Christen Gemeenten van God
No. 270
De boodschappen van Openbaring 14 [270]
(Uitgave 1.0)
De boodschappen van de vier engelen van Openbaring 14 zijn belangrijk voorafgaand aan de komst van de Messias. Zij zijn van grote betekenis voor de boodschap, de richting en de specifieke taak van de Gemeente in het laatst der dagen.
Christian Churches of God
P.O. Box 369, WODEN ACT 2606, AUSTRALIA
E-mail:
secretary@ccg.org(Copyright ã 1998 Wade Cox)
Dit artikel mag kosteloos gekopieerd en verspreid worden, mits het in zijn geheel weergegeven wordt, zonder veranderingen of weglatingen. De naam van de uitgever en het kopijrecht moeten vermeld zijn. Geen betaling mag verlangd worden van hen die de kopieën ontvangen. Korte aanhalingen zijn toegestaan in recensies en overzichten zonder het kopijrecht te schenden.
Dit artikel is te verkrijgen van het Wereld Wijde Web pagina:
De boodschappen van Openbaring 14 [270]
Openbaring 14 heeft vier duidelijke boodschappen, die betrekking hebben op de komst van de Messias en de activiteiten van de Gemeente onder de leiding van God, door Jezus Christus en de geestelijke dienstknechten, die God hem gegeven heeft.
De vijfde boodschap gaat over de gramschap Gods bij Zijn wederkomst.
Het eerste deel gaat over de 144.000 die op de berg Sion verschijnen.
Openbaring 14:1-7 1 En ik zag en zie, het Lam stond op de berg Sion en met Hem honderdvierenveertigduizend, op wier voorhoofden zijn naam en de naam zijns Vaders geschreven stonden. 2 En ik hoorde een stem uit de hemel als de stem van vele wateren en als de stem van zware donder. En de stem, die ik hoorde, was als van citerspelers, spelende op hun citers; 3 en zij zongen een nieuw gezang voor de troon en voor de vier dieren en de oudsten; en niemand kon het gezang leren dan de honderdvierenveertigduizend, de losgekochten van de aarde. 4 Dezen zijn het, die zich niet met vrouwen hebben bevlekt, want zij zijn maagdelijk. Dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat. Dezen zijn gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en het Lam. 5 En in hun mond is geen leugen gevonden; zij zijn onberispelijk. 6 En ik zag een andere engel vliegen in het midden des hemels en hij had een eeuwig evangelie, om dat te verkondigen aan hen, die op de aarde gezeten zijn en aan alle volk en stam en taal en natie; 7 en hij zeide met luider stem: Vreest God en geeft Hem eer, want de ure van zijn oordeel is gekomen, en aanbidt Hem, die de hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft. (NBG51)
Deze boodschap is tweevoudig. Zij verwijst naar de 144.000 die uitgenomen zijn en aan Messias gegeven en deze staan met hem op de berg Sion. Op het eerste gezicht lijkt het alsof zij allen tegelijk met hem zijn, en dat dit tijdstip verwijst naar de eindtijd in Jeruzalem. Het tijdsbestek heeft echter betrekking op het tijdsverloop dat begint in de profetie in Jesaja 61:1-2 in het jaar 27 CE en het eindigt bij de tweede komst van Messias.
Jesaja 61:1-2 1 De Geest des Heren Heren is op mij, omdat de Here mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der gevangenis; 2 om uit te roepen een jaar van het welbehagen des Heren en een dag der wrake van onze God; om alle treurenden te troosten, (NBG51)
Uit de tekst zien wij dat dit genoemd wordt een jaar van het welbehagen des Heren, hetgeen een verwijzing is naar het Jubeljaar. De profetie werd feitelijk vervuld in het jaar 27 CE na de verzoeking in de woestijn, die volgde op de doop van Christus.
Lukas 4:16-21 16 En hij kwam te Nazaret, waar Hij opgevoed was, en Hij ging volgens zijn gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor te lezen. 17 En Hem werd het boek van de profeet Jesaja ter hand gesteld en toen Hij het boek geopend had, vond Hij de plaats, waar geschreven is: 18 De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden 19 om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des Heren. 20 Daarna sloot Hij het boek, gaf het aan de dienaar terug en ging zitten. 21 En de ogen van allen in de synagoge waren op Hem gericht. En Hij begon tot hen te zeggen: Heden is dit schriftwoord voor uw oren vervuld. (NBG51)
In deze tekst verwees hij ook naar Jesaja 58:6, wat een samenstelling was van twee teksten.
Op dit moment verklaarde hij ook, ter vervulling van de profetie, het Jubeljaar. Deze tekst over het aangename jaar des Heren is een directe verwijzing naar het Jubeljaar. (zie Leviticus 25:8-17). Er is in deze teksten ook het vraagstuk van het Oordeel, die doorgaat naar de teksten van Openbaring 16:7; 18:10, 19:2.
Wij hebben gezien dat het stelsel van Jubeljaren uit de Schriften ook in twee oudtestamentische teksten gevonden kan worden. De eerste is in Ezechiël 1:1, waarvan het dertiende jaar geplaatst is als het vijfde jaar van Jojakin's ballingschap. Deze tekst is een beetje verwarrend omdat wij te maken hebben met een maand Adar 2 en daarom kan het jaar makkelijk fout gekozen worden.
De tweede verwijzing wordt gevonden in het lezen van de wet bij Ezra en Nehemia. Om de tekst en het tijdbestek op de juiste wijze te begrijpen, moet de geschiedenis van de herbouw van de tempel begrepen worden en het lezen van de wet in het juiste jaar. Deze hele zaak wordt onderzocht in de artikelen: Het teken van Jona en de geschiedenis van de herbouw van de tempel [13]; De betekenis van Ezechiël's visioen [108]; en het lezen van de Wet bij Ezra en Nehemia [250].
