Christen Gemeenten van God

[228]

 

 

 

 

Lazarus en de rijke man [228]

(Uitgave 1.0)

De gelijkenis van Lazarus en de rijke man wordt door het traditionele Christendom gebruikt voor een aantal onjuiste doeleinden. Zo wordt wordt deze gebruikt om hun leerstellingen over de ziel te ondersteunen en ook hun leerstellingen over hemel en hel als de verblijfplaatsen van de doden. Wat is eigenlijk de betekenis van deze gelijkenis en aan wie was deze gericht?

 

Christian Churches of God

P.O. Box 369, WODEN ACT 2606, AUSTRALIA

E-mail: secretary@ccg.org

(Copyright ã 1997 Wade Cox)

Dit artikel mag kosteloos gekopieerd en verspreid worden, mits het in zijn geheel weergegeven wordt, zonder veranderingen of weglatingen. De naam van de uitgever en het kopijrecht moeten vermeld zijn. Geen betaling mag verlangd worden van hen die de kopieën ontvangen. Korte aanhalingen zijn toegestaan in recensies en overzichten zonder het kopijrecht te schenden.

Dit artikel is te verkrijgen van het Wereld Wijde Web pagina:
http://www.logon.org and http://www.ccg.org

 

Lazarus en de rijke man [228]

De gelijkenis van Lazarus en de rijke man wordt door het traditionele Christendom gebruikt voor een aantal onjuiste doeleinden. Zo wordt deze gebruikt om hun leerstellingen over de ziel te ondersteunen en ook hun leerstellingen over hemel en hel als de verblijfplaats van de doden. Wat is eigenlijk de betekenis van deze gelijkenis en tot wie was deze in hoofdzaak gericht?

Om de gelijkenis van Lazarus en de rijke man te begrijpen en ook waarom Christus deze gelijkenis vertelde en tot wie deze gericht was, moeten wij eerst naar de geschiedenis van Lazarus gaan. Hierin vinden wij een aantal boodschappen en lessen die centraal staan in de leerstellingen van de Gemeente en ook de boodschap van Christus aan de Joden.

Zoals wij zullen zien, kan de gelijkenis niet de leer van een onsterfelijke ziel en het bestaan van hemel en hel als de verblijfplaats van de doden, ondersteunen.

 

De opwekking van Lazarus

Wij vinden deze bekende geschiedenis in Johannes 11 en 12.

Dit wonder was het fundamentele wonder dat de Joden deed besluiten om Christus te doden. In deze geschiedenis zien wij ook een weloverwogen wijze van handelen volgens het plan van Messias.

Johannes 11:1-4 1 Er was iemand ziek, Lazarus van Betanië, het dorp van Maria en haar zuster Marta. 2 Maria was het, die de Here gezalfd had met mirre en zijn voeten met haar haren had afgedroogd. En haar broeder Lazarus was ziek. 3 De zusters dan zonden Hem het bericht: Here, zie, die Gij liefhebt, is ziek. 4 Toen Jezus het hoorde, zeide Hij: Deze ziekte is niet ten dode, maar ter ere Gods, opdat de Zoon van God erdoor verheerlijkt worde. (NBG)

Hier zien wij dat Messias volgens een weloverwogen plan ging handelen om God te verheerlijken en te bewijzen dat hijzelf de Zoon van God was. Het wonder op zich was in feite het bewijs dat hij de Messias was, waarop de Hogepriester Kajafas zijn profetie baseerde.

In dit tekstgedeelte zien wij dat Maria rechtstreeks beroep doet op Messias voor haar broer, gegrond op diens liefde voor hem. De tekst maakt duidelijk dat Messias de gehele familie erg toegenegen was. Toch zien wij, dat hij, toen hij hoorde dat Lazarus ziek was, twee dagen talmde alvorens naar Betanië in Judea te vertrekken. Hij verkeerde in gevaar, want zij wilden hem stenigen en zijn discipelen wisten dit, zoals wij kunnen zien in vers 8.

Johannes 11:5-8 5 Jezus nu had Marta en haar zuster en Lazarus lief. 6 Toen Hij dan hoorde, dat hij ziek was, bleef Hij daarop nog twee dagen ter plaatse, waar Hij was; 7 daarna echter zeide Hij tot zijn discipelen: Laten wij weder naar Judea gaan. 8 De discipelen zeiden tot Hem: Rabbi, onlangs trachtten de Joden U te stenigen en gaat Gij weder daarheen? (NBG)

Jezus was niet bevreesd, maar dat was niet de reden waarom hij ging. Hij had gesproken over het licht van de wereld. Hij sprak ook hier over de lengte van de dag en de nacht en over de geestelijke betekenis van licht en duisternis.

Johannes 11:9-11 9 Jezus antwoordde: Gaan er geen twaalf uren in een dag? Als iemand overdag loopt, stoot hij zich niet, omdat hij het licht van deze wereld kan zien; 10 maar wanneer iemand bij nacht loopt, stoot hij zich, omdat het licht niet in hem is. 11 Zo sprak Hij en daarna zeide Hij tot hen: Lazarus, onze vriend is ingeslapen, maar Ik ga daarheen om hem uit de slaap te wekken. (NBG)

Jezus sprak hier wel over slaap, maar bedoelde de dood. Hij liet zien dat Lazarus een uitbeelding van de Gemeente was. Voor de Gemeente is de dood gewoon als slaap, in afwachting van de opstanding. Door deze handeling verwees Jezus naar de opstanding van de Gemeente bij zijn wederkomst als Messias. De discipelen hadden deze boodschap nog niet begrepen. Ook hadden zij er geen idee van wat hij zou doen. Zij waren van mening dat als Lazarus goed zou slapen, dat dit hem goed zou doen.

