Christen Gemeenten van God

[171]

 

 

 

De opdracht aan de Gemeente [171]

(Uitgave 1.1)

Aan de Gemeente is één opdracht gegeven door Jezus Christus in Matteüs 18:18-20. Een recent verschijnsel, dat nu voorkomt in de Sabbatsvierende Gemeenten Gods, is dat een aanzienlijk aantal mensen, teleurgesteld door de gebeurtenissen in sommige Gemeenten, zich onttrekken aan deze opdracht van Christus en hun toevlucht nemen tot huisgemeenten en geen deel hebben in het werk van de verkondiging van het evangelie aan alle naties. Dit is het verzuimen van de plicht die door Jezus Christus opgelegd is en is precies dezelfde zonde, die Christus veroordeelde voor het begraven van het talent.

 

Christian Churches of God

P.O. Box 369, WODEN ACT 2606, AUSTRALIA

E-mail: secretary@ccg.org

(Copyright ã 1996 Wade Cox)

Dit artikel mag kosteloos gekopieerd en verspreid worden, mits het in zijn geheel weergegeven wordt, zonder veranderingen of weglatingen. De naam van de uitgever en het kopijrecht moeten vermeld zijn. Geen betaling mag verlangd worden van hen die de kopieën ontvangen. Korte aanhalingen zijn toegestaan in recensies en overzichten zonder het kopijrecht te schenden.

Dit artikel is te verkrijgen van het Wereld Wijde Web pagina:
http://www.logon.org and http://www.ccg.org

 

De opdracht aan de Gemeente [171]

Jezus Christus heeft slechts één opdracht aan de Gemeente gegeven:

Matteüs 28:18-20 18 En Jezus, bij hen komende, sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle magt in hemel en op aarde. 19 Gaat dan henen, onderwijst al de volkeren, dezelve doopende in den naam des Vaders, en des Zoons en des Heiligen Geestes; leerende hen onderhouden alles, wat ik u geboden heb. 20 En ziet, ik ben met ulieden als de dagen tot de voleinding der wereld. Amen. (SV)

Deze opdracht is niet een verzoek - het is een bevel. In het woord opdracht zitten de twee woorden van op[nemen] en verder dragen.

Het onderwijs aan de volken bestaat uit de geboden Gods en het getuigenis van Jezus Christus. Dit zijn de geheimenissen Gods, (waarvan wij de rentmeesters zijn), het evangelie van het Koninkrijk der hemelen en van God. De NBG vertaling geeft deze tekst als volgt weer:

Matteüs 28:18-20 18 En Jezus trad naderbij en sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in de hemel en op [de] aarde. 19 Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat ik u bevolen heb. 20 En ik zal met u zijn al de dagen tot aan het einde der wereld. (NBG)

De woorden maakt tot mijn discipelen (NBG) of onderwijst (SV) komt van SGD 3100 mathèteuoo, hetgeen betekent leerling (=discipel) worden en dan overdrachtelijk tot leerling maken of in dienst nemen als volgeling of leerling en zo: leren, onderricht geven of onderwijzen.

De Gemeente, die bestaat uit een lichaam van afzonderlijke mensen, met elkaar de ekklèsia van Gods getrouwen of de uitverkorenen vormend, bestaat uit een groep priesters en koningen. Een ieder heeft de Heilige Geest en een ieder is onderworpen aan het bevel en de opdracht van Christus.

Een vrij recent voorkomend verschijnsel is in de Gemeenten ontstaan, waarbij een aanzienlijk aantal mensen, vele duizenden, zich onttrekt aan de opdracht van Christus en opgegaan is in huisgemeenten en niet meer deel heeft aan de verspreiding van het evangelie aan al de volkeren. Dit is het verzuimen van de plicht die door Jezus Christus is opgelegd en is precies dezelfde zonde, die Christus veroordeelde als het begraven van het talent. De gelijkenis van de talenten is dan ook gericht tot de uitverkorenen en aan niemand anders.

