Christen Gemeenten van God

[103]

 

 

 

De Maaltijd des Heren [103]

(Uitgave 1.0)

Dit artikel legt de veelomvattende betekenis uit van het sacrament van de Maaltijd des Heren. De voorbereidingsdag en het Pascha worden verklaard. De volgorde van de voetwassing en het brood en de wijn worden uitgelegd zoals zij naar voren komen. Het verband tussen de Uittocht en het Pascha wordt ook verklaard. Het bloed van het Nieuwe Verbond en het binnengaan in het Heilige der Heiligen van de hogepriester, die Messias was, is de voorloper van ons allen, die zonen Gods worden. De betekenis van de symbolen van het Pascha in samenhang met andere teksten (bijvoorbeeld Psalm 34:21; Jesaja 52:13-15) wordt onderzocht. De tekst van Johannes 14 en Johannes 17 wordt uitgediept.

 

Christian Churches of God

P.O. Box 369, WODEN ACT 2606, AUSTRALIA

E-mail: secrertary@ccg.org

(Copyright ã 1995, 1996 Christian Churches of God)

Dit artikel mag kosteloos gekopieerd en verspreid worden, mits het in zijn geheel weergegeven wordt, zonder veranderingen of weglatingen. De naam van de uitgever en het kopijrecht moeten vermeld zijn. Geen betaling mag verlangd worden van hen die de kopieën ontvangen. Korte aanhalingen zijn toegestaan in recensies en overzichten zonder het kopijrecht te schenden.

Dit artikel is te verkrijgen van het Wereld Wijde Web pagina:

http://www.logon.org en http://www.ccg.org

De Maaltijd des Heren [103]

Deze avond is waarschijnlijk de meest geheiligde gebeurtenis in Gods kalenderjaar, omdat deze de gedenkdag is van de dood van onze Heer en Heiland Jezus Christus. Wij houden deze dienst ter gedachtenis aan Christus’ dood. De volgende teksten leggen de oorsprong van deze dienst uit, en de plechtigheden ervan.

Lucas 22:7-14 7 De dag der ongezuurde broden kwam, waarop het Pascha moest geslacht worden. 8 En hij zond Petrus en Johannes uit, zeggende: Gaat heen, maakt het Pascha voor ons gereed, opdat wij het kunnen eten. 9 En zij zeiden tot hem: Waar wilt gij, dat wij het gereed maken? 10 Hij zeide tot hen: Zie, wanneer gij de stad inkomt, zal u een man tegenkomen, die een kruik water draagt. Volgt hem in het huis, dat hij binnengaat, 11 en zegt dan tot de heer van dat huis: De Meester zegt u: Waar is het vertrek, waar ik met mijn discipelen het Pascha kan eten? 12 En hij zal u een grote bovenzaal wijzen, van alles voorzien: maakt het daar gereed. 13 En zij gingen heen en vonden het zoals hij hun gezegd had, en zij maakten het Pascha gereed. 14 En toen het uur aangebroken was, ging hij aanliggen en de apostelen met hem. (NBG)

Er werd door sommigen aangenomen dat dit het uur was om het Pascha te eten, maar dat is onjuist.

Lucas 22:15-16 15 En hij zeide tot hen: Ik heb vurig begeerd dit Pascha met u te eten, eer ik lijd. 16 Want ik zeg u, dat ik het voorzeker niet meer eten zal, voordat het vervuld is in het Koninkrijk Gods. (NBG)

Christus zei hier heel duidelijk: "Ik wil werkelijk heel graag dit Pascha met u eten voordat ik lijd, maar ik zeg u dat ik het niet zal eten voordat het vervuld is in het Koninkrijk Gods". Lucas 22:7-16 is op enkele verschillende manieren vertaald om deze tekst te omzeilen. Christus at niet de Pascha-maaltijd. Hij at een Pascha-maaltijd. Het staat hier heel duidelijk en eenvoudig opgetekend. Hij wilde deze met hen eten, maar hij wist dat hij dood zou zijn. Christus zei hier dat hij het niet zou eten totdat het vervuld was in het Koninkrijk Gods. Christus voorzegde dus zijn dood vóór het feitelijke Pascha maal. Hij was in werkelijkheid het Pascha Lam.

Wij weten dat dit de Dagen van de Ongezuurde Broden zijn. Het was het begin van Ongezuurde Broden, waarop het Pascha geofferd moest worden.

In Johannes 6 verrichtte Christus het wonder van de spijziging van de vijfduizend met de vijf broden en twee vissen. De symboliek was dat de uitverkorenen behouden werden door deze in de twaalf manden te doen. Het wonder van het gaan over het water werd door Christus gedaan als deel van het behoud van de uitverkorenen. Na de wonderen had Christus groepen die afvielen door zijn boodschap toen hij zei tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en ik zal hem opwekken ten jongsten dage (Johannes 6:53-54).

De loop der gebeurtenissen was in een kritieke fase gekomen. Het werk kwam helemaal neer op Christus en de twaalven, en een van dezen was een duivel. Nu was de bediening op het laagste tij gekomen in het werk. Iedereen viel toen van de Meester af. Het werk moest toen weer opgebouwd worden. Wij weten dat Christus eerder de zeventig aangesteld had en hen had uitgezonden. Wij weten dat de boze geesten aan hen waren onderworpen en wij weten dat de boze geesten dit feit erkenden. Het staat in de hemel opgetekend. Wij weten dat de zeventig doorgingen met hun bediening. Wij weten dat Christus hen uitgezonden had. Echter bij deze maaltijd waren er slechts de twaalven. Waar waren de zeventig? Wat deden de overigen van de mensen, de volgelingen van Christus? Waarom had Christus deze Laatste Maaltijd alleen met de twaalven?

Er zijn veel antwoorden voor dat hele probleem. De zeventig waren er met Pinksteren. Zij waren niet van de Gemeente afgevallen. Er moeten andere Pascha-maaltijden in voorbereiding geweest zijn met andere groepen. Christus had besloten om deze maaltijd (zijn laatste) met zijn twaalven te houden. De zeventig moeten ergens anders het Pascha gehouden hebben. De werkzaamheden van de zeventig opent een andere invalshoek van het werk, die voorheen niet in aanmerking genomen is. De zeventig, zijn andere discipelen, moesten daar zijn. Toch werd het weer beperkt tot de twaalf. Toch waren de zeventig nog aangesteld en werkten nog steeds en groeiden tot Pinksteren sinds deze Maaltijd des Heren.

Dit vertelt ons nu dat er schommelingen in het werk zijn van bevestiging van wat hij opbouwde, verloor en weer verstevigde. Opgebouwd en weer bevestigd, maar zij waren in verschillende groepen en het werk ging door om opgebouwd te worden, en weer bevestigd. Deze Maaltijd des Heren heeft daarom een wat andere betekenis dan oorspronkelijk gedacht werd. Wanneer wij denken aan deze Maaltijd des Heren, denken wij aan de twaalven. Wij nemen aan dat er geen anderen zijn. Maar de Bijbel vertelt ons dat er anderen geweest zijn. De zeventig waren aangesteld en zij waren oudsten van Jezus Christus. Zij zijn de sleutels voor de andere aspecten van het werk in de plaatsing van de oudsten en de plaatsing van het Pascha en dezelfde viering ervan op verschillende plaatsen. Er zijn veel zaken die hieruit voortvloeien.

Het Feest der Ongezuurde Broden omvatte zowel de voorbereidingsdag als het Pascha naar het Feest.