Johannes 11:12-13 12 De discipelen zeiden dan tot Hem: Here, als hij slaapt, zal hij herstellen. 13 Doch Jezus had het bedoeld van zijn dood; zij echter meenden, dat Hij het van de rust van de slaap bedoelde. (NBG)

Lazarus sliep echter niet. Hij was dood en Christus maakte dat hun toen duidelijk.

Johannes 11:14-16 14 Toen zeide Jezus ronduit tot hen: Lazarus is gestorven, 15 en het verblijdt Mij om u, dat Ik daar niet geweest ben, opdat gij tot geloof komt; maar laten wij tot hem gaan. 16 Tomas dan, genaamd Didymus, zeide tot zijn medediscipelen: Laten wij ook gaan om met Hem te sterven. (NBG)

Messias maakte hier duidelijk dat hij daar niet wilde zijn omdat dit hem beperkt zou hebben in het tonen van zijn macht in de opwekking uit de doden.

Het valt uit de woorden van Tomas niet op te maken of hij sarcastisch was of niet. De afwezigheid van enige aanduiding van ironie in het Grieks zou eerder betekenen dat Tomas onmiddellijk de betekenis zag van de opwekking en de bedoeling van Messias inzag om een belangrijk wonder te doen.

Zij lieten zoveel tijd verstrijken totdat Lazarus vier dagen in het graf gelegen had. Hij was toen wettelijk dood — langer dan de vereiste periode van drie dagen. Betanië lag ongeveer drie kilometer van Jeruzalem af aan de andere kant van de Olijfberg en het was dus een uitstekende gelegenheid om te getuigen voor de Joden van Jeruzalem en de Tempel.

Johannes 11:17-19 17 Toen Jezus dan aankwam, bevond Hij, dat hij reeds vier dagen in het graf lag. 18 Betanië nu was dichtbij Jeruzalem gelegen, op een afstand van ongeveer vijftien stadiën. 19 Velen uit de Joden waren tot Marta en Maria gekomen om haar te troosten over haar broeder. (NBG)

Zij waren bij Maria en Marta. Toch kwam alleen Marta naar Christus met de uiting van haar geloof in zijn macht over de opwekking. Hieruit zou een verkeerde gedachte ten opzichte van Maria op kunnen komen. Dit is niet waar. Zij moest thuis blijven voor de andere gasten en treurenden.

Johannes 11:20-28 20 Toen nu Marta hoorde, dat Jezus kwam, ging zij Hem tegemoet, doch Maria bleef in huis zitten. 21 Marta dan zeide tot Jezus: Here, indien Gij hier geweest waart, zou mijn broeder niet gestorven zijn. 22 Ook nu weet ik, dat God U geven zal al wat Gij van God begeert. 23 Jezus zeide tot haar: Uw broeder zal opstaan. 24 Marta zeide tot Hem: Ik weet, dat hij zal opstaan bij de opstanding ten jongsten dage. 25 Jezus zeide tot haar: Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, 26 en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven; gelooft gij dat? 27 Zij zeide tot Hem: Ja, Here, ik heb geloofd, dat Gij zijt de Christus, de Zoon van God, die in de wereld komen zou. 28 En na deze woorden ging zij heen en riep haar zuster Maria in stilte en zeide: Daar is de Meester en Hij roept u. (NBG)

Hier zien wij de ware bedoeling achter het thuisblijven van Maria. Marta had haar in stilte alles verteld en haar op de hoogte gebracht. De zaak is dan duidelijk. Zij wensten geen enkele aanwijzing te geven dat Christus er was, mogelijk omdat dit misschien een steniging tot gevolg gehad kon hebben, mogelijk door Tomas in vertrouwen verteld. Maria reageerde onmiddellijk. Het geloof van deze twee vrouwen in de macht van Messias als de Zoon van God over de dood door de opwekking staat hier centraal. Maria was duidelijk heel verdrietig. De reacties van de gasten bevestigen dit.

Johannes 11:29-32 29 En toen zij dat hoorde, stond zij ijlings op en ging tot Hem; 30 Jezus was echter nog niet in het dorp gekomen, maar bevond Zich nog op de plaats, waar Marta Hem ontmoet had. 31 De Joden dan, die met haar in het huis waren en haar troostten, zagen Maria ijlings opstaan en naar buiten gaan en zij volgden haar, vermoedende, dat zij naar het graf ging om daar te wenen. 32 Toen Maria dan kwam, waar Jezus was en Hem zag, viel zij Hem te voet en zeide tot Hem: Here, indien Gij hier geweest waart, zou mijn broeder niet gestorven zijn. (NBG)

Hier zien wij haar verwijt uit verdriet en haar geloof in de macht van Christus maar nog niet van de macht over de dood. Messias was diep bewogen in zijn geest over dit probleem door de uitwerking die het had op Maria.

Johannes 11:33-36 33 Toen Jezus haar dan zag wenen en ook de Joden, die met haar medegekomen waren, zag wenen, werd Hij verbolgen in de geest en diep ontroerd, 34 en Hij zeide: Waar hebt gij hem gelegd? Zij zeiden tot Hem: Here, kom en zie. 35 Jezus weende. 36 De Joden dan zeiden: Zie, hoe lief Hij hem had! (NBG)

Het Griekse woord embrimaomi, wat vertaald is met verbolgen kent de betekenis van zoals een paard briest, en geeft daarom een heel diepe emotie weer. De Statenvertaling gebruikt de betere vertaling zeer bewogen. En die diepe bewogenheid bracht hem in tranen.

Deze bewogenheid kwam waarschijnlijk door de gedachten en gevoelens die Christus bespeurde en zijn bewogenheid veroorzaakten. Het uiten van de gevoelens veroorzaakte opnieuw zijn verdriet.