Matteüs 25:14-30 14 Want het is als een mens, die bij zijn vertrek naar het buitenland zijn slaven riep en hun zijn bezit toevertrouwde. 15 En de een gaf hij vijf talenten, een ander twee, een derde één, een ieder naar zijn bekwaamheid, en hij reisde buitenslands. 16 Terstond ging hij, die de vijf talenten ontvangen had, op weg, en hij deed er zaken mede en verdiende er vijf bij. 17 Evenzo verdiende hij, die de twee talenten had, er twee bij. 18 Maar hij, die het ene talent ontvangen had, ging heen en groef een gat in de grond en verborg het geld van zijn heer. 19 En na lange tijd kwam de heer van die slaven en hield afrekening met hen. 20 En die de vijf talenten ontvangen had, trad toe en bracht nog vijf talenten bovendien, zeggende: Heer, vijf talenten hebt gij mij toevertrouwd: zie, ik heb er vijf bijverdiend. 21 Zijn heer zeide tot hem: Wèl gedaan, gij goede en trouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest van uw heer. 22 Die met de twee talenten trad ook toe en zeide: Heer, twee talenten hebt gij mij toevertrouwd; zie, ik heb er twee talenten bijverdiend. 23 Zijn heer zeide tot hem: Wèl gedaan, gij goede en trouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest van uw heer. 24 Nu kwam ook hij, die het ene talent ontvangen had, en zeide: Heer, ik wist van u, dat gij een hard mens zijt, die maait, waar gij niet gezaaid hebt, en die bijeenbrengt van plaatsen, waar gij niet hebt uitgestrooid. 25 En ik was bevreesd en ben heengegaan en heb uw talent in de grond verborgen; hier hebt gij het uwe. 26 En zijn heer antwoordde en zeide tot hem: Gij slechte en luie slaaf, wist gij, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb en bijeenbreng van plaatsen, waar ik niet heb uitgestrooid? 27 Dan hadt gij mijn geld aan de bankiers moeten geven en ik zou bij mijn komst mijn eigendom met rente opgevraagd hebben. 28 Neemt hem dan het talent af en geeft het aan hem, die de tien talenten heeft. 29 Want aan een ieder, die heeft, zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben. Maar wie niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden. 30 En werpt de onnutte slaaf uit in de buitenste duisternis. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars. (NBG)

Aan elk der uitverkorenen zijn talenten gegeven overeenkomstig hun kwaliteiten. Van de uitverkorenen wordt niet meer gevraagd dan zij aankunnen. Hun talenten zijn de rijkdommen en geheimenissen Gods. Deel dezer talenten zijn de tienden van hetgeen hij of zij verdient in overeenstemming met zijn of haar mogelijkheden en inspanningen. Het tienden systeem vormt Gods eerstelingen en behoort niemand toe. De tienden zijn van God. Zij moeten gebruikt worden voor de verspreiding van het geloof. Het tienden systeem is een maat voor berouw van de persoon en zijn bekering tot God (Maleachi 3:7-9; zie het artikel Tienden [161]).

Ieder mens afzonderlijk wordt het inzicht gegeven door de Heilige Geest. De Geest leidt en voert een ieder der uitverkorenen naar de stem van de herder. De Gemeente heeft gedurende de tweeduizend jaar geschiedenis sinds het begin van de bediening door Johannes de Doper ononderbroken het woord Gods verkondigd volgens Gods wet en het getuigenis van Jezus Christus.

Christus heeft beloofd dat hij met de Gemeente zou zijn tot het einde der eeuwen. Dit was in verband met het onderwijs en onderricht aan de discipelen die uit alle naties genomen zouden worden. Racisme hoort dan ook niet thuis in de Gemeente.

Ieder afzonderlijk mens moet zijn gaven, die hij gekregen heeft, uitbuiten. De gaven zijn voor het werk van het lichaam (1Korintiërs 12:4-31). De talenten worden gebruikt in het werk van Jezus Christus. Ieder moet persoonlijk bepalen of het evangelie in waarheid verkondigd wordt en zijn mogelijkheden en inspanningen achter dat werk stellen. Het bevel om alles te onderzoeken is voor iedereen persoonlijk. De bekendmaking van de waarheid en de verkondiging van het evangelie en het getuigenis zijn de test. Wanneer een Gemeente niet de waarheid predikt of niet de gezonde leer brengt, dan moet iedere persoon naar die gaan, die het wèl doet.