Matteüs 26:17-30 17 Op de eerste dag van het feest der ongezuurde broden, kwamen de discipelen bij Jezus en zeiden: Waar wilt gij, dat wij toebereidselen maken voor u om het Pascha te eten? 18 Hij zeide: Gaat naar de stad tot die-en-die en zegt tot hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij; bij u houd ik met mijn discipelen het Pascha. 19 En de discipelen deden, zoals Jezus hun had opgedragen, en zij maakten het Pascha gereed. 20 Toen het avond geworden was, lag hij aan met de twaalf discipelen. 21 En terwijl zij aten, zeide hij: Voorwaar, ik zeg u, dat een van u mij verraden zal. 22 En zeer bedroefd, begonnen zij, een voor een, tot hem te zeggen: Ik ben het toch niet, Here? 23 Hij antwoordde hun en zeide: Die zijn hand met mij in de schotel heeft gedoopt, die zal mij verraden. 24 De Zoon des mensen gaat wel heen gelijk van hem geschreven staat, doch wee die mens, door wie de Zoon des mensen verraden wordt. 25 Het ware voor die mens goed geweest, als hij niet geboren was. Judas, zijn verrader, antwoordde en zeide: Ik ben het toch niet, Rabbi? Hij zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. 26 En terwijl zij aten, nam Jezus een brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het aan zijn discipelen en zeide: Neemt, eet, dit is mijn lichaam. 27 En hij nam een beker, sprak de dankzegging uit en gaf hun die en zeide: Drinkt allen daaruit. 28 Want dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden. 29 Doch ik zeg u, ik zal van nu aan voorzeker niet meer van deze vrucht van de wijnstok drinken, tot op die dag, dat ik haar met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk mijns Vaders. 30 En na de lofzang gezongen te hebben vertrokken zij naar de Olijfberg. (NBG)

Deze gebeurtenissen vonden plaats, zoals het hier vermeld staat, op de eerste dag van het Feest van de Ongezuurde Broden. In die tijd werd de voorbereidingsdag, de 14de, geteld als de eerste van acht dagen van het Feest van de Ongezuurde Broden, dus dit vond feitelijk op de voorbereidingsdag plaats. Deze voorbereidingsdag bevestigde een nieuwe symboliek. De symboliek wordt gevonden in de voorbereiding van het Pascha dat nog komen moet. Omdat er een tweede exodus zal zijn en nieuwe priesters (Jesaja 66:20-21) is de Maaltijd des Heren een beeld van de voorbereiding van de Gemeente voor de regering van het duizendjarig rijk.

1Korintiërs 11:23-26 23 Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht, waarin hij werd overgeleverd, een brood nam, 24 de dankzegging uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis. 25 Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en hij zeide: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis. 26 Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat hij komt. (NBG)

Deze nacht verkondigt de dood des Heren, totdat hij komt: als een verordening aan de Christenen opgelegd.

Het hele hoofdstuk Johannes 6 is een opeenhoping van symboliek die leidt tot de voorbereiding en het Pascha. Er is een bijzondere betekenis in iedere enkele zin van Johannes 6 en hoe deze iedereen voorbereid voor zijn roeping, zijn plaatsing in de uitverkorenen en hun plaatsing in de stammen als deel van de 144.000 en de menigte onder de twaalf apostelen als rechters der stammen.

Johannes 6:53-54 53 Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, ik zeg u, tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf. 54 Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en ik zal hem opwekken ten jongsten dage. (NBG)

Er zijn drie elementen voor eeuwig leven. Deze elementen worden normaal met de Maaltijd des Heren niet behandeld. De eerste twee elementen komen uit Johannes 17:3.

Dit zijn de drie elementen die u nodig heeft om eeuwig leven te hebben. Al deze drie elementen worden toegekend op gehoorzaamheid. Gehoorzaamheid aan de enige waarachtige God is het houden van Zijn geboden. Dat is een noodzakelijke vereiste voor het behoud van de Heilige Geest. Zonder de Heilige Geest kunt u het Koninkrijk van God niet binnengaan en dus eeuwig leven hebben. Met deze drie elementen wordt van u verlangd, dat u deelneemt uit gehoorzaamheid. Gehoorzaamheid aan dit feest betekent het houden van de wetten en inzettingen die Christus ingesteld heeft voor de deelname aan het Pascha. Wanneer u niet deelneemt aan deze plechtigheid, heeft u geen deel aan Jezus Christus.

De eerste plechtigheid van de Maaltijd des Heren is de voetwassing. De daad om elkaars voeten te wassen was een normaal voorkomende praktijk in Jezus’ tijd. Mensen droegen schoeisel dat hen blootstelde aan het vuil van de omgeving. Zij hadden open sandalen. Het waren uitstekende wandelschoenen, zoals wij weten. Mensen droegen sandalen omdat zij koel waren en goedkoop en gemakkelijk te maken, maar men kreeg er wel vuile voeten in. Normaal werd voetwassing gedaan als een daad van gastvrijheid door een gastheer, bij de aankomst van een gast. Normaal hadden de mensen al gebaad, maar zij moesten door de straten lopen. Dus zij moesten zich op hun gemak voelen. Het was de taak van de laagste bediende om de voeten te wassen. De gast werd voorzien van een handdoek en een kruik met water. Dit vond normaal plaats bij aankomst of voor het begin van een maaltijd, of eerder, of terwijl de gasten aan tafel gingen aanliggen. De afkeer van deze taak is een beeld van het feit dat niemand ervan houdt om slaafse werkzaamheden noodzakelijkerwijs voor andere mensen te doen.

Het is een daad van liefde om andere mensen te dienen en deze wereld is gebaseerd op mensen die niet werkelijk van elkaar houden (wanneer iemand dat nog niet gemerkt heeft). Mensen vernederen gewoonlijk zichzelf niet en verhogen andere mensen niet. Het vereist een bijzonder instelling en het is de Heilige Geest die dit mogelijk maakt. Het is een teken van de uitverkorenen (of de dienaren van Jezus Christus) wanneer zij zich werkelijk verheugen in het dienen van andere mensen; dat zij het eerbetoon aan de broeders als voor zichzelf beschouwen en zij de ander hoger achten dan zichzelf. Deze wijze van dienstbetoon is niet duidelijk naar voren springend in de ordening die opgezet is door de god van deze wereld. De god van deze wereld heeft een ordening opgezet (of de elohim van deze wereld heeft een ordening opgezet) die gestoeld is op macht, rangorde en voorrang als bij de dieren. Alle dieren hebben een pikorde. De pikorde bepaalt, waar zij eten, en wat hun maatschappelijke status is, en hoe goed of zij behandeld worden. Dat hoort zo niet bij ons te zijn. Wij mogen niet op deze wijze denken. De hele voetwassing is niet zomaar dienstbetoon. Het symboliseert het afleggen van uw eigen ik. Wij zien dit door het begrip van ‘tithenai’ (het afleggen van de klederen) en het omgorden door Christus met een doek. Het gehele gebeuren was de symboliek dat Christus letterlijk al zijn kleding en voorkomen aflegde. Hij legde eerst zijn status af als elohim. Hij legde dit af en werd mens om ons te dienen. Hij wist dat hij naar hier moest afdalen, niet alleen om het ons te tonen, omdat wij leefden onder een ordening die de boze geesten hadden opgezet. Hij kwam naar de aarde als mens om de boze geesten te tonen dat hij zijn leven moest afleggen.

De boze geesten hadden door hun opstand geen offer om hen bij God terug te brengen. Er was geen offer mogelijk dat Satan en de heerscharen met God zou kunnen verzoenen voor de zonde. Iemand moest sterven. Dus één van hen moest de menselijke vorm aannemen en gedood worden om henzelf met God te verzoenen om de weg te wijzen. Het was niet gewoon dat God een bloedoffer verlangde. Het was gewoon dat Hij zei dat men zonder die mentaliteit niet als Hij kon zijn. Ik kan niet leven in iemand die niet bereid is om zijn leven af te leggen voor zijn broeder. Als u niet uw leven af wilt leggen en uw broeders de voeten wassen om uzelf te onderwerpen, dan kan God niet in u leven. En dat is de treurige keerzijde van deze zaak. Wij hebben gezien dat de Gemeente in de twintigste eeuw dermate niveaus bereikt heeft van aanzien des persoons, dat zij zichzelf niet voor elkaar willen opofferen. De Heilige Geest is van hen weggenomen. Christus stelde deze plechtigheid in voor zijn volgelingen als een voorbeeld van offeren. Wij zullen nu de fysieke betekenis van de voetwassing bekijken, liever zoals het was vanaf den beginne, in bewoordingen van de Heerscharen als een geestelijk begrip. Elk van deze aspecten is zowel geestelijk als fysiek. Judaïsme ziet terug naar het Pascha en beschouwd het in fysieke zin. Wij zien vooruit naar het Pascha en zien het zowel in fysiek als geestelijk betekenis. Christus wist dat hij verraden zou worden en dat hij zijn leven zou moeten afleggen.