Johannes 11:37-38 37 Maar sommigen van hen zeiden: Had Hij, die de ogen van blinden heeft geopend, niet kunnen maken, dat ook deze niet stierf? 38 Jezus dan, wederom bij Zichzelf verbolgen, ging naar het graf; dit nu was een spelonk en er lag een steen tegenaan. (NBG)

De hele gebeurtenis wijst vooruit naar de dood en martelaarschap van de uitverkorenen door vervolging en over de hele tijdspanne tot aan de wederkomst. Lazarus was een beeld van de Gemeente. Christus’ volgelingen, net als alle mensen, moeten sterven, veroorzaakt door het falen van Adam.

Zij zouden weer leven door hem en de latere komst van de Heilige Geest met Pinksteren.

Door Messias, de tweede Adam, zullen zij in de opstanding zijn. Maar zoals zij hem ter dood brachten, tracht de wereld zijn volgelingen te doden. Deze vervolging zal op meer of minder georganiseerde wijze blijven doorgaan, totdat hij wederkomt om hen te behouden, die hem vurig verwachten.

Deze eerste keer kwam hij om de zondaars te verzoenen. Hier zag hij vooruit door de Jubeljaren heen tot zijn wederkomst en dat veroorzaakte het verdriet van Messias. Hij kon Lazarus opwekken, maar het komende martelaarschap van de uitverkorenen was een zaak van God de Vader evenals dat van zijn eigen dood.

Wij gaan nu verder met de beschrijving van het wonder zelf.

Marta had uiting gegeven van haar geloof in zijn macht en hem gevraagd om een wonder te doen, maar zij begreep niet, toen het wonder op het punt stond te gebeuren, wat Jezus zou gaan doen.

Dit weerspiegelt ook de geestelijke toestand van de Gemeente in de laatste der dagen vóór de wederkomst van Messias en de eerste opstanding van de uitverkorenen.

Johannes 11:39-40 39 Jezus zeide: Neemt de steen weg! Marta, de zuster van de gestorvene, zeide tot Hem: Here, er is reeds een lijklucht, want het is al de vierde dag. 40 Jezus zeide tot haar: Heb Ik u niet gezegd, dat gij, indien gij gelooft, de heerlijkheid Gods zien zult? (NBG)

Hier vermaande Messias haar omdat zij niet gedachtig was aan de belofte, die hij haar gedaan had. Dit is ook het probleem van de Gemeente in het laatst der dagen. Marta is het beeld van de Gemeente, die aan het werk is en vermoeid door de zorgen van de wereld waardoor het uitzicht vervaagt op de belofte van God en de spoedige wederkomst van de koning in heerlijkheid en macht.

Johannes 11:41-42 41 Zij namen dan de steen weg. En Jezus sloeg de ogen opwaarts en zeide: Vader, Ik dank U, dat Gij Mij gehoord hebt. 42 Zelf wist Ik, dat Gij Mij altijd verhoort, maar ter wille van de schare, die rondom Mij staat, heb Ik gesproken, opdat zij geloven, dat Gij Mij gezonden hebt. (NBG)

Dit gebed is opgeschreven niet om God te leren maar ons. De woorden toonden de macht van Messias aan als de Zoon van God en tekenden de betekenis van gebed op en onze verhouding met God de Vader, Die ons altijd verhoort.

Johannes 11:43-44 43 En na dit gezegd te hebben, riep Hij met luider stem: Lazarus, kom naar buiten! 44 De gestorvene kwam naar buiten, de voeten en de handen gebonden met grafdoeken, en er was een zweetdoek om zijn gelaat gebonden. Jezus zeide tot hen: Maakt hem los en laat hem heengaan. (NBG)

Het moet een ontroerend gezicht geweest zijn. Het gevolg was dat zij, die geen persoonlijk belang nastreefden, het zonder nader onderzoek aanvaardden, en dat zij, die aan de kant van het priesterschap stonden, er aanstoot aan namen.

Johannes 11:45-46 45 Velen der Joden dan, die tot Maria gekomen waren en aanschouwd hadden wat Hij gedaan had, geloofden in Hem; 46 maar sommigen van hen begaven zich naar de Farizeeën en zeiden hun, wat Jezus gedaan had. (NBG)

Dit vormde toen de aanleiding tot de gebeurtenissen van het Pascha. De Farizeeën zagen nu dat zij moesten handelen. Wanneer de mensen Christus geloofden, dan zou het priesterschap geen toekomst meer hebben, omdat zijn boodschap hun positie erin ondermijnde. Tot op de huidige dag is dit nog steeds het probleem voor Juda, tot aan de leken toe, omdat het heil nu komt uit de niet-joden.

Johannes 11:47-48 47 De overpriesters en de Farizeeën dan riepen de Raad samen en zeiden: Wat doen wij, want deze mens doet vele tekenen? 48 Als wij Hem zo laten geworden, zullen allen in Hem geloven en de Romeinen zullen komen en ons zowel onze plaats als ons volk ontnemen. (NBG)

Hier zien wij dat de hogepriester ontsteld was over de verbijsterende onwetendheid van zijn eigen volk. Hij begreep de Schriften niet, die verlangden dat Messias eerst als priester Messias moest sterven, voordat hij kon komen als koning Messias. Hij sprak toen tot hen, daartoe bewogen door de Heilige Geest van God.

Johannes 11:49-52 49 Maar één van hen, Kajafas, de hogepriester van dat jaar, zeide tot hen: Gij weet niets, 50 en gij beseft niet, dat het in uw belang is, dat één mens sterft voor het volk en niet het gehele volk verloren gaat. 51 Doch dit zeide hij niet uit zichzelf, maar als hogepriester van dat jaar profeteerde hij, dat Jezus zou sterven voor het volk, 52 en niet alleen voor het volk, maar om ook de verstrooide kinderen Gods bijeen te vergaderen. (NBG)

Hier zien wij dat de profetie niet alleen voor de natie Juda gold, maar ook voor de kinderen Gods die verstrooid waren. Hier zien wij dat toen dit ook gezien werd als geldend voor de verstrooide stammen en dat het heil verder dan Juda en het Levitische priesterschap uitgebreid werd. Daarom deden zij, wat zij altijd gedaan hadden met de profeten en wat zij later met de Gemeente zouden doen. Zij trachtten hem te vermoorden.