Denk er aan dat de Vader voortdurend werkt en Christus ook zonder ophouden. Er is een verscheidenheid in gaven maar door dezelfde Geest. Er zijn verschillende ambten maar het is dezelfde Heer. Er zijn verschillende werkzaamheden maar dezelfde God die in allen werkt (1Korintiërs 12:4-6).

Het bestuur van de Gemeente verschilt van plaats tot plaats en er zijn vele manieren waarop de Gemeente georganiseerd kan zijn. Centralisatie wordt niet als het ideale systeem beschouwd. In feite sluiten de wetten van het tienden systeem centralisatie uit. Het betekent dat een persoon zich niet mag verontschuldigen om deel te nemen in doeltreffende groeperingen en te werken binnen organisaties. Er staat geschreven:

Hebreeën 10:24-25 24 En laten wij op elkander acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken. 25 Wij moeten onze eigen bijeenkomsten niet verzuimen, zoals sommigen gewoon zijn, maar elkander aansporen, en dat des te meer, naarmate gij de dag ziet naderen. (NBG)

Hoeveel te meer is dit nu een opdracht dan toen dit aan de Hebreeën werd gegeven.

Wij moeten allen begrijpen dat wij samen met Christus levend gemaakt worden. Wij worden allen met Christus opgewekt (Efeziërs 2:6). Wij waren allen dood door de zonde. Wij hebben met Satan gewandeld overeenkomstig de loop dezer wereld, die thans werkzaam is in de kinderen der ongehoorzaamheid. Wij werden gedreven door de begeerten van ons vlees en de wil van het vlees, en wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen des toorns (Efeziërs 2:1-3). De gezindheid van het vlees is vijandschap tegen God en Zijn ordening (Romeinen 8:7). God heeft ons opgewekt uit deze dood en ons tot een nieuwe mens gemaakt onder Jezus Christus. Door Christus hebben wij allen toegang tot de Vader in één Geest (Efeziërs 2:18). Wij zijn dan niet langer vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers met de heiligen en huisgenoten Gods. Wij zijn gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus zelf de hoeksteen is van een goed ineensluitend bouwwerk, opgroeiende tot een tempel, heilig in de Here. Wij zijn met hem medegebouwd tot een woonstede Gods door de Geest (Efeziërs 2:18-22).

Efeziërs 2:4-22 5 ons, hoewel wij dood waren door de overtredingen mede levend gemaakt met Christus, - door genade zijt gij behouden - , 6 en heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus. 7 om in de komende eeuwen de overweldigende rijkdom zijner genade te tonen naar (zijn) goedertierenheid over ons in Christus Jezus. 8 Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; 9 niet uit werken, opdat niemand roeme. 10 Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.

11 Bedenkt daarom dat gij, die vroeger heidenen waart naar het vlees, en onbesneden genoemd werdt door de zogenaamde besnijdenis, die werk van mensenhanden aan het vlees is, 12 dat gij te dien tijde zonder Christus waart, uitgesloten van het burgerrecht Israëls en vreemd aan de verbonden der belofte, zonder hoop en zonder God in de wereld. 13 Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus.

14 Want hij is onze vrede, die de twee één heeft gemaakt en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken heeft, 15 doordat Hij in zijn vlees de wet der geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking gesteld heeft, om in zichzelf, vrede makende, de twee tot één nieuwe mens te scheppen, 16 en de twee, tot één lichaam verbonden, weder met God te verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijand gedood heeft. 17 En bij zijn komst heeft hij vrede verkondigd aan u, die veraf waart, en vrede aan hen, die dichtbij waren; 18 want door hem hebben wij beiden in één Geest toegang tot de Vader. 19 Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, 20 gebouwd op het fundament van de apostelen en de profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is. 21 In hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, 22 in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest. (NBG)

Dit is een gave van God. Niemand kan zich beroemen op Gods bouwwerk, dat rust op het fundament van Christus. Wij zijn een heilig priesterschap. Wij zijn een volk van koningen en priesters (Openbaring 5:10). De Gemeente is een koninklijk priesterschap en het lichaam van Christus. Er kan geen organisatie gevestigd worden, die de uitverkorenen tracht te scheiden in twee groepen - in priesters en leken - waar de werking van de Heilige Geest aan de uitverkorenen ontkend wordt en de leden een stem en deelname in de organisatie onthouden wordt. Dit is de leer der Nikolaïeten en Christus zegt dat hij hun leer haat (Openbaring 2:6). Geen enkele Gemeente die deze leer toepast, krijgt de zegen van Jezus Christus. Geen enkel persoon kan ontslagen worden van zijn of haar plichten door de afschaffing van verantwoordelijkheden binnen een dergelijke groep.