Deze tijden werden toen in verband gebracht met het jaar 27 CE en tonen inderdaad aan dat dit een Jubeljaar was en Christus de profetie van Jesaja 61 vervulde.
Echter de tekst van Openbaring 14:7 verwijst naar een gedeelte van Jesaja, dat Christus niet aanhaalde en betrekking heeft op de eindtijd. Om de bewoordingen en gebeurtenissen van de tekst te begrijpen moeten we zien naar hetgeen Christus zei, en de Oudtestamentische teksten, waaruit hij zijn voorbeelden haalde.
Lukas 4:22-30 22 En allen betuigden hun instemming met Hem en verwonderden zich over de woorden van genade, die van zijn lippen kwamen en zij zeiden: Is dit niet de zoon van Jozef? 23 En Hij zeide tot hen: Gij zult ongetwijfeld deze spreuk tot Mij zeggen: Geneesheer, genees Uzelf! Doe alle dingen, waarvan wij gehoord hebben, dat zij te Kafarnaum geschied zijn, ook hier, in uw vaderstad. 24 Doch Hij zeide: Voorwaar, Ik zeg u, geen profeet is aangenaam in zijn vaderstad. 25 Doch Ik zeg u naar waarheid, er waren vele weduwen in de dagen van Elia in Israël, toen de hemel drie jaren en zes maanden lang gesloten bleef en er grote hongersnood was over het gehele land, 26 en tot geen van haar werd Elia gezonden, doch wel naar Sarepta, bij Sidon, tot een vrouw, die weduwe was. 27 En er waren vele melaatsen in Israël ten tijde van de profeet Elisa, en geen van hen werd gereinigd, doch wel Naäman de Syriër. 28 En allen in de synagoge werden met toorn vervuld, toen zij dit hoorden. 29 Zij stonden op en wierpen Hem de stad uit en voerden Hem tot aan de rand van de berg, waarop hun stad gebouwd was, om Hem van de steilte te storten. 30 Maar Hij ging midden tussen hen door en vertrok. (NBG51)
Zij waren boos omdat met deze twee voorbeelden lieten zien dat Christus verklaarde, dat het heil voor de heidenen was. Beide voorbeelden verwijzen, zoals wij zullen zien, naar de Gemeente. Het eerste voorbeeld verwijst naar de vrouw uit Sidon, die gezegend werd door Elia. Het tweede verwijst naar de melaatse Naäman de Arameeër, die door Elisa genezen werd uit geloof.
2 Koningen 5:1-7 1 Naäman, de legeroverste van de koning van Aram, was zeer gezien bij zijn heer en stond in hoge gunst, want door hem had de Here een overwinning aan Aram geschonken. Maar deze man, een krijgsheld, was melaats. 2 De Arameeërs nu waren eens in benden uitgetrokken en hadden een jong meisje uit het land van Israël gevangen meegevoerd; zij was in dienst van Naämans vrouw. 3 En zij zeide tot haar meesteres: Och, was mijn heer maar bij de profeet in Samaria, dan zou deze hem wel van zijn melaatsheid verlossen. 4 Toen kwam hij en deelde het aan zijn heer mee: Zo en zo heeft het meisje uit het land van Israël gesproken. 5 De koning van Aram zeide: Welaan, ga heen, ik wil een brief aan de koning van Israël zenden. Zo ging hij heen en nam met zich mee tien talenten zilver, zesduizend sikkels goud en tien bovenklederen. 6 Hij bracht aan de koning van Israël de brief, waarin geschreven stond: Nu dan, zodra deze brief u bereikt, zie, ik zend mijn dienaar Naäman tot u, opdat gij hem verlost van zijn melaatsheid. 7 Zodra de koning van Israël de brief gelezen had, scheurde hij zijn klederen en zeide: Ben ik God, om te kunnen doden en levend maken, dat deze man een boodschap tot mij zendt om een man van zijn melaatsheid te verlossen? Voorzeker, let op, ziet: hij zoekt een voorwendsel tegen mij. (NBG51)
Er was in die tijd weinig geloof in Israël en de koning beschouwde, dat dit door Aram gebruikt werd als een voorwendsel voor oorlog
2 Koningen 5:8-12 8 Zodra Elisa, de man Gods, gehoord had, dat de koning van Israël zijn klederen gescheurd had, zond hij tot de koning de boodschap: Waarom hebt gij uw klederen gescheurd? Laat hij toch tot mij komen, opdat hij wete, dat er een profeet in Israël is. 9 En Naäman kwam met zijn paarden en met zijn wagens en hield stil bij de ingang van het huis van Elisa. 10 Elisa zond een bode tot hem met de opdracht: Ga heen en baad u zevenmaal in de Jordaan, dan zal uw lichaam weer gezond worden en gij zult rein zijn. 11 Toen werd Naäman toornig en ging heen, terwijl hij zeide: Zie, ik dacht bij mijzelf: hij zal zeker naar buiten komen en daar gaan staan en de naam van de Here, zijn God, aanroepen en zijn hand over de plek heen en weer bewegen en zo de melaatsheid wegnemen. 12 Zijn de Abana en de Parpar, de rivieren van Damascus, niet beter dan alle wateren van Israël? Zou ik mij daarin niet kunnen baden en rein worden? Daarop wendde hij zich om en ging heen in grimmigheid. (NBG51)
De meeste mensen beschouwen zichzelf belangrijker dan anderen en eenvoudige zaken beneden hun waardigheid. Naäman verwachtte een dramatische uitdaging, omdat hij zijn kwaal op deze wijze zag. De oplossing voor het reinigen van alle mensen was eenvoudig, en lag in de helende wateren van Israël in de doop van de Geest van God door Messias.