Johannes 13:1-5 1 En voor het Paasfeest, toen Jezus wist, dat zijn ure gekomen was om uit deze wereld over te gaan tot de Vader, heeft hij de zijnen, die hij in de wereld liefhad, liefgehad tot het einde. 2 En onder de maaltijd, toen de duivel reeds Judas, Simons zoon Iskariot, in het hart had gegeven hem te verraden, 3 stond hij, wetende, dat de Vader hem alles in handen had gegeven en dat hij van God uitgegaan was en tot God heenging, van de maaltijd op, 4 en hij legde zijn klederen af en nam een linnen doek en omgordde zich daarmede. 5 Daarna deed hij water in het bekken en begon de voeten der discipelen te wassen, en af te drogen met de doek, waarmede hij omgord was. (NBG)

Dit afleggen van zijn klederen (tithenai) was een beeld van het afleggen van zijn leven. Want door zijn leven af te leggen heeft hij ons allen gewassen. De allereerste les in de voetwassing is die van zelfopoffering en nederigheid. Jezus’ houding was van iemand, die bereid was zijn leven af te leggen voor de mensheid, bereid om zijn leven af te leggen voor een ieder van ons persoonlijk, als vriend. En zo behoren ook wij bereid te zijn om ons leven af te leggen voor elkaar.

Johannes 13:6-8 6 Hij kwam dan bij Simon Petrus. Deze zeide tot hem: Here, wilt Gij mij de voeten wassen? 7 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Wat ik doe, weet gij nu niet, maar gij zult het later verstaan. 8 Petrus zeide tot hem: Gij zult mijn voeten niet wassen in eeuwigheid! Jezus antwoordde hem: Indien ik u niet was, hebt gij geen deel aan mij. (NBG)

Wij kennen allen waarschijnlijk deze woorden wel uit ons hoofd. Petrus wilde niet dat Jezus zijn voeten waste en wel om een hele goede reden. Petrus wilde een Koning Messias. Hij begreep de Verzoendag niet. Hij begreep niet waarom de Hogepriester eerst binnenging in linnen klederen om te verzoenen en te offeren. Vervolgens kleedde deze zich om in een nieuw stel klederen. Hij begreep niet dat er tweemaal een Messias zou zijn: één die nederig gekleed was in gewone linnen kleding en een ander die gekleed zou zijn in de statie van een Koning. Hij wilde iemand die zou heersen, zoals Darius of een andere Pers, of de Caesars. Hij wilde dat Jezus Christus zou zitten op de troon van de Caesars en deze wereld net zo onrechtvaardig zou regeren als de Caesars gedaan hebben, maar dan vanuit Jeruzalem. Hij wilde een voorrecht op dezelfde manier als de Romeinen voorrecht hadden. Dat is de houding achter de opmerkingen van Petrus. Dat zat er bij Petrus achter, toen hij zei gij zult mijn voeten niet wassen. Hij zei dat omdat het betekende dat wij dienaren zouden worden. Hij dacht: Ik ga er voor zorgen dat de Romeinen mijn voeten wassen. Daaraan dacht Petrus. Christus wist dat. Daarom onttrok Christus zich aan de menigte na het wonder van Johannes 6. Ook zij wilden hem tot Koning Messias maken. Christus zei tijdens de Maaltijd des Heren dat hij onder hen was als iemand die dient.

U moet kijken naar de psychologie achter hetgeen deze mensen zeiden. Zij waren beijveraars van de Zionistische suprematie. Petrus was niet bekeerd. Niet één van zijn discipelen aan deze maaltijd was bekeerd, zelfs niet één. Zij waren gedoopt, maar niet bekeerd. Christus vertelde hen dat later. Hij zei tegen Petrus als gij eenmaal tot bekering gekomen zijt, versterk dan uw broederen. (Lukas 22:32). Petrus was niet bekeerd, totdat hij de Heilige Geest met Pinksteren ontvangen had. Satan had verlangd hem te ziften als de tarwe (Lukas 22:31) voordat dit zou gebeuren zoals Christus hem voorzegd had tijdens de Maaltijd des Heren. Niemand van deze mensen had de Heilige Geest tot aan Pinksteren. Zij waren gedoopt maar er had een tijd gelegen tussen dat zij gedoopt werden en de Heilige Geest ontvingen. Ons werden de handen opgelegd om de Heilige Geest te ontvangen, maar wij kregen het niet in dezelfde kracht als zij met Pinksteren. Onze is als een mosterdzaadje. Echter, deze mensen waren nog niet bekeerd. Wij kunnen dat zien door wat Petrus doet. De werkelijk les is dat Petrus niet zijn leven wilde afleggen en dienen. Hij wilde de heidenen niet dienen. Hij was Jood. Wij moeten iedereen dienen.

Wij moeten toelaten dat onze voeten gewassen worden, als een symbool dat onze leven gewassen is door Christus op een blijvende grondslag, wanneer wij deel aan hem willen hebben in het Koninkrijk, en feitelijk alles doen wat hij doet. Indien wij dat doen, zullen wij het Koninkrijk beërven net als hij. Petrus begreep de noodzaak van de daad, maar niet de betekenis ervan.

Johannes 13:9-11 9 Simon Petrus zeide tot hem: Here, niet alleen mijn voeten, maar ook de handen en het hoofd! 10 Jezus zeide tot hem: Wie gebaad heeft, behoeft zich alleen de voeten te laten wassen, want hij is geheel rein; en gijlieden zijt rein, doch niet allen. 11 Want hij wist, wie hem verraden zou; daarom zeide hij: Gij zijt niet allen rein. (NBG)

De betekenis is dat wanneer u niet bereid bent te werken en u te onderwerpen en deel te worden van het lichaam (om dit gedaan te krijgen), zult u niets van het Koninkrijk krijgen. Maar Petrus zei tot hem Here, niet alleen mijn voeten, maar ook de handen en het hoofd! Met andere woorden hij wilde er niet buiten vallen. Hij werd vermaand en ook werd hij berispt voor zijn houding. Hij wilde alles gewassen hebben omdat hij de symboliek van de voetwassing niet begreep. Hij begreep niet dat hij eens en voor altijd gedoopt was. Ook begreep hij het toen niet omdat de volle betekenis van Christus’ dood en offer nog niet gebeurd was. Maar hij had het moeten weten vanuit het Oude Testament; hij zou uit de Schriften begrepen moeten hebben dat Christus moest sterven en dat de dood van Christus de mensen verzoende met God. Hij had dat feit moeten begrijpen.

Wanneer die dood mensen met God verzoende, waren zij rein door de doop. Iedereen die deel gehad heeft in de bediening van de doop was rein door de doop vanwege de dood van Christus die zou komen. De voetwassing is een jaarlijkse vernieuwing. Op dezelfde manier waarop de gasten, die uitgenodigd waren voor het bruiloftsmaal van het Lam, gereinigd waren (zij waren gebaad door de doop). Aan hen werden klederen gegeven. Deze klederen waren vlekkeloos omdat deze gereinigd waren (in het bloed van Christus). Alleen hun voeten waren door het reizen door de wereld, bevuild en moesten ieder jaar weer opnieuw gereinigd worden.

Dus met de voetwassing reinigt u fysiek ieder jaar uw voeten. Geestelijk gezien reinigen wij het fundament van ons geestelijk lichaam. Wij brengen ons zelf weer terug in een plaats met Christus zo dat wij voorbereid op kunnen gaan naar het volgende jaar (met onze accu weer opgeladen als u dat liever hebt) om de taak uit te voeren die ons gegeven is. Dus worden onze klederen rein gehouden. Wij worden rein gehouden omdat maar een deel van ons (symbolisch onze voeten) vuil geworden is. Zo worden wij weer opnieuw gereinigd. Dat is de betekenis van vers 10.

In de bediening van de doop werden de zonden weggenomen en zouden zij weggenomen worden. Dit was een moeilijk te begrijpen gebeuren omdat Christus nog niet gestorven was en deze mannen ook nog niet waren bekeerd. Wat zij deden was een ordening vestigen die door ons begrepen zou kunnen worden, zodat wij terug konden gaan en alles onderzoeken wat zij deden. Wij zouden toen weten wat de afloop en symboliek van dat alles was. Daarom zei hij tegen hen gij hebt gebaad en gijlieden zijt rein. Wij moeten alleen onze voeten wassen en dat vernieuwt ons. Wij behoeven niet ieder jaar opnieuw gedoopt te worden. Alles wat wij moeten doen is onze voeten ieder jaar laten wassen. Wanneer deze symbolische vernieuwing niet goed genoeg geweest zou zijn, dan zouden wij iedere twaalf maand weder gedoopt moeten worden om de cyclus te herhalen, of er zou geen betekenis zijn in hetgeen gedaan werd tijdens de Maaltijd des Heren. Dit alles wordt gedaan om ons te vernieuwen en ons in een toestand van zelfonderzoek en verzoening met God te brengen.