Een dergelijke afgedwongen scheiding ontkent het priesterschap van de Gemeente der uitverkorenen en is satanisch. De daaruit voortvloeiende verdeling en luiheid komen voort uit een vleselijke geest. Het volgen van mensen is vleselijk.

Efeziërs 3:3-21 3 dat mij door openbaring het geheimenis bekend gemaakt is, gelijk ik boven in het kort daarvan schreef. 4 Daarnaar kunt gij bij het lezen u een begrip vormen van mijn inzicht in het geheimenis van Christus, 5 dat ten tijde van vroegere geslachten niet bekend is geworden aan de kinderen der mensen, zoals het nu door de Geest geopenbaard is aan de heiligen, zijn apostelen en profeten: 6 (dit geheimenis), dat de heidenen medeërfgenamen zijn, medeleden en medegenoten van de belofte in Jezus Christus door het evangelie, 7 waarvan ik een dienaar geworden ben naar de genadegave Gods, die mij geschonken is naar de werking zijner kracht. 8 Mij, verreweg de geringste van alle heiligen, is deze genade te beurt gevallen, aan de heidenen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus te verkondigen, 9 en in het licht stellen (wat) de bediening van het geheimenis (inhoudt), dat van eeuwen her verborgen is gebleven in God, de Schepper van alle dingen, 10 opdat thans door middel van de Gemeente aan de overheden en machten in de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden, 11 naar het eeuwige voornemen, dat Hij in Christus Jezus, onze Here, heeft uitgevoerd, 12 in wie wij de vrijmoedigheid en de toegang met vertrouwen hebben door het geloof in Hem. 13 Daarom verzoek ik u met aandrang, de moed niet op te geven bij mijn verdrukkingen om uwentwil, want die zijn een eer voor u.

14 Om die reden buig ik mijn knieën voor de Vader, 15 naar Wie alle geslacht in de hemelen en op de aarde genoemd wordt, 16 opdat Hij u geve, naar de rijkdom zijner heerlijkheid, met kracht gesterkt te worden door zijn Geest in de inwendige mens, 17 opdat Christus door het geloof in uw harten woning make. Geworteld en gegrond in liefde, 18 zult gij dan, samen met de heiligen, in staat zijn te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is, 19 en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods.

20 Hem nu, die blijkens de kracht, welke in ons werkt, bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen, 21 Hem zij de heerlijkheid in de Gemeente en in Christus Jezus tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid! Amen. (NBG)

Het werk van iedere groep wordt getoetst en het vuur verbrandt de zwakken en armen in de kennis des geloofs. Daarom worden de Gemeenten en haar dienaren beproefd met vuur. De afvalligen blijven achter als de droesem en Christus gaat verder met hen die zijn stem als herder horen. Geen mens kan zich beroemen op de trouw van de uitverkorenen. Alleen Christus kan dat, maar alleen door de macht van God. Wij zijn alleen aan God getrouw, want Christus is Gods trouw.

Alle leden moeten samenkomen met hen die dezelfde geest delen in de Heilige Geest. Leden moeten werken overeenkomstig Gods wet en de wetten van het land waar zij zijn. Waar de wetten van het land strijdig zijn met Gods wetten, moet de Gemeente vervolging ondergaan door gehoorzaamheid. Iedere groep moet, volgens de regels gesteld in de wet, op juiste wijze rekening en verantwoording afleggen van materiële en financiële zaken. De wet van de tienden verlangt de afdracht van de tienden aan een georganiseerde groep, die herkend wordt door het werk Gods uit te voeren binnen de wet en de getuigenis. De groepen moeten een tiende van de tiende doorsluizen naar het hoofdkwartier van de groep. De groepen moeten handelen om gekweten te worden van de verantwoording die hen opgelegd is door Jezus Christus.