2 Koningen 5:13-19 13 Toen traden echter zijn dienaren nader, spraken hem aan en zeiden: Mijn vader, had de profeet u iets moeilijks opgedragen, zoudt gij dat dan niet doen? Hoeveel te meer, nu hij tot u gezegd heeft: Baad u en gij zult rein worden? 14 Dus daalde hij af en dompelde zich zevenmaal onder in de Jordaan, naar het woord van de man Gods; en zijn lichaam werd weer gezond als het lichaam van een kleine jongen, en hij was rein. 15 Daarop keerde hij terug tot de man Gods, hijzelf met zijn gehele gevolg; en bij hem gekomen, ging hij voor hem staan en zeide: Zie, nu weet ik, dat er op de gehele aarde geen God is behalve in Israël. Neem dan een geschenk aan van uw dienaar. 16 Maar hij zeide: Zo waar de Here leeft, in wiens dienst ik sta, ik neem niets aan. En, hoewel hij bij hem aandrong, dat hij iets zou aannemen, bleef hij weigeren. 17 Toen zeide Naäman: Indien dan niet, laat aan uw knecht een last aarde geven zoveel als een span muildieren kan dragen. Want uw knecht zal geen brandoffer of slachtoffer meer brengen aan andere goden dan aan de Here. 18 Maar moge de Here dit aan uw knecht vergeven: wanneer mijn heer in de tempel van Rimmon komt om zich aldaar neer te buigen, terwijl hij op mijn arm leunt, zodat ik mij in de tempel van Rimmon moet neerbuigen; als ik mij dan neerbuig in de tempel van Rimmon, moge de Here deze zaak aan uw knecht vergeven. 19 En hij zeide tot hem: Ga in vrede. (NBG51)
Velen van ons, als slaven van de ordening van deze wereld, worden vaak in omstandigheden gebracht, waar wij niet uit eigen vrije wil zouden zijn.
2Koningen 5:20-27 Toen hij een eindweegs van hem was weggegaan, 20 dacht Gechazi, de knecht van Elisa, de man Gods: Zie, daar heeft mijn heer deze Arameeër Naäman ontzien door niets van hem aan te nemen van wat hij had meegebracht! Zo waar de Here leeft, ik snel hem achterna en neem iets van hem aan. 21 Dus ging Gechazi Naäman achterna. Toen Naäman zag, dat iemand hem achterna snelde, sprong hij van de wagen af hem tegemoet en zeide: Is het wel? 22 En hij antwoordde: Ja. Mijn heer heeft mij gezonden met deze boodschap: Zie zojuist zijn twee jonge mannen uit de profeten tot mij gekomen van het gebergte Efraïm. Geef hun toch een talent zilver en twee bovenklederen. 23 En Naäman zeide: Wees zo goed en neem twee talenten. En hij drong bij hem aan. Daarop liet hij twee talenten zilver in twee buidels pakken, benevens twee bovenklederen en gaf die aan twee van zijn knechten, die ze voor hem uit droegen. 24 Toen hij bij de heuvel gekomen was, nam hij ze van hen over, borg ze op in huis en liet die mannen heengaan. En zij gingen heen. 25 Nadat hij binnengekomen was en voor zijn heer was gaan staan, vroeg Elisa hem: Vanwaar Gechazi? En hij antwoordde: Uw knecht is nergens heen geweest. 26 Maar hij zeide tot hem: Ben ik in de geest niet meegegaan, toen die man zich omkeerde van zijn wagen af u tegemoet? Was het de tijd om dat zilver aan te nemen of om klederen aan te nemen of olijfbomen en wijngaarden, schapen en runderen, slaven en slavinnen? 27 Daarom zal de melaatsheid van Naäman u en uw nakomelingen aankleven, voor altoos. Toen ging hij van hem weg, melaats als sneeuw. (NBG51)
Gechazi werd gestraft omdat hij een voordeel wilde verkrijgen uit hetgeen als een parel van onschatbare waarde gegeven was. Hij kreeg hiervoor de ziekte van de man, die genezen was. Simon de tovenaar probeerde ook winst te behalen uit de kracht van de Heilige Geest, zoals deze aan de Gemeente gegeven was, en hij werd verwijderd. Het nieuwe priesterschap neemt de plaats in van het oude.
Het verhaal van Naäman verwijst naar het behoud van de heidenen onder de Gemeente. De onderdompeling van zeven maal verwijst naar de kracht van de doop onder de zeven Gemeenten en de zeven Geesten van God. Het feit dat Naäman aarde mee naar huis nam, zodat hij iets van Israël en de Heilige Berg zou hebben, waarop hij zou kunnen bidden, verwijst naar het begrip van de verstrooiing en Sion, wat het recht wordt van de heidenen in de verstrooiing, door het geloof, als de Tempel van God. Om deze tekst juist te begrijpen en zodoende de tekst in Openbaring 14:1 e.v. moeten wij naar Hebreeën 12:1-29 gaan.
Hebreeën 12:1-29 1 Daarom dan, laten ook wij, nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die voor ons ligt. 2 Laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke voor Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods. 3 Vestigt uw aandacht dan op Hem, die zulk een tegenspraak van de zondaren tegen Zich heeft verdragen, opdat gij niet door matheid van ziel verslapt.