De Gemeente van Korinte viel omdat zij niet zichzelf brachten in een staat van zelfonderzoek van hun verhouding tot God. Zij bereidden zich niet voor om dit maal te gebruiken, deze maaltijd en het Pascha (of de meest gedenkwaardige avond). Zij bereidden zichzelf niet voor om die tijd te nemen. Wanneer zij Deuteronomium 16 gehoorzaamd hadden, of gewoon van de dienst gegeten hadden, zouden zij niet in de situatie gekomen zijn, waarbij zij dit in een dronkemansbende zouden veranderden, maar dat gebeurde wel.

Hier zien wij ook het feit, uit de volgorde van de doop, dat Judas Iskariot gedoopt was. Nu werden ook Judas Iskariot’s voeten gewassen. De volgorde van deze voetwassing en het brood en de wijn was dat de voetwassing vroeg bij de maaltijd gedaan werd. Het brood werd aan het einde van de maaltijd gebroken en de wijn na de maaltijd. Judas Iskariot ging niet eerder weg dan nadat de wijn gedronken was. Hij nam deel aan de hele bediening en dat is iets voor ons om over na te denken. Judas Iskariot was gedoopt, hij had deel aan de voetwassing, hij had deel aan het lichaam en bloed van Jezus Christus, en toch liet Judas Iskariot toe om bezeten en gebruikt te worden door Satan, omdat zijn motieven verkeerd waren

De motieven van Petrus waren voortgekomen uit de overheersende ideeën van Satan in de wereld. Hij beschouwde zijn leen vanuit een hiërarchisch structuur. Maar hij kon snel de dwaling ervan inzien; Judas Iskariot niet. Op gelijke wijze wilden andere discipelen aan Christus linker- en rechterzijde zitten. Maar het was niet aan Christus om dit te geven. Christus is niet God. Christus had de zetels aan Christus linker- en rechterzijde toegekend, omdat zij bijzondere ambten zijn, waarvan God wil dat deze ingenomen worden in de wederoprichting en verzoening der Heerscharen.

Judas kon niet gereinigd worden en wij zullen Judas voortdurend zien. De Leidse Vertaling laat zien dat toegelaten wordt, dat binnen de Gemeente van Filadelfia enigen van de synagoge van Satan (Satans eigen synagoge) geplaatst werden. Zie, ik stel in uw hand eenigen van hen die tot de Synagoge van Satan behooren, die zeggen Joden te zijn en het niet zijn, maar zij liegen het. Dat is een heel ander beeld. Er zijn mensen uitgezocht, die Satan binnen de Gemeente van Filadelfia plaatst. Wij moeten onze gedachten richten op de hier achter liggende gedachten. Zij hebben alle geestelijke betekenis. Wij zijn geen Joden. Wij denken niet in fysieke termen. Wij zijn geestelijk Joden en geen leden van de stam Juda. Wij zijn burgers van de natie Israël. Daar ligt een groot verschil. Maar wij zijn geestelijk gezien Joden in die betekenis.

Wij moeten alleen onze voeten laten wassen, omdat wij eenmaal gebaad zijn in het water van de doop en zo eens voor altijd gereinigd zijn. Alleen bij de Maaltijd des Heren dienen wij elkaars voeten te wassen. Ieder jaar lopen wij, geestelijk gesproken, zonden op, wanneer wij op de weg des levens wandelen, en daarom moet het verbond van onze doop vernieuwd worden. Wij moeten opnieuw gewassen worden. Wij aanvaarden symbolisch dit opnieuw wassen wanneer wij de voetwassing ondergaan.

Uit Johannes 13:12-17 bekijken wij dit nog eens.

Johannes 13:12-17 12 Toen hij dan hun voeten gewassen had en zijn klederen aangedaan en weder plaats genomen had, zeide hij tot hen: Begrijpt gij wat ik u gedaan heb? 13 Gij noemt mij Meester en Here, en gij zegt dat terecht, want ik ben het. 14 Indien nu ik, uw Here en Meester, u de voeten gewassen heb, behoort ook gij elkander de voeten te wassen; 15 want ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook gij doet, gelijk ik u gedaan heb. 16 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, een slaaf staat niet boven zijn heer, noch een gezant boven zijn zender. 17 Indien gij dit weet, zalig zijt gij, als gij het doet. (NBG)

Hier tracht hij aan hen de symboliek uit te leggen omdat zij de volgorde niet kenden zoals wij. Maar deze woorden zijn hier neergeschreven opdat wij zouden verstaan dat er een symboliek was, die zij hadden moeten weten. Uit het begrip dat de Meester en Here de voeten gewassen heeft behoort ook gij elkanders voeten te wassen was toen een gebod van Christus. Het gedachtegoed hierachter moest voor altijd bestendigd worden om in onze gedachten te bevestigen hoe wij elkaar moeten dienen.

Het probleem met de meeste van onze mensen in de twintigste eeuw is dat alles zo prestatiegericht geworden is, dat het moeilijk is om jezelf voortdurend lager te stellen dan andere mensen. De prestatiedrang van onze samenleving is alles beheersend geworden. Mensen worden geleerd om op ieder niveau te wedijveren. Mensen worden geleerd dat zij ongeschikt zijn als zij niet op bepaalde niveaus presteren. Daarom is er een hoge mate van zelfmoord onder onze jongeren. Ook is er vooral bij de jonge mensen in Japan een hoge mate van zelfmoord, voornamelijk veroorzaakt door het prestatiegericht zijn van hun samenleving. Zij worden gedwongen om concurrerend te denken. Zij moeten beter zijn. Zij moeten presteren. Zij moeten naar de Universiteit gaan en zij moeten een graad halen. Hun samenleving duldt geen mensen die niet slagen. Dit komt nu doordat het begrip van beloning voor inspanning uit evenwicht is geraakt. De mensen voeren al deze ideeën door totdat zij het zicht verliezen op de waarde van de afzonderlijke mens en de waarde voor elkaar. Christus zal moeten wederkomen om enkele van de eenvoudige zelfopofferingen te herstellen waarover hij spreekt, en daarmee zouden wij ons moeten bezighouden.

Christus zegt in vers 16 Voorwaar, voorwaar, ik zeg u, een slaaf staat niet boven zijn heer, noch een gezant boven zijn zender. Dit nu is het begrip waarop hij de nadruk legt door zijn eigen plaats onder God te stellen, zodat wij allen zouden begrijpen dat niemand van ons groter is en wij niet de verwachting hebben van de gevallen Heerscharen om het van God over te nemen. Wij wassen elkanders voeten om elkander te tonen dat wij in zelfonderzoek onze eigen plaats ontwikkelen en onze eigen geestelijke verhouding met Jezus Christus.

Nu zullen wij, in navolging van de opdracht van Jezus en zijn voorbeeld elkanders voeten wassen.

***

De symboliek van de voetwassing is tweeledig. Aanvankelijk was het in fysieke vorm, en in 1Korintiërs 10, te beginnen in vers 1, zult u begrijpen dat het fysieke behoud van ons volk ons ten voorbeeld gedaan was, om ons voor te bereiden op deze tweede fase van ons behoud. Door de doop hebben wij deel aan de Heilige Geest, die voor Israël niet toegankelijk was, totdat Christus gekomen was.

1Korintiërs 10:1-13 1 Want ik stel er prijs op, broeders, dat gij weet, dat onze vaderen allen onder de wolk waren, allen door de zee heengingen, 2 allen zich in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee, 3 allen hetzelfde geestelijke voedsel aten, 4 en allen dezelfde geestelijke drank dronken, want zij dronken uit een geestelijke rots, welke met hen medeging, en die rots was de Christus. 5 En toch heeft God in het merendeel van hen geen welgevallen gehad, want zij werden neergeveld in de woestijn. 6 Deze gebeurtenissen zijn ons ten voorbeeld geschied, opdat wij geen lust tot het kwade zouden hebben, zoals zij die hadden. 7 Wordt ook geen afgodendienaars zoals sommigen van hen, gelijk geschreven staat: Het volk zette zich neder om te eten en te drinken, en zij stonden op om te dansen. 8 En laten wij geen hoererij plegen, zoals sommigen van hen deden, en er vielen op een dag drieentwintigduizend. 9 En laten wij de Here niet verzoeken, zoals sommigen van hen deden, en zij kwamen om door de slangen. 10 En mort niet, zoals sommigen van hen deden, en zij kwamen om door de verderf-engel. 11 Dit is hun overkomen tot een voorbeeld voor ons en het is opgetekend ter waarschuwing voor ons, over wie het einde der eeuwen gekomen is. 12 Daarom, wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle. 13 Gij hebt geen bovenmenselijke verzoeking te doorstaan. En God is getrouw, die niet zal gedogen, dat gij boven vermogen verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen, zodat gij ertegen bestand zijt. (NBG)

Vers 6 zou bij ons de alarmklokken in ons hoofd moeten doen luiden. Zij zagen de grote daden. Wanneer iemand van ons daar geweest was, zou hij verbaasd hebben gestaan voor de machtige daden die God gedaan heeft met Israël, toen Hij hen uitleidde onder Mozes tijdens die tocht, de uittocht en de plagen. Als wij deze gebeurtenissen meegemaakt zouden hebben, zouden wij verbaasd gestaan hebben over de macht van God. Het zou vast in ons geheugen gegrift zijn. Maar zij stelden niet hun gedachten af op God. Een van de redenen was dat zij niet de Heilige Geest hadden. Het betekent niet dat wij ook maar iets beter zijn in enig opzicht dan zij waren, behalve dat God ons heeft uitgekozen, om zijn Heilige Geest in ons te doen wonen, om onze vleselijke begeerten te overwinnen en onze eigen problemen. Dat proces is een heel ernstig probleem.