Het is dus duidelijk dat men niet het Koninkrijk der Hemelen kan binnengaan, wanneer men niet bijeenkomt en de opdracht van de Gemeente uitvoert. Paulus zei dat wanneer gij niet werkt zult gij ook niet eten. Het lichaam van Jezus Christus is geordend. Het is opgebouwd om het werk van God te doen. Zij die er deel van uitmaken moeten werken voor het welzijn van de Gemeente en er naar streven om een voorbeeld te zijn, door dag en nacht te werken voor de heerlijkheid van God en de verspreiding van Zijn woord in de wetten en het getuigenis van Jezus Christus. Laat een ieder een voorbeeld van het geloof zijn en een juist bouwwerk dat de toets der tijden kan doorstaan.

2Tessalonicenzen 3:6-15 6 Maar wij bevelen u, broeders, in de naam van de Here Jezus Christus, dat gij u onttrekt aan elke broeder, die zich ongeregeld gedraagt, in strijd met de overlevering, die gij van ons ontvangen hebt. 7 Gij weet immers zelf, hoe ons voorbeeld behoort gevolgd te worden, daar wij bij u niet van de regel afgeweken zijn, 8 noch gegeven brood bij iemand hebben gegeten; maar met moeite en inspanning werkten wij dag en nacht, om niemand van u lastig te vallen; 9 niet, dat wij er geen bevoegdheid toe hebben, maar om ons u tot een voorbeeld ter navolging te stellen. 10 Want ook toen wij bij u waren, bevalen wij u dit: Wil iemand niet werken, dan zal hij ook niet eten. 11 Wij horen namelijk, dat sommigen onder u zich ongeregeld gedragen, door geen werk te verrichten, maar bezig zijn met wat geen werk is; 12 zulke mensen bevelen wij en vermanen hen in de Here Jezus Christus, dat zij rustig bij hun werk blijven en hun eigen brood eten. 13 En gij broeders, wordt niet moede te doen wat goed is. 14 Als iemand niet luistert naar wat wij door onze brief zeggen, tekent hem en gaat niet met hem om, opdat hij beschaamd worde; 15 houdt hem echter niet voor een vijand, maar wijst hem terecht als een broeder. (NBG)

Houdt u verre van hen die hun tijd doorbrengen met nietsdoen. Dus zij die niet voor het geloof werken moeten vermaand worden. Eet niet het brood van een ander zonder te betalen. Dit is al van toepassing op de sociale structuur in een fysieke ordening, maar nog meer in het bijzonder op de geestelijke ordening binnen Gods Gemeente. Voor de weduwen en de oude mensen en de invaliden en blinden moet gezorgd worden. Hij die niet voor de zijnen zorgt, en in het bijzonder voor zijn huisgenoten, heeft zijn geloof verloochend en is erger dan een ongelovige (1Timoteüs 5:8). Een ieder moet echter werken naar zijn eigen gaven en mogelijkheden. Dit gaat niet alleen op voor zijn eigen huis en land maar ook voor de huisgenoten Gods. Hij die niet voor de Gemeente werkt, om het geloof te verkondigen, verloochent het geloof en is erger dan een ongelovige, voor welk nut is een lid, dat dood is of niet functioneert of verdeling veroorzaakt? Het is beter om verwijderd te worden, zodat niet het overige van het lichaam aangetast wordt. Het is beter om een oog of een been te verliezen dan het Koninkrijk Gods niet binnen te gaan (Matteüs 18:1-14). Hoeveel te meer is dit van toepassing op de Geest en het lichaam van Jezus Christus. Wanneer een lid het lichaam aantast, werpt het weg, zodat de andere leden niet lijden.

Matteüs 18:1-14 1 Op dat ogenblik kwamen de discipelen bij Jezus en vroegen: Wie is wel de grootste in het Koninkrijk der hemelen? 2 En hij riep een kind tot zich, plaatste dat in hun midden, 3 en zeide: Voorwaar, ik zeg u, wanneer gij u niet bekeert en wordt als de kinderen, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan. 4 Wie nu zichzelf gering zal achten als dit kind, die is de grootste in het Koninkrijk der hemelen. 5 En een ieder, die zulk een kind ontvangt in mijn naam, ontvangt mij. 6 Maar een ieder, die één dezer kleinen, die in Mij geloven, tot zonde verleidt, het zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was gehangen en hij verzwolgen was in de diepte der zee.