4
Gij hebt nog niet ten bloede toe weerstand geboden in uw worsteling tegen de zonde, 5 en gij hebt de vermaning vergeten, die tot u als tot zonen spreekt: Mijn zoon, acht de tuchtiging des Heren niet gering, en verslap niet, als gij door Hem bestraft wordt, 6 want wie Hij liefheeft, tuchtigt de Here, en Hij kastijdt iedere zoon, die Hij aanneemt. 7 Als tuchtiging hebt gij dit te dragen: God behandelt u als zonen. Want is er wel een zoon, die door zijn vader niet getuchtigd wordt? 8 Blijft gij echter vrij van de tuchtiging, welke allen ondergaan hebben, dan zijt gij bastaards, en geen zonen. 9 Voorts, de tuchtiging van onze vaders naar het vlees hebben wij ondergaan en wij zagen tegen hen op; zullen wij ons dan niet nog veel meer onderwerpen aan de Vader der geesten, en leven? 10 Want zij hebben ons voor luttele dagen naar hun beste weten getuchtigd, maar Hij doet het tot ons nut, opdat wij deel verkrijgen aan zijn heiligheid. 11 Want alle tucht schijnt op het ogenblik zelf geen vreugde, maar smart te brengen, doch later brengt zij hun, die erdoor geoefend zijn, een vreedzame vrucht, die bestaat in gerechtigheid.12
Heft dan de slappe handen op en strekt de knikkende knieën, 13 en maakt een recht spoor met uw voeten, opdat hetgeen kreupel is niet uit het lid gerake, doch veeleer geneze. 14 Jaagt naar vrede met allen en naar de heiliging, zonder welke niemand de Here zal zien. 15 Ziet daarbij toe, dat niemand verachtere van de genade Gods, dat er geen bittere wortel opschiete en verwarring stichte, en daardoor zeer velen zouden besmet worden. 16 Laat niemand een hoereerder zijn, of onverschillig als Esau, die voor een spijze zijn eerstgeboorterecht verkocht. 17 Want gij weet, dat hij later, toen hij toch de zegen wilde erven, afgewezen werd, want toen vond hij geen plaats voor berouw, hoewel hij het onder tranen zocht. 18 Want gij zijt niet genaderd tot een tastbaar en brandend vuur, tot donkerheid, duisternis en stormwind, 19 tot het geklank van een bazuin en tot het geluid van een stem, bij het horen waarvan zij verzochten, dat niet verder tot hen gesproken werd; 20 want zij konden dit bevel niet dragen: Zelfs als een dier de berg aanraakt, zal het worden gestenigd. 21 En zo ontzaglijk was het verschijnsel, dat Mozes zeide: Ik ben enkel vreze en beving. 22 Maar gij zijt genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en tot tienduizendtallen van engelen, 23 en tot een feestelijke en plechtige vergadering van eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten der rechtvaardigen, die de voleinding bereikt hebben, 24 en tot Jezus, de middelaar van een nieuw verbond, en tot het bloed der besprenging, dat krachtiger spreekt dan Abel. 25 Ziet dan toe, dat gij Hem, die spreekt, niet afwijst. Want als genen niet ontkomen zijn, toen zij Hem afwezen, die zijn godsspraak op aarde deed horen, hoeveel te minder wij, als wij ons afwenden van Hem, die uit de hemelen spreekt. 26 Toen heeft zijn stem de aarde doen wankelen, doch thans heeft Hij een belofte gegeven, zeggende: Nog eenmaal zal Ik niet slechts de aarde, maar ook de hemel doen beven. 27 Dit: nog eenmaal, doelt op een verandering der wankele dingen als van iets, dat slechts geschapen is, opdat blijve, wat niet wankel is.28
Laten wij derhalve, omdat wij een onwankelbaar koninkrijk ontvangen, dankbaar zijn en hierdoor God vereren op een Hem welbehagelijke wijze met eerbied en ontzag, 29 want onze God is een verterend vuur. (NBG51)Vanaf vers 22 zien wij dat vanaf de bekering en vanaf de Gemeente van de eerste eeuw, de heidenen gebracht werden naar de Berg en de Stad van God. Daarom werden zij geplaatst binnen de Stad en op de Heilige Berg vanaf de tijd van hun bekering. De berg is een geestelijk bouwwerk waarop de uitverkorenen staan, gedurende de tweeduizend jaren van hun verkiezing. De 144.000 vormen de kern van het leiderschap. De 144.000 bestaan uit de raad van 72 (overeenkomstig de Hebdomekonta[duo] van de tekst van Lukas 10:1, 17). Dit waren de tweeënzeventig van de raad. Het Sanhedrin van Israël werd vervangen door het Sanhedrin van de Gemeente vanaf hun wijding door Christus, en in de kracht van de Heilige Geest vanaf Pinksteren. Zij hadden macht over demonen sinds hun wijding. Vanaf Pinksteren hadden de zonen van Skevas, als zonen van de Hogepriester, helemaal geen macht meer met betrekking tot de gevallen heerscharen. (Handelingen 19:14 e.v.)
Deze 72 vertegenwoordigen de hogere offers van het profetische jaar als 52 Sabbatten, Nieuwe Manen en Feest offers, alsmede het Beweegoffer.
De grote menigte van Openbaring 7:9 e.v. wordt vertegenwoordigd door het dagelijkse offer, maar niemand kan deze menigte tellen.
De boodschappen van Openbaring 14 zijn de verantwoordelijkheid van de 144.000. De boodschappen aan de 144.000 gegeven, hebben betrekking op de zeven tijdperken van de zeven Gemeenten, beschreven in Openbaring 2 en 3. De tweeduizend jaar omvatten de veertig Jubeljaren van 27 CE tot 2027 CE.
De boodschap van de eerste engel is het eeuwige evangelie en die over deze tijd gegeven werd tot aan het einde. Aan het einde wordt het laatste stuk van de Boodschap van Jesaja 61:1-2 gegeven.