Vers 7 gaat verder met de problemen, die hij zag, namelijk afgoderij.

Vers 11 laat zien dat het hen overkomen was ter waarschuwing. Het was niet een waarschuwing voor hen die gedood werden. Zij zijn dood. Zij werden gedood. Het werd als een waarschuwing aan de rest van Israël gegeven, en het was een veelbetekenende waarschuwing. En het was een waarschuwing voor ons. Vers 12 e.v. laat zien dat ieder van ons verzocht wordt, maar God geeft u geen verzoeking die buiten hetgeen ligt dat u aankan, en Hij geeft u altijd een uitweg wanneer u beproefd wordt. Met andere woorden, er is altijd een deur. Er is altijd een omstandigheid waarbij u zelf kunt kiezen uit twee mogelijkheden en u doet de keuze.

Er staat geschreven: Het volk zette zich neder om te eten en te drinken, en zij stonden op om te dansen, waarbij de kenmerken van de overspelige praktijken uit die tijd worden weergegeven. God is een naijverig God en Hij duldt geen afgoderij. De achterliggende gedachte van overspel is een zonde van de geest. Deze is de zonde, waarbij het volk zijn eigen God de rug toekeerde. Overspel is gewoon de fysiek zonde van afgoderij, wat geestelijke zonde is. Daarom is echtscheiding geoorloofd wegens overspel, omdat God zich van Israël scheidt vanwege afgoderij. God stuurt Israël de woestijn is en God straft Israël vanwege deze zonden.

Door het plegen van overspel gaven deze mensen reeds vooraf een beeld van de beproeving van Christus en de uitverkorenen om Christus te beproeven waarop velen verdelgd werden. Zij gaven op een vleselijk niveau de hogere geestelijke problemen weer, die wij onder ogen moeten zien met de gevallen Heerscharen als deelgenoten van Christus in het altaar en de Zonen Gods. Dus zijn alle dingen gewoon om ons voor te bereiden en te tonen wat ons doel moet zijn en welke maatstaven wij zouden stellen. Dit laat u de minimum hoogte van de lat zien bij hoogspringen, maar ons wordt een polsstok gegeven. Wij springen niet tegen de lat: wij gaan er overheen met de polsstok omdat wij de Heilige Geest hebben en deze mensen niet. Wij hebben hogere maatstaven. Soms kunnen de uitverkorenen niet eens voldoen aan de eenvoudige maatstaven van de heidenen, die geen van allen de Heilige Geest hebben.

1Korintiërs 10:14-20 14 Daarom dan, mijn geliefden, ontvlucht de afgoderij! 15 Ik spreek immers tot verstandige mensen; beoordeelt dan zelf, wat ik zeg. 16 Is niet de beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, een gemeenschap met het bloed van Christus? Is niet het brood, dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus? 17 Omdat het een brood is, zijn wij, hoe velen ook, een lichaam; wij hebben immers allen deel aan het ene brood. 18 Ziet, hoe het gaat bij het Israël naar het vlees: hebben niet zij, die de offers eten, gemeenschap met het altaar? 19 Wat wil ik hiermede dan zeggen? Dat een afgodenoffer iets is, of dat een afgod iets is? 20 Integendeel, dat hun offeren een offeren is aan boze geesten en niet aan God en ik wil niet, dat gij in gemeenschap komt met de boze geesten. (NBG)

Dit nu is een heel belangrijk begrip. Het offer op het altaar bepaalt, wat u bent, wie u aanbidt en met wie u aanbidt. Het altaar waarnaar u gaat bepaalt welke God u aanbidt en wij moeten beseffen dat dit het belangrijkste is. U kunt niet ongestraft voor het altaar van een valse god verschijnen. De straf is de dood.

De Exodus en het Pascha laten de val van de gevallen Heerscharen zien en het plaatsen van andere elohim voor God onze Vader. Er is slechts één waarachtige God en die is God de Vader: en Jezus Christus is Zijn zoon.

1Korintiërs 10:21-22 21 Gij kunt niet de beker des Heren drinken en de beker der boze geesten, gij kunt niet aan de tafel des Heren deel hebben en aan de tafel der boze geesten. 22 Of willen wij de Here tot naijver wekken? Zijn wij soms sterker dan Hij? (NBG)

Er is geen mengelmoes. Wanneer u de leer van de Antichrist voortbrengt en een valse tafel, brengt u een valse god voort. De deelname aan de tafel der boze geesten is verboden. Deelname heeft betrekking op zowel geven als nemen. U kunt geen tienden of offeranden geven aan of ontvangen van valse goden. Tienden en offeranden van zulke kerken zijn duidelijk in overtreding met de geboden in Handelingen 15:19-29; 21:25-26; 1Korintiërs 8:1-13; 1-0:13-33, in het bijzonder vers 21; 2Korintiërs 6:16; 1Tessalonicenzen 1:9-10; 1Johannes 5:20-21 (wat zegt dat er slechts één waarachtige God is en Jezus Christus Zijn zoon is) en Openbaring 2:14, 20. Het is ons zelfs niet geoorloofd om geld van mensen aan te nemen die in dienst zijn van de organisatie van een valse god. Wanneer u niet weet of het vlees is gewijd aan valse of vreemde goden, kunt u het zonder meer eten, omdat u het eet in onwetendheid tot de eer van God. Maar wanneer u de oorsprong weet, heeft u geen keuze. De leer van de drie-eenheid is een valse god.

Er is slechts één brood, het lichaam van Christus, dat ons tot één lichaam maakt, door deel te hebben aan dit ene brood. Er is slechts één beker, de beker des Heren. Verlagen wij Christus door te zeggen dat er slechts één waarachtige God is? Nee, dat doen wij niet. Christus is onze Heer en Meester, maar hij is niet de ene waarachtige God. Christus leeft in mij zoals God in mij leeft en hij leeft in u allen, zoals u allen verlost zijt van de dood.

Door deze symboliek zijn wij apart gezet. De eerste Exodus was om ons uit Egypte te leiden en de natie Israël te vestigen, zodat er een plaats gevestigd kon worden waar God Zijn plan door Zijn profeten kon openbaren.

Jeremia 31:31-34 31 Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal. 32 Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des HEREN. 33 Maar dit is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des HEREN: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. 34 Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren: Kent de HERE: want zij allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord des HEREN, want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken. (NBG)

Wij zullen groeien door de Heilige Geest tot het punt waar wij allen God zullen kennen. Daarom is God het hoofd van Christus en het hoofd van iedere man is Christus. Omdat wij de Heilige Geest hebben, kennen wij God en kennen wij Heilige Geest, een ieder van ons. Dat is de vervulling van de Schrift van Jeremia. Daarom kan een dienaar zichzelf niet plaatsen tussen iemand van ons en Jezus Christus. Geen dienaar kan tegen u zeggen dat u geen bepaalde handeling behoeft te verrichten die vastgelegd is in de Bijbel en u vrijwaren van uw verantwoordelijkheid. Geen oudste heeft de macht om de wet te verkleinen; niemand van ons kan dit.

Het verbond dat gesloten moest worden, vereiste het offer van bloed.

Matteüs 26:26-28 26 En terwijl zij aten, nam Jezus een brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het aan zijn discipelen en zeide: Neemt, eet, dit is mijn lichaam. 27 En hij nam een beker, sprak de dankzegging uit en gaf hun die en zeide: Drinkt allen daaruit. 28 Want dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden. (NBG)

Christus sloot dus een verbond met ons; maar dat verbond vereiste, als alle verbonden, de storting van bloed. Hij werd aangesteld tot onze Hogepriester volgens Hebreeën 8:3.