Johannes 11:53-54 53 Sinds die dag dan beraadslaagden zij om Hem te doden. 54 Jezus dan bewoog Zich niet meer vrij onder de Joden, maar vertrok vandaar naar de landstreek dicht bij de woestijn, naar een stad, Efraïm genaamd, en Hij bleef daar met zijn discipelen. (NBG)

Het is niet toevallig dat Messias vandaar naar de stad Efraïm ging. Hij gaf hiermee aan dat de kracht van de Heilige Geest van Juda weggenomen zou worden en gegeven aan een natie, die wel de vruchten van het Koninkrijk Gods en de Heilige Geest zou tonen.

Johannes 11:55-56 55 Nu was het Pascha der Joden nabij en velen van het land gingen op naar Jeruzalem, nog vóór het Pascha, om zich te reinigen. 56 Zij zochten dan naar Jezus en spraken onder elkander, terwijl zij in de tempel stonden: Wat dunkt u? Zou Hij wel op het feest komen? (NBG)

De reiniging vond plaats volgens de wet. De ontzondiging van hen die onopzettelijk en onwetend gezondigd hadden, vond plaats op de zevende dag van de eerste maand. Het apart zetten van Messias als het lam vond plaats op de tiende dag.

Johannes 11:57 57 De overpriesters en de Farizeeën nu hadden voorschriften gegeven, dat, indien iemand wist, waar Hij Zich bevond, hij het zou opgeven, opdat zij Hem konden grijpen. (NBG)

 

Het verhaal wordt weer opgenomen zes dagen vóór Pascha in Betanië. Dit was in het huis van Lazarus en diens zusters. Hier zien wij dat het Maria was, die hem zalfde met mirre, volgend op het wonder van de opwekking van haar broer. Zij begreep nu ook uit dat wonder, dat Messias sterven moest.

Johannes 12:1-6 1 Jezus dan kwam zes dagen vóór het Pascha te Betanië, waar Lazarus was, die Jezus uit de doden had opgewekt. 2 Zij richtten daar dan een maaltijd voor Hem aan en Marta bediende, en Lazarus was één van hen, die met Hem aan tafel waren. 3 Maria nam dan een pond echte, kostbare nardusmirre, en zij zalfde de voeten van Jezus en droogde zijn voeten af met haar haren; en de geur der mirre verspreidde zich door het gehele huis. 4 Maar Judas Iskariot, één van zijn discipelen, die Hem verraden zou, zeide: 5 Waarom is deze mirre niet voor driehonderd schellingen verkocht en aan de armen gegeven? 6 Maar dit zeide hij niet, omdat hij zich om de armen bekommerde, maar omdat hij een dief was en als beheerder der kas de inkomsten wegnam. (NBG)

Judas was verstrikt geraakt in zijn eigen begeerten. Hij was vleselijk en hij wilde een Messias die zou heersen en hem dan ook macht verlenen. Hij verkocht Messias, omdat hij wist dat zij allen vervolgd zouden worden. Hij was niet verschillend van al die televisie-evangelisten en dominees die zich vooral in de Engels sprekende wereld verspreiden en in het bijzonder in de Verenigde Staten van Amerika. De Gemeente Gods is door deze mooiweer geldwisselaars door de eeuwen heen vervolgd geweest.

Johannes 12:7-11 7 Jezus dan zeide: Laat haar begaan en het bewaren voor de dag mijner begrafenis; 8 want de armen hebt gij altijd bij u, maar Mij hebt gij niet altijd. 9 De grote menigte uit de Joden dan kwam te weten, dat Hij daar was, en zij kwamen niet alleen om Jezus, maar ook opdat zij Lazarus zouden zien, die Hij uit de doden had opgewekt. 10 En de overpriesters beraadslaagden om ook Lazarus te doden, 11 daar vele der Joden ter wille van hém kwamen en in Jezus geloofden. (NBG)

Lazarus was het levende bewijs van het wonder en hij moest daarom ook sterven. Lazarus was het type van de Gemeente en werd vervolgd voor zijn vriendschap met Messias en het getuigenis dat dit gaf.

De volgende dag was het de vijfde dag vóór het Pascha, de tiende van de maand, en hij werd op die dag afgezonderd als het lam vanaf die dag. Hij werd toegejuicht als koning door hen, die de wonderen gezien hadden die hij gedaan had. Zij verwachtten nu dat hij zou optreden als koning Messias — niet als een offer.

Johannes 12:12-19 12 De volgende dag, toen de grote menigte, die voor het feest gekomen was, hoorde, dat Jezus naar Jeruzalem kwam, 13 namen zij palmtakken, gingen uit Hem tegemoet, en riepen: Hosanna, gezegend Hij, die komt in de naam des Heren! en: De koning van Israël! 14 En Jezus vond een jonge ezel en Hij ging erop zitten, gelijk geschreven is: 15 Wees niet bevreesd, dochter Sions, zie, uw Koning komt, gezeten op het veulen van een ezel. 16 Dit begrepen zijn discipelen aanvankelijk niet, maar toen Jezus verheerlijkt was, toen herinnerden zij zich, dat dit met het oog op Hem geschreven was en dat zij dit met Hem gedaan hadden. 17 De schare dan, die bij Hem geweest was, toen Hij Lazarus uit het graf geroepen en hem uit de doden opgewekt had, getuigde daarvan. 18 Daarom ging de schare Hem ook tegemoet, omdat zij gehoord hadden, dat Hij dit teken gedaan had. 19 De Farizeeën dan zeiden tot elkander: Gij ziet voor uw ogen, dat gij niets bereikt; zie, de gehele wereld loopt Hem na. (NBG)

De Farizeeën, die later de rabbinale ordening zouden vormen, zagen hun positie bedreigd.