Openbaring 14:1-7 1 En ik zag en zie, het Lam stond op de berg Sion en met Hem honderdvierenveertigduizend, op wier voorhoofden zijn naam en de naam zijns Vaders geschreven stonden. 2 En ik hoorde een stem uit de hemel als de stem van vele wateren en als de stem van zware donder. En de stem, die ik hoorde, was als van citerspelers, spelende op hun citers; 3 en zij zongen een nieuw gezang voor de troon en voor de vier dieren en de oudsten; en niemand kon het gezang leren dan de honderdvierenveertigduizend, de losgekochten van de aarde. 4 Dezen zijn het, die zich niet met vrouwen hebben bevlekt, want zij zijn maagdelijk. Dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat. Dezen zijn gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en het Lam. 5 En in hun mond is geen leugen gevonden; zij zijn onberispelijk. 6 En ik zag een andere engel vliegen in het midden des hemels en hij had een eeuwig evangelie, om dat te verkondigen aan hen, die op de aarde gezeten zijn en aan alle volk en stam en taal en natie; 7 en hij zeide met luider stem: Vreest God en geeft Hem eer, want de ure van zijn oordeel is gekomen, en aanbidt Hem, die de hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft. (NBG51)
De profetie werd uitgesproken door Messias en stopte bij Jesaja 61:2, halverwege de tekst, omdat het einde van deze profetie plaats vindt aan het einde der tijden.
Jesaja 61:2-7 2 om uit te roepen een jaar van het welbehagen des Heren en een dag der wrake van onze God; om alle treurenden te troosten, 3 om over de treurenden van Sion te beschikken, dat men hun geve hoofdsieraad in plaats van as, vreugdeolie in plaats van rouw, een lofgewaad in plaats van een kwijnende geest. En men zal hen noemen: Terebinten der gerechtigheid, een planting des Heren, tot zijn verheerlijking. 4 Zij zullen de overoude puinhopen herbouwen, het verwoeste uit vroeger tijd doen herrijzen en de steden vernieuwen, die in puin liggen, die verwoest hebben gelegen van geslacht op geslacht. 5 Vreemden zullen gereed staan om voor u de kudden te weiden, vreemdelingen zullen uw akkerlieden en uw wijngaardeniers zijn; 6 maar gij zult priesters des Heren heten, dienaars van onze God genoemd worden; gij zult het vermogen der volken genieten en u op hun heerlijkheid beroemen. 7 In plaats van uw schande gewordt u dubbele vergoeding en in plaats van smaad zullen zij jubelen over hun deel; zo zullen zij dan in hun land dubbele vergoeding verkrijgen, blijvende vreugde zal hun geworden. (NBG51)
Om deze volgorde te begrijpen, moeten wij naar de boodschap van de Tweede Engel gaan.
Deel II
De Boodschap van de Tweede Engel
De Boodschap van de Tweede Engel volgt op de Boodschap van de Eerste Engel. Het is een gevolg van de juiste uitvoering van de Boodschap van de Eerste Engel, zodat de Tweede Engel in staat is om deze met zeker succes te geven. Na het verzegelen van de laatsten van de 144.000 kan de aarde schade toegebracht worden.
Het volledige verhaal van hoe dit zal gebeuren, wordt in andere teksten in Openbaring en elders weergegeven.
Het gehele Babylonische systeem zal in de laatste dagen ten val gebracht worden voordat het einde gekomen is.
Openbaring 14:8 8 En een andere, een tweede engel, volgde, zeggende: Gevallen, gevallen is het grote Babylon, dat van de wijn van de hartstocht zijner hoererij al de volkeren heeft doen drinken. (NBG51)
Dit is de grote hoer die op de naties zit en genoemd wordt in Openbaring 17. Zij wordt vernietigd door een bondgenootschap van tien koningen, die macht zullen ontvangen voor één uur met het beest, in het laatst der dagen (Openbaring 17:12-18).
Dit profetische uur is een zeer korte tijdsspanne. Het zou letterlijk het vierentwintigste deel van een profetische jaar-dag kunnen zijn; dat is twee weken. Of het kan een periode van minder dan een jaar zijn. Het is echter een korte tijdsperiode, wanneer al deze profetieën en machten bij elkaar komen. De vernietigende kracht van deze systemen is ongelofelijk. Gelet op de schade die gedaan is in de Tweede Wereldoorlog in zes jaar, wat zou deze in een kernoorlog van een jaar zijn.
Om te begrijpen, wat er staat te gebeuren, moeten wij naar de geschiedenis van Gideon gaan. Gideon stond tegenover het systeem van Baäl en hij was een beeldenstormer, evenals het systeem in het laatst der dagen zal zijn.
Richteren 6:32-40 32 En men gaf hem op die dag de naam Jerubbaäl, daar men zeide: Baäl strijde met hem, nu hij diens altaar afgebroken heeft. 33 Geheel Midjan nu en Amalek en de stammen van het Oosten hadden zich met elkander verenigd; zij waren overgestoken en hadden zich gelegerd in de vlakte van Jizreël. 34 Toen vervulde de Geest des Heren Gideon: hij blies op de hoorn, en de Abiezrieten werden opgeroepen om hem te volgen. 35 Ook zond hij boden uit door geheel Manasse, en ook dat werd opgeroepen om hem te volgen. Ook zond hij boden uit door Aser, Zebulon en Naftali, en dezen trokken op om zich bij hen aan te sluiten. 36 Toen zeide Gideon tot God: Indien Gij door mijn hand Israël wilt verlossen, zoals Gij gezegd hebt, 37 zie, ik leg een vlies wol op de dorsvloer; wanneer er alleen op het vlies dauw zal zijn, maar het gehele land droog blijft, dan zal ik weten, dat Gij door mijn hand Israël verlossen wilt, zoals Gij gezegd hebt. 38 En zo geschiedde het; de volgende morgen stond hij vroeg op en wrong het vlies uit; hij perste dauw uit het vlies, een schaal vol water. 39 Toen zeide Gideon tot God: Uw toorn ontbrande niet tegen mij, moge ik nog slechts ditmaal spreken; laat mij nog eenmaal met het vlies een proef nemen; laat nu alleen het vlies droog blijven, maar op het gehele land zij dauw. 40 En God deed alzo in die nacht; alleen het vlies was droog, maar op het gehele land was dauw. (NBG51)
Gideon, of Jerubbaäl, haalde het altaar van Baäl omver en hem werd het gebod gegeven om de wil van God te beproeven of te testen.