Hebreeën 8:3 3 Want iedere hogepriester treedt op om gaven en offers te brengen, en om die reden was het noodzakelijk, dat ook deze iets had om te offeren. (NBG)

De hogepriester ging het Heilige der Heiligen binnen voor het bloedoffer. De symboliek leidde tot of verwees naar Christus’ offer als bloedoffer. Christus als hoofd had alleen zichzelf om te offeren. Geen ander offer zou toereikend geweest zijn, noch zou het de wijze aangetoond hebben waarop God denkt, en hoe Hij wilde dat wij zouden denken.

1Korintiërs 10:24 10 Niemand zoeke het zijne, maar wat des anderen is. (NBG)

Dit is het zelfde denken wanneer wij terugkomen op de voetwassing. De aansporing was door Christus, waarbij Christus niet zichzelf zocht, maar ons welzijn; de dingen die van ons waren, en om dat te doen, ging hij het offer aan, waarbij hij zijn leven als een voorbeeld voor ons aflegde, zodat wij ons leven voor elkaar zouden moeten afleggen. Dit beeld van het lichaam van behoud als het brood wordt gezien in Johannes 6:58.

Johannes 6:58 58 Dit is het brood, dat uit de hemel nedergedaald is; niet gelijk de vaderen gegeten hebben en gestorven zijn; wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven. (NBG)

Manna was het prototype, het voorbeeld voor ons, dat wij het brood van Jezus Christus zouden eten. Het brood kwam uit de hemel. Het gaf het beeld weer, dat wij niets konden doen of maken dat voldoende zou zijn. Het was door Christus en zijn offer dat wij de mogelijkheid zouden verkrijgen om Zonen Gods te worden.

Markus 14:22 22 En terwijl zij aten, nam hij een brood, sprak de zegen uit, brak het, gaf het hun en zeide: Neemt, dit is mijn lichaam. (NBG)

Dat wordt nu gedaan.

Here God, Eeuwige Vader, wij vragen uw zegen over het brood en de wijn. Wij vragen om uw inspiratie voor het verstaan van de symbolen. Wij vragen dit in Christus Jezus’ naam. Amen.

Het verbond genoemd door Jeremia in 31:31 ziet niet vooruit naar een toekomstig verbond. Dat verbond kon alleen in deze tijd geweest zijn, en gevestigd op een voortdurende grondslag.

Lukas 24:39 39 Ziet mijn handen en mijn voeten, dat ik het zelf ben; betast mij en ziet, dat een geest geen vlees en beenderen heeft, zoals gij ziet, dat ik heb. (NBG)

Daarom kon het bloed van Christus slechts eenmalig zijn. Toen Christus opgevaren was kon er geen offer meer zijn, omdat hij een geestelijk lichaam zou zijn. Er kon geen verder fase zijn waarop het verbond kon worden ingevoerd. Het werd daar en toen ingevoerd, en is een voortdurend en blijvend verbond. De wijn is het beeld van het offer van de hogepriester, waarbij jaarlijks, door het bloed van stieren, de hogepriester het Heilige der Heiligen binnenging. Christus scheurde door zijn bloed het voorhangsel, en ging eens en voor altijd het Heilige der Heiligen binnen en maakte het ook voor ons mogelijk om binnen te gaan in een relatie met God, door de Heilige Geest te ontvangen. Om dit te doen, moesten wij gereinigd zijn van zonde, hetgeen een beeld was van het offer van Christus.

Hebreeën 1:3 3 Deze, de afstraling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen, die alle dingen draagt door het woord zijner kracht, heeft, na de reiniging der zonden tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de rechterhand van de majesteit in den hoge, (NBG)

Dit offer was tweeledig, en de wijn was ook het beeld van Christus als de wijnstok.

Johannes 15:1-6 1 Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de landman. 2 Elke rank aan mij, die geen vrucht draagt, neemt Hij weg, en elke die wel vrucht draagt, snoeit Hij, opdat zij meer vrucht drage. 3 Gij zijt nu rein om het woord, dat ik tot u gesproken heb; 4 blijft in mij, gelijk ik in u. Evenals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, als zij niet aan de wijnstok blijft, zo ook gij niet, indien gij in mij niet blijft. 5 Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in mij blijft, gelijk ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder mij kunt gij niets doen. 6 Wie in mij niet blijft, is buitengeworpen als de rank en is verdord, en men verzamelt ze en werpt ze in het vuur en zij worden verbrand. (NBG)

Dit beeld van de wijn die voortkomt uit de vrucht is ook een beeld van de Heilige Geest, waarbij iedereen van ons vrucht van de Geest kan voortbrengen door Christus, door de kracht van God. De eenvoudige symboliek van het offer van Christus wordt weergegeven in deze twee symbolen van brood en wijn. Wij zullen nu de wijn gebruiken.

***

Het is wellicht belangrijk om te beseffen, dat het brood en de wijn, waaraan wij zojuist deelgenomen hebben, een nieuwe dimensie toevoegt aan het verstaan van het offer van Christus, dat door het Pascha lam niet verstaan werd. De beenderen van het lam werden nooit gebroken om een beeld te zijn van de beenderen van een rechtvaardig mens, wiens beenderen ongebroken bleven om Psalm 34:20 te vervullen, maar het lichaam van Christus werd gebroken aan het kruis. Het brood geeft het lichaam van Christus weer, dat gevormd wordt door vele verschillende mensen en daarom wordt het brood in verschillende stukken gebroken. Het bloed van het lam werd nooit gedronken, maar wij drinken de wijn als een beeld van het bloed van Christus dat voor ons vergoten is. Er is gezegd dat deze symbolen genomen hebbende, wij naar de volgende dag moeten gaan om te erkennen dat Christus op een verschrikkelijke manier voor ons moest gaan lijden. Wij zullen een van de profetieën bekijken die dit behandelt, en deze staat in Jesaja.

Jesaja 52:13-15 15 Zie, mijn knecht zal voorspoedig zijn, hij zal verhoogd, ja, ten hoogste verheven zijn. 16 Zoals velen zich over u ontzet hebben (zozeer misvormd, niet meer menselijk was zijn verschijning, en niet meer als die der mensenkinderen zijn gestalte) 17 zo zal hij vele volken doen opspringen, om hem zullen koningen verstommen, want wat hun niet verteld was, zien zij, en wat zij niet gehoord hadden, vernemen zij. (NBG)

Jesaja 53:1-12 1 Wie gelooft, wat wij gehoord hebben, en aan wie is de arm des HEREN geopenbaard? 2 Want als een loot schoot hij op voor zijn aangezicht, en als een wortel uit dorre aarde; hij had gestalte noch luister, dat wij hem zouden hebben aangezien, noch gedaante, dat wij hem zouden hebben begeerd. 3 Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en wij hebben hem niet geacht. 4 Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte. 5 Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden. 6 Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de HERE heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen. 7 Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open. 8 Hij is uit verdrukking en gericht weggenomen, en wie onder zijn tijdgenoten bedacht, dat hij is afgesneden uit het land der levenden? Om de overtreding van mijn volk is de plaag op hem geweest. 9 En men stelde zijn graf bij de goddelozen; bij de rijke was hij in zijn dood, omdat hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in zijn mond is geweest. 10 Maar het behaagde de HERE hem te verbrijzelen. Hij maakte hem ziek. Wanneer hij zichzelf ten schuldoffer gesteld zal hebben, zal hij nakomelingen zien en een lang leven hebben en het voornemen des HEREN zal door zijn hand voortgang hebben. 11 Om zijn moeitevol lijden zal hij het zien tot verzadiging toe; door zijn kennis zal mijn knecht, de rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, en hun ongerechtigheden zal hij dragen. 12 Daarom zal Ik hem een deel geven onder velen en met machtigen zal hij de buit verdelen, omdat hij zijn leven heeft uitgegoten in de dood, en onder de overtreders werd geteld, terwijl hij toch veler zonden gedragen en voor de overtreders gebeden heeft. (NBG)

Wij zien dat Jesaja de echte natuur van Christus begrepen had. Wij zien dat Jesaja zag dat Christus sterven moest, gerekend worden onder de overtreders, en toch, dat hij zijn nakroost zou zien. Christus was nu niet gehuwd en had geen kinderen verwekt, en toch zegt deze profetie dat hij zijn nakomelingen zou zien. Deze profetie moet nog vervuld worden. Wij zijn de oorspronkelijke nakomelingen aan Jezus Christus gegeven. Wij zijn ook de bruid van Christus en de onze nakomelingen zullen de tijd van het rechtvaardige oordeel vormen, namelijk de duizend jaar van het millennium. Het nakroost zal verbonden worden met Christus om deze planeet te besturen en de planeet zal in volkomen harmonie zijn met God. Dat is de profetie. Daarom worden wij vergeleken met een bruid. Daarom zullen wij deel worden van de ordening, en wordt Christus eeuwige vader volgens Jesaja 9:6. Hij wordt vader en wij worden zijn bruid en onze nakomelingen zijn de structuur van het millennium; zij die onderwezen zijn in gerechtigheid. Alleen door deze maaltijd kunnen wij dit begrijpen of er deel aan hebben.