Het inzicht dat Messias als priester zou komen werd reeds geleerd onder de Essenen (zie Geza Vermes De Dode Zee Rollen betr. de Damascus rol Regel VII en het fragment uit grot IV). Uit wat wij nu weten door de vondsten van de Genizah in Massada schijnen de Zeloten met hen samengewerkt te hebben.

De verhalen verspreidden zich over de diaspora en mensen verlangden hem te zien. Dit was voor Messias de aanwijzing dat zijn tijd gekomen was.

Johannes 12:20-26 20 Er waren enige Grieken onder hen, die opgingen om op het feest te aanbidden: 21 dezen dan gingen tot Filippus, die van Betsaïda in Galilea was, en vroegen hem en zeiden: Heer, wij zouden Jezus wel willen zien. 22 Filippus ging en zeide het aan Andreas; Andreas en Filippus gingen en zeiden het aan Jezus. 23 Maar Jezus antwoordde hun en zeide: De ure is gekomen, dat de Zoon des Mensen moet verheerlijkt worden. 24 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, indien de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij op zichzelf; maar indien zij sterft, brengt zij veel vrucht voort. 25 Wie zijn leven liefheeft, maakt dat het verloren gaat, maar wie zijn leven haat in deze wereld, zal het bewaren te eeuwigen leven. 26 Indien iemand Mij wil dienen, hij volge Mij, en waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn. Indien iemand Mij dienen wil, de Vader zal hem eren. (NBG)

Dezelfde boodschap werd hier voor de Gemeente opgetekend. Door het getuigenis en de dood werd veel vrucht voortgebracht. Zo brengen wij ook vrucht voort door onze offers als Christenen. Niemand kan ons bevrijden van de plichten die ons opgelegd zijn als Gemeente. Lazarus moest sterven voor zijn betrokkenheid met Christus. Maar de belangrijke betekenis was, dat hij en ieder ander wist dat Messias de macht had om hem uit de doden op te wekken, wanneer de tijd daartoe gekomen was op aanwijzing van de ene, ware God.

Johannes 12:27-29 27 Nu is mijn ziel ontroerd, en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit deze ure! Maar hiertoe ben Ik in deze ure gekomen. 28 Vader, verheerlijk uw naam! Toen kwam een stem uit de hemel: Ik heb hem verheerlijkt, en Ik zal hem nogmaals verheerlijken! 29 De schare dan, die daar stond en toehoorde, zeide, dat er een donderslag geweest was; anderen zeiden: Een engel heeft tot Hem gesproken. (NBG)

Niemand heeft ooit God gehoord, en het antwoord hierop vinden wij in de tekst. Een engel sprak, zodat het getuigenis aan de mensen gegeven kon worden dat de Vader betrokken was en de gehele gebeurtenis in zijn handen had.

Johannes 12:30-33 30 Jezus antwoordde en zeide: Niet om Mij is die stem er geweest, maar om u. 31 Nu gaat er een oordeel over deze wereld; nu zal de overste dezer wereld buitengeworpen worden; 32 en als Ik van de aarde verhoogd ben, zal Ik allen tot Mij trekken. 33 En dit zeide Hij om aan te duiden, welke dood Hij sterven zou. (NBG)

In deze de profetie zien wij dat de overste van deze wereld buitengeworpen wordt. Hij werd op de aarde geworpen en vervolgde de vrouw in toorn.

Christus wist hoe hij moest sterven en liet hierbij zien hoe God dit alles bestuurde.

Johannes 12:34-36 34 De schare dan antwoordde Hem: Wij hebben uit de wet gehoord, dat de Christus in eeuwigheid blijft; hoe kunt Gij dan zeggen, dat de Zoon des mensen verhoogd moet worden? Wie is deze Zoon des mensen? 35 Jezus dan zeide tot hen: Nog een korte tijd is het licht onder u. Wandelt, terwijl gij het licht hebt, opdat de duisternis u niet overvalle; en wie in de duisternis wandelt, weet niet, waar hij heengaat. 36 Gelooft in het licht zolang gij licht hebt, opdat gij kinderen des lichts moogt zijn. Dit sprak Jezus en Hij ging heen en verborg Zich voor hen. (NBG)

De mensen begonnen zich nu af te vragen wat Christus zei. Zij wilden niet een Zoon des mensen die gekruisigd zou worden. Zij wilden een Zoon van God die overwinnend zou zijn. Zij wilden bevrijd worden van het Romeinse juk en ook van het Edomitische koningschap.

Johannes 12:37-41 37 En hoewel Hij zovele tekenen voor hun ogen gedaan had, geloofden zij niet in Hem, 38 opdat het woord van de profeet Jesaja vervuld werd, dat Hij sprak: Here, wie heeft geloofd, wat hij van ons hoorde: En aan wie is de arm des Heren geopenbaard? 39 Hierom konden zij niet geloven, omdat Jesaja elders gezegd heeft: 40 Hij heeft hun ogen verblind en hun hart verhard, dat zij niet met hun ogen zien, met hun hart verstaan en zich bekeren, en Ik hen geneze. 41 Dit zeide Jesaja, omdat hij zijn heerlijkheid zag en van Hem sprak. (NBG)

Dit voorbeeld laat zien dat er maar heel weinig uitverkorenen waren en het is ook geprofeteerd, dat het er maar weinigen zouden zijn. Juda als volk zou zijn positie bijna twee duizend jaar lang kwijtraken. Slechts afzonderlijke mensen zouden er in slagen om als uitverkorenen deelachtig te worden aan de ordening van Messias. Velen zouden lijden als Lazarus. Vele oversten of aristocraten, die ook uit de Saduceeën kwamen, geloofden in Messias.