7 Wee de wereld om de verleidingen tot zonde. Want er moeten verleidingen komen, maar wee die mens, door wie de verleiding komt.

8 Indien uw hand of uw voet u tot zonde verleidt, houw hem af en werp hem weg. Het is beter voor u verminkt of kreupel ten leven in te gaan, dan met twee handen of twee voeten in het eeuwige vuur geworpen te worden. 9 En indien uw oog u tot zonde verleidt, ruk het uit en werp het van u. Het is beter voor u met één oog ten leven in te gaan, dan met twee ogen in het hellevuur geworpen te worden.

10 Ziet toe, dat gij niet één dezer kleinen veracht. Want ik zeg u, dat hun engelen in de hemelen voortdurend het aangezicht zien van mijn Vader, die in de hemelen is. 11 [Want de zoon des mensen is gekomen om het verlorene te behouden.]

12 Wat dunkt u? Indien een mens in het bezit is gekomen van honderd schapen en één ervan raakt verdwaald, zal hij dan niet de negenennegentig in de bergen laten en heengaan om het dwalende te zoeken? 13 En gebeurt het, dat hij het vindt, voorwaar, ik zeg u, dat hij zich over dat ene meer verblijdt dan over de negenennegentig, die niet verdwaald waren. 14 Zó bestaat bij uw Vader, Die in de hemelen is, de wil niet, dat één dezer kleinen verloren gaat. (NBG)

De kinderen van het Koninkrijk leren als kinderen. Zij zuigen kennis op en vragen zonder achterdocht en zoeken voortdurend wijsheid. Tracht elkander niet te verleiden maar werkt voor het geloof en voor de stichting van elkander. Weet wat u gelooft en verkondigt het zonder vrees. Onderzoekt alles (1 Tessalonicenzen 5:21), onderzoekt dat wat goed is en behoudt dit (Romeinen 12:2), en bewijst het voor uzelf (2Korintiërs 113:5). Wanneer u uitgedaagd wordt, volgt dan de waarheid. Een bediening die voor loon leert en voor geld zegt dat de Heer in hun midden is (Micha 3:11-12), is erger dan geen. Zij zijn blinde wegwijzers net als de Farizeeën vóór hen (Matteüs 23:16-39). God verstrooit de schapen en eist hen vervolgens op uit de hand van deze valse herders (zie Ezechiël 34). Elk van de uitverkorenen draagt de verantwoordelijkheid om fouten te herstellen en voor de waarheid te werken.

Wanneer een lid niets doet, laat hem niet eten van het werk van een ander. Laat een ieder dag en nacht werken om het Koninkrijk Gods te verkondigen. Op Sabbat werken de priesters voortdurend, en niet alleen op de Sabbat. Wij zijn allen koningen en priesters van de Gemeente Gods. Laten wij allen werken voor het welzijn van allen.

Op zichzelf staande mensen moeten vooral gemeenschap zoeken met een groep, die de waarheid predikt, de hele waarheid en niet alleen die van pas komt. Groepen moeten plaatselijk gevormd worden en een ieder moet trachten met anderen samen te komen in waarheid, om de waarheid te verkondigen en om zulke groepen te vormen. Geen enkel persoon kan zijn heil of verantwoordelijkheid ten opzichte van God overdragen aan de een of andere dienaar of persoon. Geen groep dienaren kan voordoen of zij voor hen handelen of hen vrijspreken in hun verhouding tegenover God.

Een dienaar is leraar en kan alleen zeggen, dat hij leert, wanneer de kennis die hij heeft waar is en meer is dan van degenen, die hij leert. Het doel van de hele bediening moet zijn, dat zij zichzelf overbodig maakt en een deel wordt van een onderwijsteam. Iedere leraar moet het verlangen hebben dat elk van zijn leerlingen hem kan vervangen of precies doet wat hij doet. Pas wanneer een discipel net zoveel weet als zijn leraar, of wanneer hij in staat is om bij te dragen aan het lichaam in kennis, is de leraar werkelijk geslaagd. De Heilige Geest is het middel, waardoor kennis geopenbaard wordt, en zo is het altijd mogelijk dat leerlingen sneller kunnen groeien dan hun leraren, afhankelijk van de verhouding die elk met God heeft door de Heilige Geest. Laat niemand van u zich rabbi of meester noemen, want wij allen hebben één leraar, en Meester, Jezus Christus (Matteüs 23:8, 10). Wij kunnen niemand Vader noemen want wij hebben alleen God als onze Vader (Matteüs 23:9).