Met de legerscharen verzamelde hij ook die van Aser en Zebulon en Naftali. Dit verwijst ook naar het laatst der dagen en de rol van deze stammen in dit proces. Uit deze stammen werden degenen gekozen die door God gebruikt zouden worden.
Richteren 7:1-8 1 En Jerubbaäl (dat is Gideon) stond in de vroegte op met al het volk dat bij hem was, en zij legerden zich bij de bron Charod; de legerplaats van Midjan lag ten noorden van hem, gezien van de heuvel More, in de vlakte. 2 En de Here zeide tot Gideon: Er is te veel krijgsvolk bij u dan dat Ik Midjan in hun macht zou geven; anders zou Israël zich tegen Mij kunnen beroemen, zeggende: mijn eigen hand heeft mij verlost. 3 Nu dan, roep ten aanhoren van het volk: wie bang is en beeft, kere terug en sluipe weg van het gebergte Gilead. Toen keerden er twee-entwintigduizend van het krijgsvolk terug en er bleven tienduizend over. 4 Maar de Here zeide tot Gideon: Nog is er te veel krijgsvolk; doe het afdalen naar het water, dan zal Ik hen daar voor u schiften. Ieder van wie Ik u zeggen zal: deze zal met u gaan, die zal met u gaan, maar ieder van wie Ik u zeggen zal: deze zal niet met u gaan, die zal niet gaan. 5 Toen deed Gideon het volk afdalen naar het water, en de Here zeide tot hem: Al wie met zijn tong het water opslurpt als een hond, die zult gij afzonderen van al degenen, die op hun knieën gaan liggen om te drinken. 6 Het getal nu van hen die slurpten met de hand aan de mond, bedroeg driehonderd man, maar al het overige volk ging op de knieën liggen om water te drinken. 7 Toen zeide de Here tot Gideon: Door de driehonderd mannen, die geslurpt hebben, zal Ik u verlossen: Ik zal Midjan in uw macht geven; maar al het overige volk kan heengaan, ieder naar zijn woonplaats. 8 Daarop namen zij de teerkost en de horens van dit volk met zich mee; en alle mannen van Israël liet hij heengaan, ieder naar zijn tent, maar die driehonderd mannen hield hij bij zich. De legerplaats nu van Midjan lag beneden hem in de vlakte. (NBG51)
Deze grote menigte werd verkleind tot een kleinere groep. Dit werd gedaan zodat de overwinning zou zijn niet door kracht noch door geweld, maar door mijn Geest! Zegt de Here der heerscharen (Zacharia 4:6)
De test werd gedaan om het vermogen tot onderscheid door de Heilige Geest te kunnen zien. De wateren beelden de kracht uit van de Heilige Geest, die van God komt, door Jezus Christus. De manier waarop zij het namen, was verschillend, wat een aanwijzing was van de kennis van de Ene Waarachtige God en Jezus Christus, die Hij gezonden had (Johannes 17:3).
De drie afdelingen werden gevormd uit een kleinere groep, die gevormd was uit een grotere groep, zodat niet allen van Israël geroepen waren. Degenen die opkwamen voor de strijd werden geroepen. Tweeëndertigduizend werden geroepen voor de strijd en in overeenstemming met de wet van Deuteronomium 20 gingen zij die bang waren naar huis. Tienduizend bleven er nu over. Aan deze werd de drinkproef gegeven. Slechts driehonderd bleven er over.
De overmacht was eerst hier 4 op 1. Deze werd toen groter van 13 tegen 1, en tenslotte werd het 450 tegen 1.
De uiteindelijke overmacht was precies even groot als die van de priesters van Baäl aan de tafel van Izebel, onder hun systeem, waarbij Elia alleen tegenover hen stond. (1 Koningen 18:19). Elia stond nog ook tegenover de vierhonderd profeten van de Asjera. De overmacht is echter belangrijk, omdat de grote hoer in het laatst der dagen omvergeworpen moet worden.
Deze geest van Elia loopt door de hele ordening van Gods Gemeente heen, in haar strijd tegen de valse godsdienstige ordening, twee duizend jaar lang. Alleen in het laatst der dagen zal de Gemeente overwinnen, en dan nog helemaal niet op eigen kracht.
Richteren 7:9-14 9 In die nacht zeide de Here tot hem: Sta op, val de legerplaats binnen, want Ik heb die in uw macht gegeven. 10 Indien gij echter bevreesd zijt om die binnen te vallen, daal dan met uw dienaar Pura af naar de legerplaats; 11 dan zult gij horen wat zij zeggen; daarna zullen uw handen gesterkt worden en zult gij de legerplaats binnenvallen. Toen daalde hij met zijn dienaar Pura af tot aan de voorposten van de strijdmacht in de legerplaats. 12 Midjan nu en Amalek en al de stammen van het Oosten lagen in de vlakte, talrijk als sprinkhanen, en hun kamelen waren ontelbaar, talrijk als het zand aan de oever der zee. 13 Toen Gideon aankwam, vertelde juist een man een droom aan zijn makker en zeide: Ik heb een droom gehad; zie, een gerstebroodkoek rolde de legerplaats van Midjan binnen, kwam tot aan de tent, stootte die om, zodat ze neerviel, en keerde ze onderstboven, en daar lag de tent. 14 Toen antwoordde zijn makker en zeide: Dit is niet anders dan het zwaard van Gideon, de zoon van Joas, de Israëliet; God heeft Midjan en de gehele legerplaats in zijn macht gegeven. (NBG51)
Deze profetie werd door God gegeven in de handen van de vijand en zij raakten er hevig door ontsteld. Gideon hoorde het, zodat hij bemoedigd zou worden, terwijl de vijand ontmoedigd werd.