Johannes 12:42-43 42 En toch geloofden zelfs uit de oversten velen in Hem, maar ter wille van de Farizeeën kwamen zij er niet voor uit, om niet uit de synagoge te worden gebannen; 43 want zij waren gesteld op de eer der mensen, meer dan op de eer van God. (NBG)

Het fundamentele probleem met de Gemeente is dat velen, die er in komen, meer gesteld zijn op de eer van mensen dan op die van God. Dit heeft meer dan iets anders geleid tot het verbrijzelen van de theologie

Het geloof is dat zij die in Christus geloven, niet hem geloven maar in God, die hem gezonden heeft.

Johannes 12:44-45 44 Jezus riep en zeide: Wie in Mij gelooft, gelooft niet in Mij, maar in Hem, die Mij gezonden heeft; 45 en wie Mij aanschouwt, aanschouwt Hem, die Mij gezonden heeft. (NBG)

Dit denkbeeld en deze tekst worden door het merendeel van het Christendom niet meer begrepen.

Christus oordeelt hen niet die het horen en niet begrijpen omdat zij nog niet onder het oordeel vallen. Christus was niet gekomen om de wereld te oordelen maar om die te behouden, en daarom is hun tijd van oordeel nog niet gekomen. Alleen het huis Gods valt nu onder het oordeel.

Johannes 12:46-48 46 Ik ben als een licht in de wereld gekomen, opdat een ieder, die in Mij gelooft, niet in de duisternis blijve. 47 En indien iemand naar mijn woorden hoort, maar ze niet bewaart, Ik oordeel hem niet, want Ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, doch om de wereld te behouden. 48 Wie Mij verwerpt en mijn woorden niet aanneemt, heeft een, die hem oordeelt: het woord, dat Ik heb gesproken, dat zal hem oordelen ten jongsten dage. (NBG)

Dus hun oordeel is in de laatste der dagen en het is naar Gods woord dat zij geoordeeld zullen worden. Voor hen is er een oordeel van beslissing en correctie of krisis.

Johannes 12:49-50 49 Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, die Mij heeft gezonden, heeft zelf Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen en spreken moet. 50 En Ik weet, dat zijn gebod eeuwig leven is. Wat Ik dan spreek, spreek Ik zó, als de Vader Mij gezegd heeft. (NBG)

De Vader gebiedt wat Messias zegt en wat wij allen zeggen. Denkt niet wat u zeggen zult — het zal u gegeven worden. Zoals Lazarus werd opgewekt zo zou God ook Jezus Christus opwekken.

Zo werd het toneel klaargemaakt voor de allerbelangrijkste gebeurtenis in de geschiedenis van de mensheid. De bijzonderheden, namelijk de kruisiging en de opstanding, worden besproken in het artikel Tijd van de kruisiging en opstanding [159].

 

De gelijkenis

Wij gaan nu verder de gelijkenis van Lazarus en de rijke man te onderzoeken in het licht van deze geschiedenis van Lazarus, die in het middelpunt van de opstanding staat.

De gelijkenis wordt gevonden in Lukas 16. Deze gelijkenis volgt in feite op een vorige gelijkenis, die zowel verwijst naar de Farizeeën als het Judaïstische systeem. Wij zullen beide onderzoeken om beter te kunnen verstaan, wat Christus zei.

Lukas 16:1-2 1 Hij zeide ook tot zijn discipelen: Er was een rijk man, die een rentmeester had. Van deze werd hem aangebracht, dat hij zijn bezit verkwistte. 2 En hij liet hem roepen en zeide tot hem: Wat hoor ik daar van u? Doe verantwoording van uw beheer, want gij kunt niet langer rentmeester blijven. (NBG)

Hier verwees Messias naar het priesterschap, dat het beheer gekregen had over de woorden Gods (zie het artikel De woorden van God [184]). Zij hadden gefaald in hun rentmeesterschap en dit rentmeesterschap zou van hen weggenomen worden.

Daarop bedachten zij een plan om de wetten van God te verdraaien en daardoor hun positie beter aanvaardbaar te maken voor de ordening van de wereld. Zij deden dit later door de vernietiging van werkelijk ieder enkel aspect van de wetten van God. De kalender werd veranderd om er zeker van te zijn dat niets op de juiste dagen gehouden kon worden. Zij keerden zich tegen de Gemeente, die de belofte van het verbond was, en trachtten die te vernietigen.

Lukas 16:3-9 3 De rentmeester zeide bij zichzelf: Wat moet ik doen? Want mijn heer ontneemt mij mijn rentmeesterschap. Spitten kan ik niet, voor bedelen schaam ik mij. 4 Ik weet, wat ik doen zal, opdat zij mij, wanneer ik uit mijn rentmeesterschap ontzet ben, in huis zullen nemen. 5 En hij ontbood de schuldenaars van zijn heer één voor één bij zich. Hij zeide tot de eerste: Hoeveel zijt gij mijn heer schuldig? 6 Hij zeide: honderd vaten olie. Hij zeide tot hem: Hier hebt gij uw schuldbekentenis, ga vlug zitten en schrijf vijftig. 7 Daarna zeide hij tot de tweede: En hoeveel zijt gij schuldig? Hij zeide: honderd zakken tarwe. Hij zeide tot hem: Hier hebt gij uw schuldbekentenis, schrijf tachtig. 8 En de heer prees de onrechtvaardige rentmeester, dat hij met overleg gehandeld had, want de kinderen dezer wereld gaan ten aanzien van hun geslacht met veel meer overleg te werk dan de kinderen des lichts. 9 En Ik zeg u: Maakt u vrienden met behulp van de onrechtvaardige Mammon, opdat, wanneer deze u ontvalt, men u opneme in de eeuwige tenten. (NBG)

Hier maakt Messias een onderscheid tussen het geloof van hen die tot de uitverkorenen behoren en hen die van de wereld zijn. Er is een zekere mate van argeloosheid bij de kinderen des lichts. De onrechtvaardigen zijn de geroepenen maar niet de uitverkorenen en daarom zijn zij bestemd om te falen. Zij zijn nu niet onder het oordeel en vandaar deze opmerking van Christus.