Nadat de discipelen aan deze plechtigheden deel genomen hadden, gaf Jezus hen een hartstochtelijke aanwijzing.

Johannes 14:1-31 1 Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in mij. 2 In het huis mijns Vaders zijn vele woningen (anders zou ik het u gezegd hebben) want ik ga heen om u plaats te bereiden; 3 en wanneer ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom ik weder en zal u tot mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar ik ben. 4 En waar ik heenga, daarheen weet gij de weg. 5 Tomas zeide tot hem: Here, wij weten niet, waar gij heengaat; hoe weten wij dan de weg? 6 Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door mij. 7 Indien gij mij kendet, zoudt gij ook mijn Vader gekend hebben. Van nu aan kent gij Hem en hebt gij Hem gezien.

8 Filippus zeide tot hem: Here, toon ons de Vader en het is ons genoeg. 9 Jezus zeide tot hem: Ben ik zolang bij u, Filippus, en kent gij mij niet? Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; hoe zegt gij dan: Toon ons de Vader? 10 Gelooft gij niet, dat ik in de Vader ben en de Vader in mij is? De woorden, die ik tot u spreek, zeg ik uit mijzelf niet; maar de Vader, die in mij blijft, doet zijn werken. 11 Gelooft mij, dat ik in de Vader ben en de Vader in mij is: of anders, gelooft om de werken zelf. 12 Voorwaar, voorwaar, ik zeg u, wie in mij gelooft, de werken, die ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze, want ik ga tot de Vader; 13 en wat gij ook vraagt in mijn naam, ik zal het doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde. 14 Indien gij mij iets vraagt in mijn naam, ik zal het doen. 15 Wanneer gij mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren. 16 En Ik zal de Vader bidden en hij zal u een andere Trooster geven om tot in eeuwigheid bij u te zijn, 17 de Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet hem niet en kent hem niet; maar gij kent hem, want hij blijft bij u en zal in u zijn. 18 Ik zal u niet als wezen achterlaten. ik kom tot u. 19 Nog een korte tijd en de wereld ziet mij niet meer, maar gij ziet mij, want ik leef en gij zult leven. 20 Te dien dage zult gij weten, dat ik in mijn Vader ben en gij in mij en ik in u. 21 Wie mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het, die mij liefheeft; en wie mij liefheeft, zal geliefd worden door mijn Vader en ik zal hem liefhebben en mijzelf aan hem openbaren. 22 Judas, niet Iskariot, zeide tot hem: Here, en hoe komt het, dat gij uzelf aan ons zult openbaren en niet aan de wereld? 23 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Indien iemand mij liefheeft, zal hij mijn woord bewaren en mijn Vader zal hem liefhebben en wij zullen tot hem komen en bij hem wonen. 24 Wie mij niet liefheeft bewaart mijn woorden niet; en het woord, dat gij hoort, is niet van mij, maar van de Vader, die mij gezonden heeft. 25 Dit heb ik tot u gesproken, terwijl ik nog bij u verblijf; 26 maar de Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn naam, die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat ik u gezegd heb. 27 Vrede laat ik u, mijn vrede geef ik u; niet gelijk de wereld die geeft, geef ik hem u. Uw hart worde niet ontroerd of versaagd. 28 Gij hebt gehoord, dat ik tot u gezegd heb; ik ga heen en kom tot u. Indien gij mij liefhadt, zoudt gij u verblijd hebben, omdat ik tot de Vader ga, want de Vader is meer dan ik. 29 En nu heb ik het u gezegd, eer het geschiedt, opdat gij geloven moogt, wanneer het geschiedt. 30 Niet veel zal ik meer met u spreken, want de overste der wereld komt en heeft aan mij niets, 31 maar de wereld moet weten, dat ik de Vader liefheb en zo doe, als mij de Vader geboden heeft. Staat op, laten wij vanhier gaan. (NBG)

In Johannes 14:3 vertelde Christus de discipelen dat hij een plaats voor hen (en voor ons) ging bereiden. De kamers in de Tempel van God werden bewoond door de priesters. De kamers in de Tempel waren in een bepaalde volgorde gebouwd voor bewoning door het priesterschap vanaf de Hogepriester. Elke kamer voor ons bereid, wijst op het feit dat wij aangewezen zijn, een ieder van ons, als priesters voor de levende God. Dit is de betekenis van de woningen die Christus voor ons bereidt.

Uit Johannes 14:4-7 zien wij dat door onze kennis van Jezus Christus, door deel te nemen aan dit offer, wij God leren kennen. Wanneer iemand tegen u zegt dat God een mysterie is en niet te kennen is, dan weet u hieraan dat hij niet bekeerd is en geen deel uitmaakt van de uitverkorenen. Het is namelijk onze taak, door het offer van Jezus Christus, deel te hebben aan de kennis van God. Wanneer u zegt dat God een mysterie is, kent u Hem niet en bent u niet één van Christus. De ene waarachtige God kennen en Zijn zoon Jezus Christus is eeuwig leven (Johannes 17:3). Ontkenning betekent geen deel hebben noch aan onze Vader noch aan Zijn zoon Jezus Christus.

Uit Johannes 14:8-9 zien wij de reden waarom Christus alles aangaande de Vader kon zeggen omdat hij deel had aan de goddelijke natuur. De goddelijke natuur brengt de kenmerken van de Vader over op de zoon, evenals de goddelijke natuur ook de kenmerken van de Vader op ons overbrengt. Wanneer iemand ons ziet, ziet hij de Vader en ziet hij Christus.

Dus volgens Johannes 14:10-12 getuigen de werken zelf (onze werken zijn het bewijs) dat de Vader in ons is.

Uit Johannes 14:13-20 zien wij dat, omdat God aan Christus kracht gaf om te leven, Hij ons kracht heeft gegeven om te leven. Daarom is Christus in de Vader, en de Vader is in ons. Wij zijn in Christus en in de Vader en zij zijn beiden in ons. Iedere ordening die tracht Christus en de Vader te beperken en Christus en de Vader van ons te scheiden is ketterij. Het is een poging om ons geboorterecht te stelen door leugens.

Uit Johannes 14:21-23 is het helemaal duidelijk dat beide zullen komen en hun woning maken in elk van de uitverkorenen die hen liefheeft. Uit vers 24 is het duidelijk dat het houden van Gods geboden noodzakelijk is om de Heilige Geest te behouden en de aanwezigheid in elk van de uitverkorenen van de Vader en de Zoon.

Vers 27 is heel belangrijk. De Heilige Geest bindt ons allen tezamen, de Vader, de Zoon en alle zonen Gods. Iedere zoon van God afzonderlijk is op dezelfde manier met de Vader verbonden. Wij zijn allen medeërfgenamen met Christus, tezamen gebonden met de Vader door de Heilige Geest. Het is de Heilige Geest die Christus en ons allen in staat stelt om elohim te worden.

Uit vers 28 zijn wij verzoend met de Vader. Wanneer de Vader niet groter geweest was zou Hij niet naar Jezus Christus gegaan zijn.

Uit vers 30 zien wij dat de god van deze wereld geen macht heeft over de zonen Gods.

Het is belangrijk de manier te begrijpen waarop de relatie met de Vader bewaard blijft. Het belangrijke aspect hiervan is dat deze door de Heilige Geest in stand gehouden wordt, en door het houden van de geboden, in de liefde van Christus. Wij moeten deel hebben aan het lichaam en bloed van Christus en met Christus één worden voor een doel en dat doel is één te worden met de Vader. Deze dienst van de Maaltijd des Heren is zuiver om ons te verzoenen met God. Het is niet een doel op zichzelf om één te worden met Jezus Christus. Het doel is om één te worden met Jezus Christus om één te worden met God.

Het einde van de Maaltijd des Heren gaat over de Godheid en onze verhouding met God.