Richteren 7:15-23 15 Zodra Gideon het verhaal van de droom en de uitlegging daarvan gehoord had, boog hij zich in aanbidding neder; daarop keerde hij terug naar de legerplaats van Israël en zeide: Staat op, want de Here heeft de legerplaats van Midjan in uw macht gegeven. 16 Toen verdeelde hij de driehonderd man in drie groepen en gaf hun allen horens en ledige kruiken in de hand met fakkels binnen in de kruiken. 17 En hij zeide tot hen: Gij moet op mij letten en doen als ik. Zie, wanneer ik aan de buitenrand van de legerplaats gekomen ben, doet dan als ik: 18 wanneer ik op de hoorn blaas met allen die bij mij zijn, dan moet ook gij op de horens blazen rondom de gehele legerplaats, en roepen: Voor de Here en voor Gideon! 19 Gideon nu en de honderd mannen die bij hem waren, kwamen aan de buitenrand van de legerplaats bij het begin van de middelste nachtwake, toen men juist de wachtposten had uitgezet. Toen bliezen zij op de horens, terwijl zij de kruiken stuksloegen, die zij in de hand hadden. 20 Zo bliezen de drie groepen op de horens, braken de kruiken stuk en hielden in de linkerhand de fakkels en in de rechterhand de horens om te blazen en riepen: Het zwaard van de Here en van Gideon! 21 Daarbij bleven zij staan, ieder op zijn plaats, rondom de legerplaats, maar het gehele leger ging op de loop en vluchtte al schreeuwend. 22 Terwijl nu de driehonderd op de horens bliezen, richtte de Here in de gehele legerplaats het zwaard van de een tegen de ander, en het leger vluchtte tot Bet-hassitta, in de richting van Serera tot aan de oever van Abel-mechola boven Tabbat. 23 Toen werden de mannen van Israël bijeengeroepen uit Naftali en uit Aser en uit geheel Manasse en zij achtervolgden Midjan. (NBG51)
Met driehonderd mannen zorgvuldig opgesteld in drie afdelingen, wist hij een verrassingselement te verkrijgen. Onder dekking van de nacht bracht God vrees in hun harten en deed hen elkander afslachten.
Toen Efraïm als groep geroepen werd om met hen af te rekenen, waren zij verontwaardigd dat zij aanvankelijk buiten de strijd gelaten waren. Een andere profetie geeft echter aan dat Dan/Efraïm ook deel uitmaakt van deze activiteit van de waarschuwing aan het eind der dagen (Jeremia 4:15) (zie ook het artikel De waarschuwing van het laatst der dagen [44]).
Richteren 7:24-25 24 Ook zond Gideon boden uit in het gehele gebergte van Efraïm met de boodschap: Daalt af de Midjanieten tegemoet, en snijdt hun tot aan Bet-bara de overtocht af over het water, over de Jordaan. Toen werden alle mannen van Efraïm bijeengeroepen en sneden hun tot aan Bet-bara de overtocht af over het water, over de Jordaan, 25 en zij namen twee vorsten van Midjan gevangen, Oreb en Zeëb. Oreb doodden zij op de rots Oreb en Zeëb doodden zij in de perskuip Zeëb; en zij vervolgden Midjan; de hoofden van Oreb en Zeëb brachten zij Gideon aan de overzijde van de Jordaan. (NBG51)
Dus de ordening van Baäl in het laatst der dagen wordt omvergeworpen. Maar wie zijn de priesters in het laatst der dagen? Het is gemakkelijk dit te vinden in de Bijbelse teksten.
Het zijn priesters met zwarte soutanes. Het is duizenden jaren lang hun uniform geweest.
Zephanja 1:4 4 Ik zal mijn hand uitstrekken tegen Juda en tegen alle inwoners van Jeruzalem, en Ik zal uit deze plaats uitroeien het overblijfsel van Baal en de naam der afgodsdienaren met de priesters, (NBG51)
Wie waren deze afgodendienaren? Het wordt duidelijker in de Statenvertaling.
Zephanja 1:4 4 En Ik zal Mijn hand uitstrekken tegen Juda, en tegen alle inwoners van Jeruzalem; en Ik zal uit deze plaats uitroeien het overblijfsel van Baal, en den naam der Chemarim met de priesters; (SVV)
Wie zijn deze Chemarim? Het woord is onvertaald gebleven in de Statenvertaling, terwijl de NBG het woord weergeeft als afgodsdienaren, terwijl het letterlijk betekent, priesters, die in het zwart gekleed gaan, met zwarte soutanes. De vertalers van de Statenvertaling maakten allen deel uit van dit in het zwart geklede priesterschap en zij hebben daarom bewust het woord onvertaald gelaten. Bullinger geeft een aantekening hierover in de Companion Bible. De tekst in Hosea 10:3-5 werd in de Statenvertaling ook onvertaald gelaten, evenals de tekst in 2Koningen 23:5.
Hosea 10:3-5 3 Want nu zullen zij zeggen: Wij hebben geen koning; want wij hebben den HEERE niet gevreesd; wat zou ons dan een koning doen? 4 Zij hebben woorden gesproken, valselijk zwerende in het verbond maken; daarom zal het oordeel als een vergiftig kruid groenen, op de voren der velden. 5 De inwoners van Samaria zullen verschrikt zijn over het kalf van Beth-aven; want zijn volk zal over hetzelve treuren, mitsgaders zijn Chemarim (die zich over hetzelve verheugden), over zijn heerlijkheid, omdat zij van hetzelve is weggevaren. (SVV)
Hier worden met Chemarim weer de priesters, die in het zwart gekleed zijn, bedoeld. In de NBG is dit vertaald met afgodsdienaars. Met deze bewoording werden altijd de priesters van Baäl bedoeld, aangezien zij alleen de zwarte soutanes droegen.