De uitverkorenen worden ook beproefd in hun rentmeesterschap net als de Levieten en de Farizeeën.

Lukas 16:10-12 10 Wie in zeer weinig getrouw is, is ook in veel getrouw. En wie in zeer weinig onrechtvaardig is, is ook in veel onrechtvaardig. 11 Indien gij dus niet getrouw geweest zijt ten aanzien van de onrechtvaardige Mammon, wie zal u dan het ware goed toevertrouwen? 12 En indien gij niet getrouw geweest zijt ten aanzien van het goed van een ander, wie zal u het onze geven?

Hier was de boodschap dat de Levieten en de Farizeeën niet trouw geweest waren aan de wetten van God. Het gezag over deze wetten werd weggenomen van Juda en zijn leiders. Daarom bespotten zij eerst Messias en vermoordden hem vervolgens.

Lukas 16:13-18 13 Geen slaaf kan twee heren dienen, want hij zal òf de ene haten en de andere liefhebben, òf zich aan de ene hechten en de andere minachten; gij kunt niet God dienen èn Mammon. 14 Dit alles hoorden de Farizeeën, die geldzuchtig waren, en zij hoonden Hem. 15 En Hij zeide tot hen: Gij zijt het, die voor rechtvaardig wilt doorgaan voor de mensen, maar God kent uw harten. Want wat hoog is bij mensen, is een gruwel voor God. 16 De wet en de profeten gaan tot Johannes; sinds die tijd wordt het evangelie gepredikt van het Koninkrijk Gods en ieder dringt zich erin. 17 Gemakkelijker zouden hemel en aarde vergaan, dan dat van de wet één tittel zou vallen. 18 En ieder, die zijn vrouw wegzendt, en een ander trouwt, pleegt echtbreuk; en wie een vrouw, die door haar man weggezonden is, trouwt, pleegt echtbreuk. (NBG)

Hier zien wij het onderscheid tussen de structuur van de wet en de profeten en tussen de verklaring van het Koninkrijk Gods. Juda en de Levitische priesterschap werden verwijderd uit dat Koninkrijk. Alleen afzonderlijke personen werden erin gedrongen.

De Farizeeën hoorden deze woorden van Christus en hoonden hem daarom; daarop gaf hij de gelijkenis van Lazarus. Deze was een gelijkenis over de Gemeente en een profetie over zowel de opwekking van Lazarus als de verhouding tussen Christus en de Gemeente.

Lukas 16:19-21 19 En er was een rijk man, die gekleed ging in purper en fijn linnen en elke dag schitterend feest hield. 20 En er was een bedelaar, Lazarus genaamd, vol zweren, 21 nedergelegd bij zijn voorportaal, die verlangde zijn honger te stillen met wat van de tafel van de rijke afviel; zelfs kwamen de honden zijn zweren likken. (NBG)

Wij moeten niet vergeten dat de Gemeente door de eeuwen heen verschrikkelijk vervolgd is door de Joden in het Midden Oosten, waar zij er ook maar de macht toe hadden. Daarom werden zij in ballingschap gezonden en verstrooid. Zij bekeerden zich niet en zij wilden het niet.

De gelijkenis begint met het thema dat Abraham als middelpunt heeft en gebruikt dan een beeldende symboliek om de afwijkende omstandigheden te verklaren rond de rijke man, die gehecht was aan de onrechtvaardige mammon. Hiernaar is verwezen in de voorgaande gelijkenis. Lazarus wordt hier met name genoemd als het verhaal verder gaat.

Lukas 16:22 22 Het geschiedde, dat de arme stierf en door de engelen gedragen werd in Abrahams schoot. 23 Ook de rijke stierf en hij werd begraven. (NBG)

Het gaat hierbij over de eerste en de tweede opstanding. Lazarus werd gedragen in de schoot van Abraham. De rijke man stierf en werd begraven. De kinderen van Abraham worden in de tekst als de uitverkorenen uitgelegd. Zij zijn Abrahams zaad.

Galaten 3:29 29 Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen. (NBG)

Paulus behandelt deze begrippen in Romeinen vanaf einde hoofdstuk 8 tot hoofdstuk 10.

Romeinen 10:1-9 1 Broeders, de begeerte mijns harten en mijn gebed over hun behoud gaan tot God uit. 2 Want ik getuig van hen, dat zij ijver voor God bezitten, maar zonder verstand. 3 Want onbekend met Gods gerechtigheid en trachtende hun eigen gerechtigheid te doen gelden, hebben zij zich aan de gerechtigheid Gods niet onderworpen. 4 Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid van een ieder, die gelooft. 5 Want Mozes schrijft: De mens, die de gerechtigheid naar de wet doet, zal daardoor leven. 6 Maar de gerechtigheid uit het geloof spreekt aldus: Zeg niet in uw hart: Wie zal ten hemel opklimmen? namelijk om Christus te doen afdalen; 7 of: Wie zal in de afgrond nederdalen? Namelijk om Christus uit de doden te doen opkomen. 8 Maar wat zegt zij? Nabij is het woord, in uw mond en in uw hart, namelijk het woord des geloofs, dat wij prediken. 9 Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden. (NBG)

Hier wordt het verschil duidelijk gemaakt tussen de zonen van Abraham als de uitverkorenen, getypeerd door Lazarus, en zij die volgens afstamming wel van Abraham zijn, maar niet van Israël, en van de mammon en de tweede opstanding.