Iedereen heeft ook de verantwoordelijkheid om kennis te verzamelen en de waarheid te verspreiden en wel zo snel en zo breed mogelijk. Daar waar de waarheid verkondigd wordt, is Christus aan het werk. Het beoordelen van de activiteiten in een Gemeente naar de afzonderlijke mensen is aanzien des persoons en zonde en wetsovertreding (Jakobus 2:1-10). Een Gemeente, die aanzien des persoons kent onder de mensen of in de verhouding tussen bediening en leken, is niet van God of kan nog langer Gods Gemeente blijven.

De opdracht aan de Gemeente moet voltooid zijn voordat het einde komt. De boodschap van de eerste engel moet gegeven worden gelijktijdig met het werk van Messias in het uitkiezen en verzegelen van de 144.000 (Openbaring 14:1-5). Dit uitkiezen en verzegelen duurt de gehele opeenvolging van de Gemeenten in uitverkiezing en vervolging der heiligen. De boodschap van de tweede engel heeft te doen met de val van het Babylonische systeem, die voorafgaat aan de laatste fasen in het systeem van het beest. De boodschap van de derde engel heeft betrekking op het systeem van het beest en het verbond tegen het merkteken. Dit is zowel een voortdurende profetie als het systeem in de laatste der dagen.

De 144.000 worden uit de wereld genomen tijdens tweeduizend jaar van dit systeem. De meesten van hen worden, en zijn reeds, gemarteld om hun geloof. De meesten der 144.000 zijn reeds uitgekozen, verzegeld, beproefd en dood. Zij wachten op Messias (Wie de 144.000 zijn, wordt uitgelegd in het artikel De oogsten van God, de offers van de Nieuwe Maan en de 144.000 [120]).

Het Babylonische systeem gaat door tot in de laatste der dagen, wanneer het ten val gebracht wordt door het beest dat zich ertegen keert en vanwege de valse religieuze hoer vernietigt ( Openbaring 19:10). Deze hoer wordt vernietigd en de tweede engel kondigt deze vernietiging aan als Gods wil. Deze aankondiging leidt dus tot de vernietiging (Openbaring 18:1-24). Deze religieuze hoer is schuldig aan het bloed der profeten en heiligen (Openbaring 18:24). De val gebeurt precies vóór het bruiloftsmaal des Lams (Openbaring 19:7). De heiligen zijn voor dit maal gekleed in smetteloos fijn linnen, wat hun rechtvaardige daden zijn (Openbaring 19:8).

Het getuigenis van Jezus is de geest der profetie (Openbaring 19:10). De heiligen zijn zij die Gods geboden bewaren en het getuigenis van Jezus hebben (Openbaring 12:17; of geloof 14:12). De uitverkorenen bewaren de geest der profetie, die het geloof is. De hoop van de uitverkorenen ligt in Gods profetieën. Zij verwachten de vervulling van deze profetieën.

Dus voordat de uiteindelijke vernietiging van het systeem van het beest kan plaats vinden, moet er een voortdurend proces zijn van onderwijs om de uitverkorenen te maken tot discipelen, die voorbestemd zijn om geroepen te worden in het lichaam van Christus ( Romeinen 8:29-30).

Er moet dus een heel nauwkeurig omschreven werk gedaan worden. De uitverkorenen moeten samen werken en indien nodig hun geloof met hun leven betalen.

Het is duidelijk dat het misbruik, dat binnen de Gemeenten Gods in de twintigste eeuw geweest is, bij sommige mensen de gedachte gewekt heeft, dat zij zich niet meer moesten hergroeperen en samenwerken, omdat zij niet langer organisaties vertrouwen. Dat is onzin. Dat is hetzelfde als de Heilige Geest niet toe te vertrouwen om de uitverkorenen te leiden. Een ieder wordt beproefd in zijn geloof om zijn vertrouwen te testen, en de meesten werden te licht bevonden. Het is heel eenvoudig: kijk gewoon naar hen, die beweren te handelen in de naam van Jezus Christus. Organisaties die het burgerrecht in het lichaam van de Gemeente loochenen, zijn niet toerekeningsvatbaar en loochenen de leer van het priesterschap der uitverkorenen. De uitverkorenen kunnen en moeten zich organiseren in constitutionele groepen, die samenwerken in een wettelijk raamwerk met rekening en verantwoording van gelijkgestemde broeders. Gelijkgestemd betekent niet gedachteloze, onderdanige instemming of berusting.