2 Koningen 23:5 5 Daartoe schafte hij de Chemarim af, die de koningen van Juda gesteld hadden, opdat men roken zou op de hoogten, in de steden van Juda, en rondom Jeruzalem, mitsgaders, die voor Baal, de zon, en de maan, en de andere planeten, en al het heir des hemels rookten (SVV)
Hier hebben de vertalers weer bewust het oorspronkelijke woord laten staan. De NBG vertalers gebruiken weer het woord afgodendienaars, ook al weer om de feiten te verdoezelen. De priesters van de Enige Waarachtige Eloah God droegen nooit een zwarte soutane. Zij waren altijd in het wit gekleed.
De priesters met de zwarte soutanes hebben altijd getracht om Jeruzalem te beheersen vanaf het ogenblijk dat David de stad binnen trok en zij trachten het vandaag nog steeds.
In het laatst der dagen zullen de priesters met de zwarte soutanes van de hoer vernietigd worden, en verwijderd worden van het aangezicht van de aarde, voordat de ordening van Messias begint, en de vernietiging zal door de ordening van het beest plaats vinden, dat de hoer getracht heeft te beheersen.
Het is de taak van de Gemeente om de Boodschap van de Eerste Engel te verkondigen en deze ordening aan de kaak te stellen in het laatst der dagen in de Boodschap van de Tweede Engel (zie Openbaring 17 en 18).
De Boodschap van de Derde Engel
Openbaring 14:9-13 9 En een andere engel, een derde, volgde hen, zeggende met luider stem: Indien iemand het beest en zijn beeld aanbidt en het merkteken op zijn voorhoofd of op zijn hand ontvangt, 10 die zal ook drinken van de wijn van Gods gramschap, die ongemengd is toebereid in de beker van zijn toorn; en hij zal gepijnigd worden met vuur en zwavel ten aanschouwen van de heilige engelen en van het Lam. 11 En de rook van hun pijniging stijgt op in alle eeuwigheden, en zij hebben geen rust, dag en nacht, die het beest en zijn beeld aanbidden, en al wie het merkteken van zijn naam ontvangt. 12 Hier blijkt de volharding der heiligen, die de geboden Gods en het geloof in Jezus bewaren. 13 En ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: Schrijf, zalig de doden, die in de Here sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, dat zij rusten van hun moeiten, want hun werken volgen hen na. (NBG51)
Het is hier de duidelijke bedoeling dat het beest een ordening zal opzetten, die een duidelijk onderscheid zal maken tussen God en Zijn ordening, en de satanische ordening van het beest. Het overgrote deel van de wereld zal blijkbaar de laatste ordening volgen.
De volharding van de heiligen wordt genoemd, en de kenmerkende tekenen van de heiligen zijn de geboden van God en het geloof van Jezus Christus. Christus' geloof was dat hij zijn leven niet lief had tot in de dood. Aldus worden ook de uitverkorenen vervolgd in het laatst der dagen. Deze laatste daad van het rijk van het beest zal een dramatisch wereldomvattende gebeurtenis zijn.
Openbaring 14:14-20 14 En ik zag en zie, een witte wolk, en op de wolk iemand gezeten als eens mensen zoon met een gouden kroon op zijn hoofd en een scherpe sikkel in zijn hand. 15 En een andere engel kwam uit de tempel en riep met luider stem tot Hem, die op de wolk gezeten was: Zend uw sikkel uit en maai, want de ure om te maaien is gekomen, want de oogst der aarde is geheel rijp geworden. 16 En Hij, die op de wolk gezeten was, zond zijn sikkel uit op de aarde, en de aarde werd gemaaid.
17
En een andere engel kwam uit de tempel, die in de hemel is, ook hij met een scherpe sikkel. 18 En een andere engel kwam uit het altaar; deze had macht over het vuur en hij riep met luider stem tot hem, die de scherpe sikkel had, zeggende: Zend uw scherpe sikkel uit en oogst de trossen van de wijngaard der aarde, want zijn druiven zijn rijp. 19 En de engel wierp zijn sikkel op de aarde en oogstte van de wijngaard der aarde en wierp het in de grote persbak van de gramschap Gods. 20 En de persbak werd getreden buiten de stad, en er kwam bloed uit de persbak tot aan de tomen der paarden, zestienhonderd stadiën ver. (NBG51)Deze twee gebeurtenissen tonen het oogsten aan van de Zoon des Mensen, wat de laatste oogst is, gevolgd door de oogst van de persbak van de gramschap van God.
Er zijn twee verschillende gebeurtenissen onder de twee verschillende boodschappen en wezens. Zij staan onder het bevel van God, die zoals hier aangegeven staan, twee specifiek aan tijd verbonden gebeurtenissen, die door twee boodschappers op verschillende tijden worden gebracht.
Dus het systeem in het laatst der dagen wordt ontvouwd, door de viervoudige opvolging, die de geheimenissen van God voltooit.
De Boodschap van de Eerste Engel is het eeuwige Evangelie en het verandert als zodanig niet, en is nog dezelfde sinds Christus en de Apostelen. Daarom kan het niet het gevestigde Christendom zijn, omdat deze hele ordening gebaseerd is op syncretische of vernieuwende leerstellingen van de Concilies en de Synodes der Kerken.
De Boodschap van de Tweede Engel werpt de Babylonische ordening omver. Die boodschap rust op het laatste werk van het eeuwige Evangelie in de Boodschap van de Eerste Engel.
De Boodschap van de Derde Engel geeft een waarschuwing voor en aan de ordening van het Beest, die de hoer vernietigt.
De Boodschappen van de Vierde en de Vijfde Engel
De Boodschap van de Vierde Engel bestaat uit twee delen, waarvan het eerste deel de oogst is van de Zoon des Mensen
Het tweede deel of de Boodschap van de Vijfde Engel is de perskuip van de gramschap van God.
Met deze vijf opeenvolgende gebeurtenissen zal het Millennium beginnen voor de 1000 jarige regering van Christus.
q