Lukas 16:23-24 23 En toen hij in het dodenrijk zijn ogen opsloeg onder de pijnigingen, zag hij Abraham van verre en Lazarus in zijn schoot. 24 En hij riep en zeide: Vader Abraham, heb medelijden met mij en zend Lazarus, opdat hij de top van zijn vinger in water dope en mijn tong verkoele, want ik lijd pijn in deze vlam. (NBG)

De tou hade hier is het graf. Dit is de plaats van waaruit de opstanding plaats vindt. Het verhaal toont aan dat het Judaïstische systeem beperkt is tot de tweede opstanding, in het bijzonder vermeld in Openbaring 20. Dit vindt plaats aan het einde van het millennium. Dit is de opstanding van het hele huis Israël, waarnaar in Ezechiël 37:11 verwezen wordt, en dit is een fysieke opstanding.

Lukas 16:25-26 25 Maar Abraham zeide: Kind, herinner u, hoe gij het goede tijdens uw leven hebt ontvangen en insgelijks Lazarus het kwade; nu wordt hij hier vertroost en gij lijdt pijn. 26 En bij dit alles, er is tussen ons en u een onoverkomelijke kloof, opdat zij, die vanhier tot u zouden willen gaan, dit niet zouden kunnen, en zij vandaar niet aan onze kant zouden kunnen komen. (NBG)

Het verhaal verwijst hier ook naar twee andere gelijkenissen. De eerste is die van de schapen en de bokken, waar de volken gegeven wordt overeenkomstig hun behandeling van de uitverkorenen. De tweede is die van de uitverkorenen, die gelouterd worden door het vuur in de vervolging, zoals wij zien uit Openbaring hoofdstuk 1 tot 6. De kloof waarnaar verwezen wordt is de kloof die veroorzaakt wordt door de onmogelijkheid dat vlees en bloed het Koninkrijk Gods kunnen beërven. Juda, onder het Levitische priesterschap, kan nooit het Koninkrijk Gods beërven. Daarom schrijft Paulus dat zij ijver bezitten, maar zonder verstand. Hier komen wij bij de kern van de gelijkenis. Abraham wordt gevraagd om Lazarus naar het huis van zijn vader te zenden, wat natuurlijk Juda is. Het bevestiging hiervan komt uit de mond van Abraham als de sleutel, evenals de vermelding van vijf broeders.

Lukas 16:27-28 27 Doch hij zeide: Dan vraag ik u, vader, dat gij hem naar het huis van mijn vader zendt, want ik heb vijf broeders. 28 Laat hij hen dan ernstig waarschuwen, dat ook zij niet in deze plaats der pijniging komen. (NBG)

De vijf broeders van Juda zijn de zonen van Lea. Zij had zoals wij weten, zeven kinderen (zes zonen en een dochter). Juda’s vijf broeders zijn Ruben, Simeon, Levi, Issakar en Zebulon. Juda, Issakar en Zebulon zijn de drie stammen van de oostelijke afdeling rond de tabernakel en de eerste om op te breken. Zij werden gevolgd door Levi als het priesterschap en dan Ruben, Simeon en Gad van de zuidelijke afdeling en de volgende om op te breken (zie Numeri 10). Ruben had zijn geboorterecht verloren en Simeon was verstrooid vanwege zijn wreedheid. Wij zien dat wij over het volk Israël spreken, dat ook het volk van de Joden bevat. Issakar en Zebulon waren met hen verbonden en in die tijd in het noorden van Israël. De vijf broeders waren gewoon een verwijzing naar de zonen van Lea, die duidelijk Juda zou onderscheiden van zijn halfbroers, die de overige van de stammen vormden.

Lukas 16:29-31 29 Maar Abraham zeide: Zij hebben Mozes en de profeten, naar hen moeten zij luisteren. 30 Doch hij zeide: Neen, vader Abraham, maar indien iemand van de doden tot hen komt, zullen zij zich bekeren. 31 Doch hij zeide tot hem: Indien zij naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen zij ook, indien iemand uit de doden opstaat, zich niet laten gezeggen. (NBG)

Hier zien wij dat Abraham tegen hen zei, dat zij Mozes en de profeten hadden om hen te onderwijzen. De heldere en niet mis te verstane tekst is dat zij niet naar Mozes en de profeten luisterden. Zij waren de wet dan ook aan het verdraaien door de geest van de wet verkeerd uit te leggen. Dit is wat Paulus zei.

Messias legt dan Abraham de vraag in de mond gelegd of het misschien mogelijk zou kunnen zijn dat zij naar iemand, opgestaan uit de doden, zouden luisteren, terwijl zij niet naar de wet luisterden.

De opstanding van Lazarus werd dus gegeven in een gelijkenis en daarna in werkelijkheid uitgevoerd om de macht van God te tonen en de boodschap van Messias in de juiste toepassing van de wet. Christus werd gehoond voor de boodschap. Zij wisten, dat hij tegen de Farizeeën sprak (die later de rabbinale ordening vormden).

Hij deed een wonder en zij haatten hem hierom en beraadslaagden om hem en ook de man die hij opgewekt had, te vermoorden. Zij vermoordden hem en later de uitverkorenen die hem volgden, omdat hij de Zoon van God was.

Deze geschiedenis heeft niets van doen met de ideeën over hemel en hel of de leer van de ziel. Het gaat over het behoud van Juda en hun falen om te luisteren naar de wet van God en het woord van God. Het heeft te maken met hun verdrijving en verstrooiing. Het is een rechtstreekse profetie van Messias van de opwekking van Lazarus, hetgeen een machtig teken was en wonder door hem gedaan om Juda het gevaar te tonen, waarin zij verkeerden.

Zij hebben niet geluisterd, net zoals de meerderheid van het Christendom heden niet luistert.

q