestraffing en dat niet altijd door de bestuurder. Herstel heeft altijd te maken met berouw. Zonder berouw volgen de vervloekingen van de wet. Deze vervloekingen zijn veel meer van toepassing op de naties dan dat zij voor de afzonderlijke mens gelden.
Deuteronomium 28:18-19 18 Vervloekt zal zijn de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw bodem, de worp van uw runderen en de dracht van uw kleinvee. 19 Vervloekt zult gij zijn bij uw ingang en vervloekt bij uw uitgang. (NBG51)
Er is altijd zonde en overtreding en herstel. God ziet het hart van ieder mens aan.
Numeri 5:5-10 5 De Here nu sprak tot Mozes: 6 Spreek tot de Israëlieten: Wanneer iemand, man of vrouw, een of andere zonde doet, die mensen begaan, en daardoor ontrouw wordt tegenover de Here, zodat hij een schuld op zich laadt, 7 dan zullen zij de zonden belijden, die zij begaan hebben; en daarna de volle waarde van wat hij schuldig is, vergoeden, vermeerderd met een vijfde, en dat geven aan degene tegenover wie hij zich schuldig gemaakt heeft. 8 Maar heeft die man geen losser, aan wie de schuld vergoed zou kunnen worden, dan zal de schuld die vergoed moet worden, aan de Here vervallen, ten bate van de priester, ongeacht de ram der verzoening, waarmee deze over hem verzoening zal doen. 9 En elke heffing van al de heilige gaven, die de Israëlieten tot de priester brengen, zal voor hem zijn; 10 maar wat de heilige gaven zelf betreft, die zullen voor de brenger zijn; alleen wat hij de priester geeft, zal voor deze zijn. (NBG51)
Ieder mens is verantwoordelijk voor zijn eigen zonden en God heeft door Zijn dienaren, de profeten, gesproken.
Numeri 14:18 18 De Here is lankmoedig en groot van goedertierenheid, vergevende ongerechtigheid en overtreding, hoewel Hij zeker niet ongestraft laat, maar de ongerechtigheid der vaderen bezoekt aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht. (NBG51)
Deze genade Gods heeft tot gevolg gehad, dat Zijn Geest beschikbaar is gekomen voor alle mensen en iedere persoon is verantwoordelijk voor al zijn overtredingen.
Ezechiël 18:19-24 19 Maar gij zegt: Waarom draagt de zoon niet mede de ongerechtigheid van de vader? Die zoon heeft immers naar recht en gerechtigheid gehandeld; hij heeft al mijn inzettingen naarstig onderhouden; hij zal voorzeker leven. 20 De ziel die zondigt, die zal sterven. Een zoon zal niet mede de ongerechtigheid van de vader dragen, en een vader zal niet mede de ongerechtigheid van de zoon dragen. De gerechtigheid van de rechtvaardige zal alleen rusten op hemzelf en de goddeloosheid van de goddeloze zal alleen rusten op hemzelf. 21 Maar wanneer de goddeloze zich bekeert van alle zonden die hij begaan heeft, al mijn inzettingen onderhoudt en naar recht en gerechtigheid handelt, dan zal hij voorzeker leven; hij zal niet sterven. 22 Geen van de overtredingen die hij begaan heeft, zal hem worden toegerekend; om de gerechtigheid die hij betracht heeft, zal hij leven. 23 Zou Ik een welgevallen hebben aan de dood van de goddeloze? luidt het woord van de Here Here. Niet veeleer hieraan, dat hij zich bekere van zijn wegen en leve? 24 Maar wanneer een rechtvaardige zich afkeert van zijn rechtvaardige wandel en onrecht doet, naar al de gruwelen handelt, die de goddeloze bedrijft; Zal hij dan leven? Met geen van zijn rechtvaardige daden zal rekening gehouden worden. Om de ontrouw die hij gepleegd, en om de zonde die hij bedreven heeft, daarom zal hij sterven. (NBG51)
Volmaaktheid van elk afzonderlijk mens en de ordening
Het eindresultaat van de Wet en het plan van God is onberispelijk staan in de Heilige Geest.
Deuteronomium 18:13 13 Gij zult onberispelijk staan tegenover de Here, uw God; (NBG51)
Hebt daarom uw vijanden lief, want indien u uw vrienden liefhebt, waarin verschilt u van normaal?
Matteüs 5:46-48 46 Want indien gij liefhebt, die u liefhebben, wat voor loon hebt gij? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde? 47 En indien gij alleen uw broeders groet, waarin doet gij meer dan het gewone? Doen ook de heidenen niet hetzelfde? 48 Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is. (NBG51)
Dit doel was bereikbaar sinds Adams zonen. Wij moeten onberispelijk zijn, zoals Noach onberispelijk was en Henoch rechtvaardig.
Genesis 6:9 9 Dit is de geschiedenis van Noach. Noach was onder zijn tijdgenoten een rechtvaardig en onberispelijk man; Noach wandelde met God. (NBG51)
Daarom beval God Abraham door Christus om onberispelijk te zijn, zoals Christus ons bevolen had.
Genesis 17:1 1 Toen Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen de Here aan Abram en zeide tot hem: Ik ben God, de Almachtige, wandel voor mijn aangezicht, en wees onberispelijk; (NBG51)
Onberispelijk zijn door de Heilige Geest is niet onmogelijk. Het is ons zelfs bevolen. Ons is opgedragen om onze vijanden lief te hebben en om al degenen eerherstel te geven, die in ongenade zijn gevallen. Dus de uiterste straf onder de wet moet alleen toegepast worden, wanneer er een bekend en volledig en onberouwelijk falen is.
Psalm 37:37 37 Sla de vrome gade en zie op de oprechte, want de man des vredes heeft nakroost; (NBG51)
Alle mensen dienen te wandelen in de Heilige Geest onder de Wet der Vrijheid.
q