Geen lid van het lichaam van Christus kan voorbereid worden op Gods Koninkrijk zonder oefening in rede en nemen van beslissingen in de kracht van de Heilige Geest. Iedereen moet zo volledig mogelijk voorbereid worden om leiding te kunnen geven. Iedere groep moet zo sterk en zo onafhankelijk zijn als maar mogelijk is om afval en vervolging te kunnen doorstaan. Iedere Gemeente moet zo hecht mogelijk zijn om zich te verzekeren van een algehele bestuurlijke doelmatigheid en wisselwerking. De leer komt van een samenhangende bron, kundig ondersteund door een hechte groep gelovigen, die door de Geest geleid worden. Wisselwerking is onmisbaar. Organisaties, die de beslissingsbevoegdheid aan de algehele groepen onthouden, zijn onverantwoordelijk en nodigen uit tot rampspoed en misbruik. Het onbelemmerde gebruik van macht door de bediening is anti- Christus. De volken voeren heerschappij over elkaar. Zo zal het niet bij ons zijn (Markus 10:42-44).

Markus 10:42-44 42 En Jezus riep hen tot zich en zeide tot hen: Gij weet, dat zij, die regeerders der volken heten, heerschappij over hen voeren, en hun rijksgroten oefenen macht over hen. 43 Zó is het echter onder u niet. 44 Maar wie groot wil worden onder u, zal uw dienaar zijn; en wie onder u de eerste wil zijn, zal aller slaaf zijn. (NBG)

Dus de leiders moeten allen dienen en de hoogste is slaaf van hen allen. Er kan geen onderscheid zijn in het lichaam der uitverkorenen, dat de kracht door de Heilige Geest loochent of verleent aan wie dan ook.

Iedereen moet ook er zeker van zijn dat hij zodanig handelt binnen de groep, dat hij begrijpelijke kennis verwerft en toegang tot informatie, dat zij voort kunnen gaan onder vervolgingen. De afhankelijkheid van een centraal geregelde bediening draagt het zaad van de eigen vernietiging in zich. Bundelen van de bronnen is noodzakelijk voor de totstandkoming van materiaal en boodschappen van hoge kwaliteit. Goed rentmeesterschap is belangrijk. Persoonlijke wisselwerking is belangrijk. Wisselwerking van groepen is belangrijk. Organisatie is daarom onvermijdelijk. Zij die zeggen, dat zij niet bij elkaar behoeven te komen, voeren niet de opdracht uit, die aan de Gemeente gegeven is. Een enkel persoon kan geen Gemeente zijn. Alleen een groep van gelijkgestemde mensen, aaneen verbonden in de Heilige Geest kan een Gemeente Gods zijn. Alleen een Gemeente, die zo is, en één die werkzaam is, leeft en zal het Koninkrijk Gods binnengaan in de eerste opstanding. Wanneer uw groep geen gezonde open leer heeft, ga dan naar een groep die het wel heeft.

Het is ook moeilijk om uit te leggen waarom mensen niet bij elkaar komen, wanneer zij dezelfde leer aanhangen. Gedoopte leden, die niet in zonde verkeren, zijn gehouden bij elkaar te komen. Dit nalaten is zelfrechtvaardiging en zonde.

Er is nog zoveel werk te doen, voordat het onmogelijk wordt, dat iemand nog het werk kan doen. Wij moeten ons allemaal afvragen:

Een ieder van ons, die niet actief is, niet bij elkaar komt, en niet aan het Pascha deel heeft, zal niet in de eerste opstanding in het Koninkrijk zijn.

Handel nu! Werk voor het geloof onder degenen, die zich bekommeren om de waarheid en de geboden Gods. Vraag wat u kunt doen voor het geloof, niet wat het geloof voor u doen kan.

q