Johannes 17:1-3 1 Dit sprak Jezus en hij hief zijn ogen ten hemel en zeide: Vader de ure is gekomen; verheerlijk uw Zoon, opdat uw Zoon U verheerlijke, 2 gelijk Gij hem macht hebt gegeven over alle vlees, om aan al wat Gij hem gegeven hebt, eeuwig leven te schenken. 3 Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt. (NBG)

Er is slechts één waarachtige God en Jezus Christus is Zijn zoon. Hen kennen is eeuwig leven.

Johannes 17:4-5 4 Ik heb U verheerlijkt op de aarde door het werk te voleindigen, dat Gij mij te doen gegeven hebt. 5 En nu, verheerlijk Gij mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die ik bij U had, eer de wereld was. (NBG)

Christus volbracht zijn taak in de verheerlijking van God. Hij vroeg toen om de herbevestiging door deze vervulling in de heerlijkheid die hij met God had voordat de wereld gemaakt werd.

Johannes 17:6-8 6 Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen, die Gij mij uit de wereld gegeven hebt. Zij behoorden U toe en Gij hebt hen mij gegeven en zij hebben uw woord bewaard. 7 Nu weten zij, dat al wat Gij mij gegeven hebt, van U komt, 8 want de woorden, die Gij mij gegeven hebt, heb ik hun gegeven en zij hebben ze aangenomen en in waarheid erkend, dat ik van U ben uitgegaan, en zij hebben geloofd, dat Gij mij gezonden hebt. (NBG)

Christus heeft de naam van God bekend gemaakt aan de mensen, die God aan Christus gegeven had. De uitverkorenen hadden het woord van God bewaard. Zij wisten dat Christus van God kwam. Hij was niet die ene waarachtige God. Zij geloofden wel dat God hem gezonden had.

Johannes 17:9-10 9 Ik bid voor hen; niet voor de wereld bid ik U, maar voor hen, die Gij mij gegeven hebt, want zij zijn van U, 10 en al het mijne is het uwe en het uwe is het mijne, en ik ben in hen verheerlijkt. (NBG)

De onderlinge verhouding van de uitverkorenen met God en Christus is duidelijk uit deze tekst.

Johannes 10:11 11 Ik ben de goede herder. De goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen; (NBG)

Uit vers 11 zien wij dat Christus de naam gegeven is, en vandaar het gezag van God. Het is een Hebreeuws denkpatroon. Waar de naam gegeven is, draagt men de macht van het gezag, dat deze verleend heeft. Daarom werd Mozes elohim genoemd. Christus keerde terug terwijl de uitverkorenen in de wereld achter bleven. Zij waren aan God toevertrouwd. Zowel God als Christus tezamen met de uitverkorenen zijn allen één.

Johannes 17:12 12 Zolang ik bij hen was, bewaarde ik hen in uw naam, welke Gij mij gegeven hebt, en ik heb over hen gewaakt en niemand uit hen is verloren gegaan, dan de zoon des verderfs, opdat de Schrift vervuld werd. (NBG)

In vers 12 wordt gezegd opdat de Schrift vervuld werd. Dit betekent niet dat Judas Iskariot geen keuze had, om hetgeen hij deed. Hij had de kans gekregen voor behoud en viel af. Het is niet zo dat hij het niet had kunnen bereiken. Hij had de kans gehad maar zijn eigen innerlijke boosheid was reeds bekend sinds de grondlegging der wereld. Vanaf het ogenblik dat deze Schriften opgetekend waren, was het al bekend hoe de afloop zou zijn en dat Christus een discipel zou hebben, die hem zou verraden. God is niet gebonden aan onze tijd en ruimte zodat Zijn voorkennis van te voren vastgesteld had dat Judas zou zondigen. God deed hem niet zondigen. God wist gewoon dat hij het doen zou. Dat is een groot verschil.

Johannes 17:13 13 Maar nu kom ik tot U en ik spreek dit in de wereld, opdat zij ten volle mijn blijdschap in zichzelf mogen hebben. (NBG)

Uit vers 13 zien wij dat Christus sprak zodat wij kunnen begrijpen wat met hem ging gebeuren voor onze verlichting en om zijn blijdschap in ons te vervullen.

Johannes 17:14-16 14 Ik heb hun uw woord gegeven en de wereld heeft hen gehaat, omdat zij niet uit de wereld zijn, gelijk ik niet uit de wereld ben. 15 Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor de boze. 16 Zij zijn niet uit de wereld, gelijk ik niet uit de wereld ben. (NBG)

De wereld haat de uitverkorenen omdat zij het woord van God zijn. Christus gaf het woord, de Logos (hier in de accusatief logon) aan de uitverkorenen. Dus de Logos is een uiting van de ware uitspraken van God die niet beperkt zijn tot de persoon van Jezus Christus. Dit staat in tegenstelling met pseudologon uit 1Timoteüs 4:2 vertaald met leugensprekers.

De uitverkorenen zijn geheiligd door de waarheid, welke het woord van God is.

Johannes 17:17 17 Heilig hen in uw waarheid; uw woord is de waarheid. (NBG)

De uitverkorenen worden uitgezonden in de wereld zoals Christus uitgezonden werd als een lam temidden der wolven.

Johannes 17:18-19 18 Gelijk Gij mij gezonden hebt in de wereld, heb ook ik hen gezonden in de wereld; 19 en ik heilig mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid. (NBG)

Vers 19 verwijst naar de heiliging in de waarheid. Waarheid is de heiliging van de Heilige Geest. Christus werd geheiligd door de waarheid zodat wij ook geheiligd konden worden. Er mag onder de uitverkorenen geen leugen bestaan.

Johannes 17:20-21 20 En ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in mij geloven, 21 opdat zij allen een zijn, gelijk Gij, Vader, in mij en ik in U, dat ook zij in ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij mij gezonden hebt. (NBG)

De verzen 20-21 verwijzen naar het feit dat de wereld alleen kan weten dat Christus door God gezonden was door het waarachtige bewijs van ons. Als wij dat niet weerspiegelen, dan is de wereld blind voor het feit dat God Christus gezonden heeft. Het is door ons voorbeeld dat de wereld ziet dat Jezus Christus door God gezonden was en werkelijk zijn doel vervulde. Dat is de verantwoordelijkheid die de uitverkorenen opgelegd is. Soms worden zondaars uitgeroepen om juist de macht van God te tonen. Zij worden hersteld en in beweging gezet in de dienst van de enige waarachtige God, om de machtigen te beschamen (1Korintiërs 1:27).

Wij delen in de heerlijkheid van Christus zodat wij één kunnen worden met God.

Johannes 17:22-23 22 En de heerlijkheid, die Gij mij gegeven hebt, heb ik hun gegeven, opdat zij een zijn, gelijk wij een zijn: 23 Ik in hen en Gij in mij, dat zij volmaakt zijn tot een, opdat de wereld erkenne, dat Gij mij gezonden hebt, en dat Gij hen liefgehad hebt, gelijk Gij mij liefgehad hebt. (NBG)

Uit vers 23 zien wij dat er geen onderscheid is in Gods liefde voor Jezus Christus en Gods liefde voor een ieder van ons. God is geen aannemer van personen. Hij heeft Jezus Christus niet meer lief dan dat Hij een ieder van ons lief heeft, omdat er geen zonde in onze Vader is - en aanzien des persoons is zonde. Indien God Christus meer lief gehad had dan ons, dan zou Hij een aannemer zijn en zondigen. Maar God heeft ons allen gelijk en volkomen lief.

Johannes 17:24-26 24 Vader, hetgeen Gij mij gegeven hebt; ik wil, dat, waar ik ben, ook zij bij mij zijn, om mijn heerlijkheid te aanschouwen, die Gij mij gegeven hebt, want Gij hebt mij liefgehad voor de grondlegging der wereld. 25 Rechtvaardige Vader, de wereld kent U niet, maar ik ken U, en dezen weten, dat Gij mij gezonden hebt; 26 en ik heb hun uw naam bekend gemaakt en ik zal hem bekend maken, opdat de liefde, waarmede Gij mij liefgehad hebt, in hen zij in ik in hen. (NBG)

Eenmaal komt de dag waarop wij de heerlijkheid Gods zullen aanschouwen die Hij aan Christus gegeven heeft.

Hierna zongen Christus en de discipelen een lofzang en vertrokken.

Markus 14:26 26 En na de lofzang gezongen te hebben, vertrokken zij naar de Olijfberg. (NBG)

De dienst wordt gesloten door de lofzang te zingen: De Heer is mijn Herder.

q